Rb. Overijssel, 19-01-2018, nr. 6493715 \ EJ VERZ 17-268
ECLI:NL:RBOVE:2018:212
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
19-01-2018
- Zaaknummer
6493715 \ EJ VERZ 17-268
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2018:212, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 19‑01‑2018; (Beschikking)
- Vindplaatsen
AR 2018/404
TvPP 2018, afl. 2, p. 63
AR-Updates.nl 2018-0129
VAAN-AR-Updates.nl 2018-0129
Uitspraak 19‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Beroep op aanzegvergoeding ex art. 7:668 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 6493715 \ EJ VERZ 17-268
Beschikking van de kantonrechter van 19 januari 2018
in de zaak van
[verzoeker] , wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij, hierna te noemen [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. J.P.J. Wessels te Hardenberg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HET VRIESHUIS B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Vriezenveen,
verwerende partij, hierna te noemen Het Vrieshuis,
gemachtigde: H.A. Albersen, werkzaam bij Rechtspraktijk Nederland te Rijssen.
1. De procedure
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om Het Vrieshuis te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens het niet nakomen van de zogenoemde aanzegverplichting.
Het Vrieshuis heeft een verweerschrift ingediend.
Op 5 januari 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
Voorafgaand aan de zitting hebben partijen nog stukken toegezonden, [verzoeker] de aanvullende producties 10, 11 en 12, Het Vrieshuis aanvullende productie 15.
2. De feiten
[verzoeker] , geboren [1978] , is op 27 september 2016 in dienst getreden bij Het Vrieshuis.
De functie die [verzoeker] vervulde, is die van werknemer Productie, met een salaris van
€ 1.634,83 bruto per maand exclusief 8% vakantiebijslag.
De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd (een jaar) en van rechtswege geëindigd op 30 september 2017. De arbeidsovereenkomst is nadien niet voortgezet.
3. Het verzoek
[verzoeker] verzoekt Het Vrieshuis te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 1.634,83 bruto (met nevenverzoeken), wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting als bedoeld in artikel 7:668 lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort gezegd – dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is aangegaan voor bepaalde tijd en is geëindigd op 30 september 2017, en dat Het Vrieshuis heeft verzuimd om hem uiterlijk een maand daarvoor te informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Pas op 30 september 2017 ontving [verzoeker] van Het Vrieshuis een brief waarin onder meer werd medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2017 zal worden beëindigd.
4. Het verweer
Het Vrieshuis verweert zich en stelt dat het verzoek om haar te veroordelen tot betaling van de gevorderde vergoeding moet worden afgewezen.
Het Vrieshuis voert daartoe – samengevat – aan dat Het Vrieshuis inderdaad niet (tijdig) heeft voldaan aan de aanzegverplichting, maar dat het gelet op de omstandigheden van de zaak naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [verzoeker] een beroep doet op de aanzegvergoeding. Partijen wensten de arbeidsovereenkomst al vóór het einde van de overeengekomen bepaalde tijd te beëindigen en in dat kader zijn over en weer voorstellen gedaan. Er heeft nimmer ook maar enige onzekerheid bij [verzoeker] bestaan over de vraag of de tijdelijke arbeidsovereenkomst nog zou worden voortgezet.
5. De beoordeling
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Het Vrieshuis moet worden veroordeeld tot betaling van € 1.634,83, wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting van artikel 7:668 lid 1, onderdeel a, BW.
5.2.
[verzoeker] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen drie maanden na de dag waarop de verplichting op grond van artikel 7:668 lid 1 BW is ontstaan.
5.3.
Op grond van artikel 7:668 lid 1, onderdeel a, BW moet een werkgever een werknemer schriftelijk uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst.
In het onderhavige geval staat tussen partijen vast dat [verzoeker] pas op de laatste dag van de maand, 30 september 2017, is geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst.
5.4.
Het Vrieshuis heeft gesteld dat het beroep van [verzoeker] op de aanzegvergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, gelet op de omstandigheden van het geval. [verzoeker] heeft dat betwist.
5.5.
Over de omstandigheden van het geval het volgende. Uit de overgelegde stukken blijkt de volgende gang van zaken, voor zover relevant voor de beoordeling van het geschil:
- [verzoeker] is per 26 september 2016 door Het Vrieshuis overgenomen van [X] , h.o.d.n. Jumbo Supermarkten (hierna te noemen: Jumbo). Gelet op de in het geding gebrachte overeenkomst tussen Jumbo en Het Vrieshuis is de functie van [verzoeker] bij Jumbo komen te vervallen, zou Het Vrieshuis aan [verzoeker] een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aanbieden (31 uur per week gedurende 1 jaar) en zou Jumbo binnen een maand na indiensttreding aan Het Vrieshuis een vergoeding betalen van € 15.685,80 vermeerderd met € 3294,02 BTW.
- Jumbo heeft destijds met [verzoeker] een vaststellingsovereenkomst gesloten strekkende tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden.
In de overeenkomst is onder meer bepaald:
Artikel 6 - beëindigingsvergoeding:
Werkgever zal aan werknemer in het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst binnen een maand vanaf de beëindigingsdatum de transitievergoeding ex artikel 7: 673 BW voldoen. De transitievergoeding bedraagt € 15.207,00 (bruto). Er zullen geen kosten ingehouden worden of verminderingen toegepast worden ten aanzien van deze vergoeding, waaronder tevens begrepen ter zake eventuele kosten in het kader van artikel 7:673 lid 6 BW. Partijen kunnen ook in gezamenlijk overleg de transitievergoeding op een andere wijze inzetten. De afspraken zullen op papier worden gesteld en door beide partijen worden ondertekend.
- Bij brief van 28 september 2016 heeft [verzoeker] aan Jumbo bericht:
Hierbij deel ik u mee dat ik een andere baan heb gevonden.
