Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.3.1
3.3.1 De uitvinding van de rechten van de mens
mr. A.J.P. Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P. Schild
- JCDI
JCDI:ADS388869:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Declaration of Independence (1776): “We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable Rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness.”
De verklaring dat mensenrechten als ‘self evident’ kunnen worden beschouwd geldt niet voor alle rechten die het EHRM thans begrepen acht in het EVRM. Zo onderscheidt Vande Lanotte (Haeck & Vande Lanotte 2005, deel 1, p. 9) vier verschillende soorten mensenrechten: burgerlijke rechten, politieke rechten, economische sociale en culturele rechten en collectieve rechten. Het zijn met name die burgerlijke rechten met hun wortels in de Franse revolutie – die het individu beschermen tegen staatsinmenging – waarvan kan worden betoogd dat ze als evident kunnen worden beschouwd.
“The notions of bodily integrity and empathetic selfhood have histories not unlike those of human rights, to which they are intimately related”, Hunt 2007, p. 30.
Hunt 2007, p. 26, die voorts schrijft: “Human rights are difficult to pin down because their definition, indeed their very existence, depends on emotions as much as on reason. The claim of self evidence relies on an emotional appeal; it is convincing if it strikes a chord within each person. Moreover, we are most certain that a human right is at issue when we feel horrified by its violation.”
Jean-Jacques Rousseau (1761).
In het voorgaande is gebleken dat het positieve recht het resultaat is van een historisch proces. Wettelijke regels komen tot stand in een wisselwerking tussen instituties en het rechtsbewustzijn van mensen. Het rechtsbewustzijn van mensen ontwikkelt zich in een voortdurende dialoog met de culturele omgevingen waarin mensen zich bevinden.
Geldt het voorgaande ook voor de ontwikkeling in het denken over grondrechten? In de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring werden mensenrechten als self-evident aangemerkt.1 In de klassieke oudheid – de bakermat van de Westerse beschaving – kende men geen ‘mensenrechten’. Als mensenrechten self-evident zijn, dan roept dat de vraag op waarom zowel in het verleden als heden mensen zo verschillend denken over de aard en omvang van mensenrechten.2 Hoe valt dat te verklaren?
Lynn Hunt beschrijft in haar boek Inventing Human Rights hoe het denken over mensrechten tot leven kwam in de aanloop naar de Franse Revolutie in de loop van de 18e eeuw. Hunt legt een verband tussen sociaal-culturele ontwikkelingen die in die periode plaatsvonden en de ontwikkeling in het denken over mensenrechten. Hunt wijst imagined empathy aan als de bron van de idee dat alle mensen bepaalde minimumrechten toekomen.3 Het empathische vermogen in de samenleving groeide in deze periode. Katalyserend in dit proces is onder meer de zich ontwikkelende leescultuur geweest, zo betoogt Hunt. De middenklasse in Frankrijk – een relatief kleine, maar politiek niet onbelangrijke groep – was begonnen op grote schaal romans te lezen. Deze groep kreeg aldus toegang tot nieuwe ideeën. Boeken en geschriften maakten een nieuw perspectief op de wereld mogelijk.
Deze sociaal-culturele veranderingen leidden tot een toenemend besef dat bijvoorbeeld de lichamelijke integriteit van anderen gerespecteerd diende te worden. Hunt wijst daarbij op de ophef die het Traité sur la Tolérance à l’occasion de la mort de Jean Calas veroorzaakte. In dit pamflet beschreef Voltaire de executie van Jean Calas. Jean Calas was ten onrechte beschuldigd van de moord op zijn zoon. Calas werd publiekelijk ter dood gebracht op het rad. De nauwkeurige beschrijving van zijn terechtstelling was huiveringwekkend om te lezen en veroorzaakte een storm van protest.
Mensenrechten ontwikkelden zich als reactie op toestanden in de maatschappij waarvan men begon in te zien dat die fundamenteel onjuist waren. Dat inzicht dringt zich aan ons op, zo betoogt Hunt, wanneer wij even onze dagelijkse beslommeringen vergeten en het leed dat een ander wordt aangedaan tot ons laten doordringen. Het lezen van het verslag over de wijze waarop iemand op het rad ter dood wordt gebracht is een ervaring die de lezer zowel geestelijk als fysiek schokt.4 De lezer voelt dat hier een grens van beschaving wordt overschreden.
Geschriften die verslag doen van misstanden verrijken de ‘ervaring’ van mensen en kunnen zo bijdragen aan een bewustwordingsproces binnen een samenleving. Verhalen hebben het vermogen empathie voor anderen te creëren. Verhalen stellen ons in staat mee te leven met anderen, onder het voorbij gaan van verschillen in ras, geslacht of sociale achtergrond. Hunt wijst erop dat bijvoorbeeld Rousseau’s tranentrekker Julie, ou la Nouvelle Héloïse in die tijd bijzonder populair was.5 In het verhaal werd een dienstmeisje verliefd op de huisleraar, terwijl zij moest trouwen met een Russische soldaat die het leven van haar vader had gered. Nadat ze plichtsgetrouw, maar tegen haar gevoel in, met de Russische soldaat in het huwelijk was getreden sterft zij bij het redden van haar zoontje van de verdrinkingsdood. Door dit soort verhalen leerden mensen zich te identificeren met mensen buiten de eigen culturele klasse.
Hunt betoogt dat verhalen als deze de idealen van de Franse revolutie mede hebben gevoed. De ontdekking van een ‘gelijkaardigheid’ van alle mensen was een opmaat voor de leus égalité, fraternité et liberté.