Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
19-12-2018, Stb. 2018, 514 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2018, Stb. 2018, 514 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Waardering onroerende zaken (V)
1.
De kosten van de landelijke voorziening WOZ komen ten laste van de afnemers. Het Rijk betaalt 40 percent, de gemeenten 45 percent en de waterschappen 15 percent.
2.
De Waarderingskamer draagt zorg voor de verrekening van de vergoeding van de kosten van de landelijke voorziening WOZ door de afnemers met de Dienst.
3.
De begroting voor de kosten van de landelijke voorziening WOZ wordt vastgesteld overeenkomstig de begroting van de Waarderingskamer.
4.
De waterschappen betalen aan het Rijk jaarlijks een vergoeding voor het aandeel van de waterschappen in de kosten van de landelijke voorziening WOZ. Het Rijk zorgt voor de betaling aan de Waarderingskamer. Artikel 2, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5.
Het Rijk voldoet zijn aandeel in de begrote kosten binnen vier weken na vaststelling van de begroting aan de Waarderingskamer.
6.
Na de goedkeuring door Onze Minister van de jaarrekening van de landelijke voorziening vindt de definitieve kostenverrekening plaats met de kosten van het jaar volgend op het jaar waarover die jaarrekening is vastgesteld.
7.
De gemeenten betalen aan de Waarderingskamer een vergoeding voor het aandeel van de gemeenten in de kosten van de landelijke voorziening WOZ. De artikelen 2, zesde lid, en 5, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.