Einde inhoudsopgave
Besluit fiscale eenheid 2003
Artikel 36 Buitenlands belastingplichtige dochtermaatschappij waarop de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is
Geldend
Geldend vanaf 23-02-2017. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
21-12-2016, Stb. 2016, 549 (uitgifte: 29-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-02-2017, terugwerkend tot: 01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2016, Stb. 2016, 549 (uitgifte: 29-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Deelnemingsvrijstelling
Vennootschapsbelasting / Fiscale eenheid
1.
Indien een buitenlandse belastingplichtige als dochtermaatschappij deel gaat uitmaken van een fiscale eenheid en het belang in die dochtermaatschappij een beleggingsdeelneming niet zijnde een kwalificerende beleggingsdeelneming betreft, stelt de buitenlandse belastingplichtige op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop de fiscale eenheid ten aanzien van haar tot stand komt haar activa en passiva te boek op de waarde in het economische verkeer en voegt zij de door haar gevormde fiscale reserves toe aan de winst. Artikel 35, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
2.
Op gezamenlijk verzoek van de moedermaatschappij en de buitenlandse belastingplichtige blijft het eerste lid buiten aanmerking.
3.
Voor de toepassing van artikel 13aa van de wet worden positieve voordelen uit hoofde van het belang, bedoeld in het eerste lid, bij de bepaling van de winst van de fiscale eenheid niet in aanmerking genomen, voor zover aannemelijk is dat deze samenhangen met of voortvloeien uit aan de buitenlands belastingplichtige dochtermaatschappij toe te rekenen winst van de fiscale eenheid. Indien ten aanzien van de buitenlands belastingplichtige dochtermaatschappij een verzoek is gedaan als bedoeld in het tweede lid, blijft de eerste volzin buiten toepassing tot het bedrag dat ingevolge dat verzoek niet in de heffing is betrokken.
4.
Voor de toepassing van artikel 13aa van de wet worden negatieve voordelen uit hoofde van het belang, bedoeld in het eerste lid, met inachtneming van het zesde lid van dat artikel, bij de bepaling van de winst van de fiscale eenheid slechts in aanmerking genomen voor zover aannemelijk is dat deze samenhangen met of voortvloeien uit werkzaamheden of vermogen van het hoofdhuis.
5.
Indien op het ontvoegingstijdstip de waarde in het economische verkeer van een belang, bedoeld in het eerste lid, lager is dan de boekwaarde van dat belang, wordt dat belang op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip teboekgesteld op de waarde in het economische verkeer.
6.
Voor de toepassing van het derde lid, wordt de aan de buitenlands belastingplichtige dochtermaatschappij toe te rekenen winst van de fiscale eenheid berekend alsof zij geen deel uitmaakt van de fiscale eenheid, waarbij winsten en verliezen van voor het voegingstijdstip buiten aanmerking blijven.