Ik start met mijn werkzaamheden bij “Het Vrieshuis” in Vriezenveen met ingang van 1 oktober 2016.
Dit houdt in dat u mijn arbeidsovereenkomst met u stop kunt zetten met ingang van 1 oktober 2016.
Zoals vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst van 26 september 2016 kunt u, zoals besproken, de volledige transitievergoeding inzetten voor de overbrugging van behoud van werk ook al is het bij een andere werkgever. De nieuwe beëindigingsdatum wordt dus nu formeel 1 oktober 2016. Dit houdt in dat ik nog salaris ontvang over de periode 26 september tot en met 30 september 2016.
Ik wil u bedanken voor uw inzet bij het vinden van een voor mij passende baan.
- De arbeidsverhouding is gaandeweg onder druk komen te staan. In januari/februari 2017 zijn er gesprekken geweest tussen [verzoeker] en Het Vrieshuis. [verzoeker] was (en is) van mening dat Het Vrieshuis aan hem de transitievergoeding moet betalen die Het Vrieshuis van Jumbo heeft gekregen. Het Vrieshuis stelde (en stelt) zich op het standpunt geen transitievergoeding (maar een andersoortige vergoeding) van Jumbo te hebben ontvangen.
- [verzoeker] meldt zich vervolgens op 13 februari 2017 ziek, per 10 februari 2017, deels privé, deels verband houdend met de discussie over de transitievergoeding.
- Op 21 maart 2017 mailt Het Vrieshuis het volgende aan [verzoeker] :
Beste [verzoeker] ,
Naar aanleiding van onze gesprekken over de onderlinge verhouding die is ontstaan, hebben we afgesproken dat jij met ingang van 10 februari 2017 thuis bent en geen werkzaamheden hoeft uit te voeren.
Uiteraard betaal ik gewoon je salaris.
We spraken af dat we zullen zorgen voor een voor jou goede beëindiging van de arbeidsovereenkomst op neutrale grond, zodat er wederzijds geen verwijt kan worden gemaakt en ook zodat je recht houdt op WW en ook dat je een financiële vergoeding krijgt.
Van jou heb ik begrepen dat jij je laat adviseren door mevrouw [A] . Dat is prima.
Mijn boekhouder rekent een en ander uit en dan zal ik je een overeenkomst sturen die je dan ook kunt bespreken met mevrouw [A] .
Als jij of mevrouw [A] nog vragen hebben dan hoor ik dat wel.
- Hierna pogen partijen te komen tot beëindiging van de arbeidsovereenkost met wederzijds goedvinden:
Op 27 maart 2017 stuurt Het Vrieshuis [verzoeker] een concept vaststellingsovereenkomst met een bepaalde einddatum en een bepaalde vergoeding;
Op 5 april 2017 sturen de ouders van [verzoeker] een vaststellingsovereenkomst naar Het Vrieshuis met een andere einddatum en een andere vergoeding.
Op 19 april 2017 herhaalt [verzoeker] het voorstel van 5 april 2017 ten aanzien van de einddatum en de vergoeding.
Op 21 april 2017 stuurt (de gemachtigde van) Het Vrieshuis [verzoeker] een concept vaststellingsovereenkomst met andere voorwaarden.
Op 8 mei 2017 hebben partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, nog een bespreking gehad.
- Ook nadien komen partijen niet tot een minnelijke regeling. Een heet hangijzer blijft de vergoeding in verband met het standpunt van [verzoeker] dat hij recht heeft op een transitievergoeding van Het Vrieshuis.
Het Vrieshuis maakt tot slot melding van een gesprek tussen de gemachtigden van partijen in juni 2017 waaruit blijkt dat [verzoeker] voornemens is zowel Jumbo als Het Vrieshuis te dagvaarden in verband met de transitievergoeding.
5.6.
De ratio van de aanzegverplichting in art. 7: 668 BW is dat werknemers tijdig zekerheid krijgen over al dan niet voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Zij kunnen dan tijdig op zoek gaan naar een andere baan en hoeven dan wellicht geen beroep te doen op een uitkering.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Het Vrieshuis die duidelijkheid aan [verzoeker] verschaft met de e-mail van 21 maart 2017. De e-mail vermeldt onder meer dat gelet op de verhoudingen [verzoeker] met ingang van 10 februari 2017 geen werkzaamheden meer hoeft te verrichten, dat Het Vrieshuis het salaris doorbetaalt en dat Het Vrieshuis streeft naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het streven van Het Vrieshuis was gericht op eerdere beëindiging van de arbeidsovereenkomst dan tegen het verlopen van de termijn, middels een vaststellingsovereenkomst, op bepaalde voorwaarden.
Dat partijen het later niet eens zijn geworden over de voorwaarden en inmiddels de overeengekomen bepaalde tijd is verstreken doet aan de mededeling van Het Vrieshuis over het willen beëindigen van de arbeidsovereenkomst niets af. Uit niets is gebleken dat Het Vrieshuis na het mislukken van het minnelijke overleg over eerdere beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft laten blijken in dat geval wèl door te willen met [verzoeker] , en naar het oordeel van de kantonrechter ligt dat gelet op de omstandigheden ook niet voor de hand.
De kantonrechter is gelet hierop met Het Vrieshuis van oordeel dat het beroep van [verzoeker] op de aanzegvergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is gelet op de hierboven vermelde omstandigheden. Bij [verzoeker] kan redelijkerwijs geen onzekerheid over het wel of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst hebben bestaan.
De vordering van [verzoeker] zal daarom worden afgewezen.
[verzoeker] dient, als de in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten te dragen.
6. De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Het Vrieshuis vaststelt op € 400,00 gemachtigdesalaris.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. van Eerden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2018.