RvdW 2019/1151
OM-cassatie. Ontvankelijkheid OM in vervolging t.z.v. lokaalvredebreuk. Indien het OM met de beslissing tot (voortzetting van de) vervolging een zaak ter beoordeling aan de rechter heeft voorgelegd, kunnen alleen uitzonderlijke met die vervolgingsbeslissing samenhangende omstandigheden beletten dat de rechter een inhoudelijk oordeel velt over de in de tenlastelegging vervatte beschuldiging door de beraadslaging omtrent de in art. 350 Sv genoemde vragen. Het oordeel van het hof dat de vervolging wegens lokaalvredebreuk gelet op de geringe ernst daarvan een zodanige inbreuk op het door het EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting vormde dat sprake is van willekeur, is onvoldoende gemotiveerd gelet op de aan een dergelijk oordeel te stellen zware motiveringseisen. De omstandigheid dat sprake is van een inbreuk op het recht van vrijheid van meningsuiting kan nog wel van belang zijn voor de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit strafbaar is, dan wel — indien het gaat om een strafbaar feit — van de vraag of verdachte een straf of maatregel moet worden opgelegd en zo ja welke. Volgt vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 18/00803.
HR 29-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1632
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29 oktober 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
18/00800
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Staatsrecht / Grondrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1632, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑10‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:494, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑05‑2019
Essentie
OM-cassatie. Ontvankelijkheid OM in vervolging t.z.v. lokaalvredebreuk. Indien het OM met de beslissing tot (voortzetting van de) vervolging een zaak ter beoordeling aan de rechter heeft voorgelegd, kunnen alleen uitzonderlijke met die vervolgingsbeslissing samenhangende omstandigheden beletten dat de rechter een inhoudelijk oordeel velt over de in de tenlastelegging vervatte beschuldiging door de beraadslaging omtrent de in art. 350 Sv genoemde vragen. Het oordeel van het hof dat de vervolging wegens lokaalvredebreuk gelet op de geringe ernst daarvan een zodanige inbreuk op het door het EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting vormde dat sprake is van willekeur, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.