Rb. Haarlem, 13-10-2010, nr. 481719 VV EXPL 10-247
ECLI:NL:RBHAA:2010:BO0958
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
13-10-2010
- Zaaknummer
481719 VV EXPL 10-247
- LJN
BO0958
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2010:BO0958, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 13‑10‑2010; (Kort geding)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2010-0845
VAAN-AR-Updates.nl 2010-0845
Uitspraak 13‑10‑2010
Inhoudsindicatie
Arbeidszaak. Loonvordering in kort geding. Beroep op nietigheid van de ontbindende voorwaarde. De arbeidsovereenkomst van eiser is aangegaan onder de ontbindende voorwaarde van het (binnen twee jaar) behalen door eiser van een diploma beroepsopleiding. Werkgever heeft die periode op verzoek van eiser twee maal verlengd (tot in totaal 3,5 jaar). Eiser is er ook na 3,5 jaar niet in geslaagd het diploma te behalen, waarna werkgever aan eiser heeft medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd. Eiser betwist de geldigheid van de ontbindende voorwaarde omdat het intreden daarvan subjectief door de werkgever zou zijn bepaald. Hij vordert doorbetaling van het loon tot het rechtsgeldige einde van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat het intreden van de ontbindende voorwaarde niet afhankelijk was van het subjectieve oordeel van werkgever. Door niet binnen de (tot twee maal toe verlengde) termijn de beroepsopleiding met succes af te ronden, heeft eiser de situatie in het leven geroepen, noodzakelijk voor het intreden van de ontbindende voorwaarde. De ontbindende voorwaarde is dus geldig. De vordering wordt afgewezen.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 481719 / VV EXPL 10-247
datum uitspraak: 13 oktober 2010
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. S.A. Gerritsen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TATA STEEL IJMUIDEN B.V.
te Velsen-Noord
gedaagde
hierna te noemen Tata Steel
gemachtigde mr. F. Diepraam
De procedure
[eiser] heeft bij dagvaarding van 21 september 2010 de besloten vennootschap Corus Staal B.V. in kort geding gedagvaard. Bij brief van 5 oktober 2010 heeft mr. Diepraam stukken in het geding gebracht. Hij heeft daarbij aan de kantonrechter medegedeeld dat de statutaire naam van gedaagde per 27 september 2010 is gewijzigd in Tata Steel IJmuiden B.V. Zoals blijkt uit de kop van dit vonnis is met deze naamswijziging rekening gehouden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2010. De gemachtigde van Tata Steel heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
De feiten
- 1.
[eiser] heeft vanaf 18 oktober 2004 tot 16 maart 2006 als uitzendkracht werkzaamheden voor Tata Steel verricht.
- 2.
[eiser] is op 1 december 2006 bij Tata Steel in dienst getreden voor onbepaalde tijd in de functie van medewerker C Service Center bij de Warmbandwalserij 2, laatstelijk tegen een salaris van € 1.952,25 bruto per maand, exclusief vakantie-, ploegen- en omstandighedentoeslag. In de aanstellingsbrief van 22 november 2006, waarbij het aangaan van de arbeidsovereenkomst en de afgesproken condities zijn bevestigd, is onder meer het volgende opgenomen:
“Tevens geldt dat uw dienstverband wordt aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat, indien u het diploma voor de opleiding VAPRO A uiterlijk op 1 december 2008 niet heeft behaald, dit dienstverband alsdan van rechtswege eindigt.”
- 3.
Bij Tata Steel geldt sinds 1 januari 1994 het beleid dat een medewerker C Service Center minimaal de opleiding VAPRO-A of een gelijkwaardig opleiding met goed gevolg moet hebben voltooid.
- 4.
Partijen hebben een opleidingsovereenkomst gesloten, waarbij zij zijn overeengekomen dat [eiser] vanaf 1 december 2006 tot 1 december 2008 de opleiding VAPRO A gaat volgen.
- 5.
Op 30 november 2006 heeft [eiser] de bij de aanstellingsbrief gevoegde akkoordverklaring ondertekend aan Tata Steel geretourneerd.
- 6.
Toen in het najaar van 2008 bleek dat [eiser] de opleiding niet per 1 december 2008 zou kunnen afronden wegens een achterstand in het theoriegedeelte, heeft Tata Steel de overeengekomen einddatum verlengd tot 1 december 2009.
- 7.
In 2009 heeft [eiser] meer dan 50% van de lessen verzuimd, waarvan het merendeel zonder zich te hebben afgemeld.
- 8.
