HR, 01-06-2012, nr. 11/03947
ECLI:NL:HR:2012:BW7214
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-06-2012
- Zaaknummer
11/03947
- Conclusie
mr J. Spier
- LJN
BW7214
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verzekeringsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BW7214, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑06‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BW7214
ECLI:NL:HR:2012:BW7214, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑06‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW7214
- Vindplaatsen
Conclusie 01‑06‑2012
mr J. Spier
Partij(en)
11/03947
mr J. Spier
Zitting 9 maart 2012 (bij vervroeging)
Conclusie inzake
[Eiser]
tegen
Allianz Versicherungs AG
- 1.
[Eiser] heeft tijdig cassatieberoep ingesteld. Tegen Allianz is verstek verleend.
- 2.
Allianz heeft een kampeerwagen verzekerd tegen diefstal. Nadat deze is gestolen, heeft de verzekerde aanspraak gemaakt op uitkering. Allianz beweert deze te hebben verricht; [eiser] heeft dat bestreden.
- 3.
Het Hof heeft de grief dat niet is komen vast te staan dat de schade is vergoed "nu Allianz geen betalingsbewijs heeft overgelegd" van tafel geveegd omdat 1) de diefstal en 2) het verzoek om uitkering vaststaan, terwijl "zonder nadere toelichting, die ontbreekt, (...) geen reden [valt] te bedenken waarom Allianz niet tot uitkering van de schadepenningen zou zijn overgegaan" (rov. 5.2 en 5.3).
- 4.
Het middel bestrijdt het onder 3 weergegeven oordeel. Het strekt ten betoge dat [eiser] zowel de betaling als het door Allianz genoemde bedrag heeft bestreden. Ik begrijp deze klacht aldus dat a) niet valt in te zien wat [eiser] meer had moeten (en kunnen) stellen en b) dat Allianz tekort is geschoten in haar verweer nu zij geen betalingsbewijs heeft overgelegd.
- 5.
Allianz heeft zich in de mva niet verwaardigd om inhoudelijk in te gaan op deze kwestie. Zij vond het kennelijk een bespottelijke gedachte dat ze een betalingsbewijs zou moeten overleggen. Het Hof lijkt diezelfde mening te zijn toegedaan, mogelijk omdat het de (vele) verweren van [eiser] als (even zovele) chicanes aanmerkte, al maakt het daar beleefdheidshalve geen melding van.
- 6.1.
Het Hof kan worden toegegeven dat zeker niet onaannemelijk is dat Allianz het gevorderde bedrag heeft betaald. Maar ik kan geen goede reden bedenken waarom zij niet een betalingsbewijs had kunnen overleggen nu daarom expliciet is gevraagd. Daarbij valt, voor zover nodig, te bedenken dat vele verzekeraars in voorkomende gevallen zeer wantrouwig zijn jegens verzekerden, soms nogal vergaande onderzoeken, die de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen raken, laten instellen en betrokkene het hemd van het lijf vragen. Zeker tegen die achtergrond bezien, had het op haar weg gelegen om de gevraagde informatie te verschaffen.
- 6.2.
Maar ook los daarvan: [eiser] heeft het recht om te vragen om een betalingsbewijs.
- 7.
Inderdaad valt niet in te zien wat [eiser] meer had kunnen stellen.
- 8.
Kort en goed: het middel slaagt. Afhankelijk van de vraag of in de visie van Uw Raad Allianz na verwijzing alsnog het gevraagde betalingsbewijs in geding kan brengen, moet de zaak worden verwezen dan wel kan deze door Uw Raad worden afgedaan door afwijzing van de vordering. Zelf zou ik denken dat dit laatste het meest aangewezen is om de onder 6.1 genoemde reden.
Conclusie
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en van het vonnis in prima en tot afwijzing van de vordering van Allianz.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal
Uitspraak 01‑06‑2012
Inhoudsindicatie
Duits verzekeringsrecht. Verhaal door verzekeraar van uitgekeerd bedrag op grond van onrechtmatig handelen door koper van gestolen auto. Nederlands procesrecht; ten onrechte voorbijgaan aan betwisting stelling dat bedrag aan verzekerde is uitgekeerd.
Partij(en)
1 juni 2012
Eerste Kamer
11/03947
DV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
ALLIANZ VERSICHERUNGS AG,
gevestigd te München, Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Allianz.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
- a.
de vonnissen in de zaak 142854/HA ZA 06-1072 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 november 2007;
- b.
het arrest in de zaak HD 103.006.023 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 mei 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Allianz is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en van het vonnis in prima en tot afwijzing van de vordering van Allianz.
