Einde inhoudsopgave
Wet havenstaatcontrole
Artikel 11a
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Bronpublicatie:
23-12-2010, Stb. 2010, 880 (uitgifte: 30-12-2010, kamerstukken: 32441)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2010, 881 (uitgifte: 30-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Onze Minister neemt een besluit als bedoeld in artikel 11, tweede lid, indien:
- a.
de derde aanhouding, bedoeld in artikel 11, eerste lid, plaatsvindt in een haven,
- b.
de aanhouding, bedoeld in artikel 11, derde lid, plaatsvindt in een haven, of
- c.
de aanhouding, bedoeld in artikel 11, vierde lid, onder b, plaatsvindt in een haven, waarbij tevens wordt meegedeeld dat de weigering van toegang van het schip tot alle havens van de lidstaten permanent is.
2.
Onze Minister trekt het besluit, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, in indien een periode van drie maanden is verstreken na de bekendmaking van dit besluit en wordt voldaan aan de punten 3 tot en met 9 van bijlage VIII van de richtlijn.
3.
Bij een tweede weigering van toegang bedraagt de periode, bedoeld in het tweede lid, twaalf maanden.
4.
Onze Minister trekt het besluit, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b in na het verstrijken van een periode van 24 maanden, indien binnen deze periode:
- a.
het schip vaart onder de vlag van een staat met een aanhoudingsgraad die niet onder de in het eerste lid bedoelde zwarte of grijze lijst valt,
- b.
de wettelijk voorgeschreven certificaten en de classificatiecertificaten van het schip zijn afgegeven door een organisatie of organisaties die is, onderscheidenlijk zijn, erkend op grond van verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (PbEU L 131),
- c.
het schip wordt geëxploiteerd door een rederij die goed presteert als bedoeld in bijlage I, deel I.1, van de richtlijn, en
- d.
aan de voorwaarden van bijlage VIII, punten 3 tot en met 9 van de richtlijn, is voldaan.
5.
Onze Minister maakt het besluit, bedoeld in het eerste lid, bekend aan de kapitein van het schip, de verantwoordelijke rederij en de vlaggenstaat en doet een afschrift toekomen aan de in punt 2 van bijlage VIII van de richtlijn genoemde organisaties.
6.
Onze Minister stelt de in punten 10 en 11 van bijlage VIII van de richtlijn genoemde organisaties schriftelijk in kennis van het in het tweede en vierde lid bedoelde besluit.