Tata Steel heeft [eiser] per 1 november 2009 overgeplaatst naar de afdeling Logistiek en Transport.
- 9.
Op 27 november 2009 heeft Tata Steel onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:
“Inmiddels is komen vast te staan dat u er niet voor 1 december 2009 in zult slagen om in het bezit te komen van het VARO A diploma. Mede gelet op het feit dat u met ingang van 1 november over bent geplaatst naar Logistiek & Transport zijn wij bereid de datum waarop u in het bezit moet zijn van het diploma nog eenmaal te verlengen en wel tot 1 juni 2010. Dit is de laatste verlenging die wij toe zullen staan. Dit betekent dan ook dat als u op 1 juni niet in het bezit bent van het diploma VAPRO A de arbeidsovereenkomst van rechtswege zal eindigen.”
[eiser] heeft de brief voor akkoord ondertekend.
- 10.
In april 2010 heeft het opleidingsinstituut aan Tata Steel doen weten dat [eiser] de opleiding VAPRO A niet voor 1 juni 2010 zou kunnen voltooien.
- 11.
In een gesprek op 5 mei 2010 heeft [eiser] aan zijn teamleider [XXX] in aanwezigheid van Chef van de Wacht [YYY] gezegd dat hij de opleiding niet op 31 mei 2010 zou hebben voltooid. De teamleider heeft [eiser] vervolgens meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst in verband daarmee per 1 juni 2010 zou zijn beëindigd.
- 12.
Bij brief van 18 mei 2010 heeft Tata Steel met verwijzing naar genoemd gesprek aan [eiser] bevestigd dat zijn arbeidsovereenkomst per 1 juni 2010 van rechtswege zal zijn beëindigd.
- 13.
[eiser] heeft zich op 18 mei 2010 ziek gemeld.
- 14.
Bij brief van 19 juli 2010 heeft de [eiser] de geldigheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst betwist en Tata Steel – vruchteloos - gesommeerd tot doorbetaling van zijn loon.
De vordering
[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van Tata Steel tot betaling van het loon vanaf 1 juni 2010 tot en met 31 september 2010, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, en vanaf 1 oktober 2010 tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst.
[eiser] legt aan zijn vordering, kort samengevat en voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil, het volgende ten grondslag.
De opleiding VAPRO A is niet noodzakelijk voor het verrichten van de bedongen arbeid. De werkzaamheden die [eiser] al sinds 18 oktober 2004 voor Tata Steel verricht, te weten het markeren van stalen rollen, zijn nooit gewijzigd. [eiser] is altijd in staat geweest om, ook zonder het diploma VAPRO A, die werkzaamheden naar tevredenheid van Tata Steel te verrichten.
Het is niet het opleidingsinstituut dat [eiser] de verdere toegang tot de opleiding ontzegt, maar Tata Steel die het intreden van de ontbindende voorwaarde subjectief heef bepaald. [eiser] zou nog ongeveer vier maanden nodig hebben om de opleiding te kunnen voltooien. Omdat het intreden van de ontbindende voorwaarde niet objectief is bepaald, is deze nietig. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst zonder de vereiste toestemming van het UWV WERKbedrijf is in strijd met het gesloten stelsel van het ontslagrecht.
Het verweer
Tata Steel betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan.
In verband met de veiligheid en de complexiteit van de functie medewerker C Service Center dient minimaal het diploma VAPRO A te zijn behaald. [eiser] voldoet niet aan de eisen die deze functie aan hem stelt. Zijn huidige werkzaamheden zijn dan ook uiterst beperkt. Het niet behalen van het diploma betekent dat de arbeidsovereenkomst in feite zonder object geraakt.
Voor de opleiding VAPRO A staat twee jaar. [eiser] is akkoord gegaan met de ontbindende voorwaarde, die bepaalt dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt, indien het diploma niet binnen die termijn is behaald. Tata Steel heeft [eiser] tot twee maal toe de kans geboden om de opleiding alsnog met succes af te ronden. Daarnaast heeft zij [eiser] studiefaciliteiten en begeleiding aangeboden en hem het laatste half jaar op het werk ontzien, door hem op niet al te complexe situaties in te zetten. Hoewel de werkzaamheden van [eiser] na zijn overplaatsing ongewijzigd bleven - het waren alleen de verzendactiviteiten die van de Warmbandwalserij 2 werden ondergebracht bij de afdeling Logisitiek & Transport - heeft Tata Steel [eiser] toch nog een laatste kans geboden. Volgens [eiser] had hij aan dat extra halve jaar “ruimschoots de tijd om zijn studie af te ronden”. Tata Steel heeft [eiser] op niet mis te verstane wijze te kennen gegeven dat het om een laatste kans ging.