3. Beoordeling van het middel
3.1
In cassatie kan, voor zover van belang, van het volgende worden uitgegaan. In maart 2000 is in Duitsland een nieuwe kampeerwagen gestolen, die door de eigenaar verzekerd was bij Allianz. [Eiser] heeft kort nadien, medio 2000, in Duitsland een vrijwel nieuwe kampeerwagen gekocht. In het voorjaar van 2003 heeft hij deze doorverkocht aan zijn zoon, die hem vervolgens bij inruil heeft verkocht aan een bedrijf in België. Toen de klant aan wie dit bedrijf de wagen op zijn beurt had doorverkocht, deze wilde invoeren in België, bleek bij onderzoek door de douane dit de gestolen wagen te zijn.
3.2.1
Allianz vordert in deze procedure van [eiser] het bedrag dat zij, naar zij stelt, aan haar verzekerde heeft uitgekeerd in verband met de hiervoor genoemde diefstal, zijnde € 34.877,87, vermeerderd met rente en kosten. Daartoe heeft Allianz gesteld dat zij op grond van de - door Duits dwingend recht voorgeschreven - verzekeringsvoorwaarden eigenares is geworden van de wagen, doordat zij de schade van haar verzekerde heeft vergoed, en dat [eiser], naar het toepasselijke Duitse recht, onrechtmatig heeft gehandeld door haar kampeerwagen in zijn bezit te hebben en deze te verhandelen.
3.2.2
De rechtbank heeft geoordeeld dat op de vordering van Allianz inderdaad Duits recht van toepassing is.
De rechtbank heeft mede in verband daarmee de vordering gegrond geoordeeld en, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, toegewezen. Daarbij heeft zij de betwisting door [eiser] gepasseerd van de stelling van Allianz dat zij de schade van haar verzekerde heeft vergoed.
3.2.3
In hoger beroep is [eiser] niet opgekomen tegen het oordeel dat Duits recht van toepassing is en dat naar Duits recht een vordering zoals hier door Allianz is ingesteld, toewijsbaar is, zodat dit in hoger beroep uitgangspunt vormde. Wel heeft [eiser] onder andere een grief aangevoerd tegen het passeren van zijn betwisting van de stelling van Allianz dat zij de schade van haar verzekerde heeft vergoed. In dat verband heeft [eiser] aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat de gestelde schade überhaupt is vergoed, nu, kort gezegd, Allianz geen betalingsbewijs of enig ander bewijsstuk heeft overgelegd waaruit dit blijkt.
3.2.4
Het hof heeft het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd. Genoemde grief van [eiser] heeft het hof verworpen met de overweging, kort gezegd, dat voldoende aannemelijk is dat de verzekerde van Allianz jegens deze aanspraak heeft gemaakt op uitkering en dat "zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen reden valt te bedenken waarom Allianz niet tot uitkering van de schadepenningen zou zijn overgegaan" (rov. 5.3).
3.3.1
Het middel keert tegen de verwerping door het hof van genoemde grief. Het klaagt dat het hof heeft miskend dat Allianz haar stelling dat zij de schade van haar verzekerde heeft vergoed, op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt, ook niet door desgevraagd een betalingsbewijs in het geding te brengen, zodat het hof niet aan de betwisting door [eiser] van die stelling voorbij kon gaan.
3.3.2
Het hof heeft kennelijk naar maatstaven van Nederlands procesrecht geoordeeld dat de stelling van Allianz dat zij de schade van haar verzekerde heeft vergoed, voldoende aannemelijk is geworden. De tegen dit oordeel gerichte klacht van het middel slaagt. Nu Allianz genoemde stelling inderdaad in het geheel niet aannemelijk heeft gemaakt, kon het hof niet aan de betwisting door [eiser] voorbijgegaan. Het enkele feit dat, zoals het hof overweegt, voldoende aannemelijk is dat de verzekerde jegens Allianz aanspraak heeft gemaakt op uitkering en dat geen reden valt te bedenken waarom Allianz niet tot uitkering van de schadepenningen zou zijn overgegaan, is in dit verband niet voldoende. Daaruit volgt immers nog niet dat die uitkering ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 mei 2011;
verwijst de zaak ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof te Arnhem;
veroordeelt Allianz in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 465,99 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, M.A. Loth en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 1 juni 2012.