Het intreden van de ontbindende voorwaarde is niet subjectief door Tata Steel te weeg gebracht, maar hangt samen met het feit dat [eiser] er niet in is geslaagd om het diploma VAPRO A te behalen. Daarin heeft Tata Steel niet de hand gehad. Het is aan [eiser] zelf te wijten dat hij de opleiding niet heeft kunnen afronden, mede omdat hij zich daarvoor onvoldoende heeft ingezet.
De beoordeling
- 1.
De gevorderde voorlopige voorziening komt slechts voor toewijzing in aanmerking indien op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal komen vast te staan, dat de arbeidsovereenkomst en de daarop berustende verplichting tot betaling van het loon ook na 1 juni 2010 heeft voortgeduurd. Terzake wordt het volgende overwogen.
- 2.
De kernvraag is, of de bij de arbeidsovereenkomst afgesproken ontbindende voorwaarde geldig is. Bij de beoordeling van de geldigheid van een ontbindende voorwaarde moet van geval tot geval worden bezien in hoeverre de strekking van het gesloten stelsel van regels met betrekking tot de beëindiging van arbeidsovereenkomsten tot nietigheid van de ontbindende voorwaarde leidt.
- 3.
Voorop staat dat in het algemeen een ontbindende voorwaarde met de strekking dat de werknemer binnen zekere termijn over bepaalde diploma’s moet beschikken niet als ontoelaatbaar kan worden beschouwd. Voldoende is daarbij, dat deze diploma’s nuttig zijn voor de uitoefening van de overeengekomen functie. Aan die eis is hier voldaan. Tata Steel heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het bezit van de Vapro A opleiding van belang is ook voor de goede en volledige vervulling van de functie van [eiser] (Medewerker C Service Center).
- 4.
Verder is voldoende komen vast te staan dat het intreden van de ontbindende voorwaarde niet afhankelijk was van het subjectieve oordeel van Tata Steel. Door niet binnen de (tot twee maal toe verlengde) termijn de opleiding VAPRO A met succes af te ronden, heeft [eiser] de situatie in het leven geroepen, noodzakelijk voor het intreden van de ontbindende voorwaarde.
- 5.
De opleiding die [eiser] niet op 31 mei 2010 met goed gevolg had voltooid werd georganiseerd door een van Tata Steel onafhankelijke derde en hetzelfde geldt voor de verzorging van de lessen en het afnemen en beoordeling van de toetsen. Tata Steel stond dus daarbuiten, zoals zij onbestreden heeft aangevoerd.
- 6.
De omstandigheid dat Tata Steel twee maal heeft ingestemd met verlenging van de uiterste termijn waarbinnen [eiser] de opleiding met succes zou moeten hebben voltooid brengt in het voorgaande geen verandering. Tata Steel heeft dit gedaan op verzoek van [eiser] en het zou ongerijmd zijn als deze tegemoetkomingen de ontbindende voorwaarde krachteloos zouden maken.
- 7.
Op grond van het voorgaande is niet aannemelijk dat in een bodemprocedure de ontbindende voorwaarde als ongeldig zal worden beoordeeld. De omstandigheid dat [eiser] in mei 2010 ziek is geworden speelt daarbij geen rol; het beroep op de ontbindende voorwaarde houdt met deze ziekte ook geen verband.
- 8.
Aan het voorgaande valt - ten overvloede - nog dit toe te voegen. [eiser] heeft gezegd sinds zijn indiensttreding altijd hetzelfde - relatief eenvoudige - werk te hebben gedaan, dat ook naar behoren te hebben gedaan en dat daarvoor de opleiding ook niet nodig is. Om die reden vindt [eiser] het beroep op de ontbindende voorwaarde niet redelijk. Het moge zo zijn dat [eiser] de feitelijk verrichte werkzaamheden op zich naar behoren heeft gedaan, Tata Steel heeft daar echter - onvoldoende bestreden - tegenover gesteld dat [eiser] in de praktijk “uit de wind” is gehouden en dat hij in feite de werkzaamheden behorende tot zijn functie - bij gemis aan de voltooide opleiding - niet volledig uitvoerde.
- 9.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening zal worden geweigerd.
- 10.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- -
weigert de voorlopige voorziening;
- -
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Tata Steel tot en met vandaag worden begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.S. de Groot, bijgestaan door drs. A.J. Verkruisen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.