ABRvS, 21-10-2015, nr. 201502268/1/A3
ECLI:NL:RVS:2015:3221
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
21-10-2015
- Zaaknummer
201502268/1/A3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2015:3221, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 21‑10‑2015; (Hoger beroep)
Uitspraak 21‑10‑2015
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 6 februari 2014 heeft het college een verzoek van [appellante] om een Afghaanse geboorteakte te registreren in de basisregistratie personen (hierna: de brp) afgewezen.
201502268/1/A3.
Datum uitspraak: 21 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Vlaardingen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 februari 2015 in zaak nr. 14/5607 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen.
Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2014 heeft het college een verzoek van [appellante] om een Afghaanse geboorteakte te registreren in de basisregistratie personen (hierna: de brp) afgewezen.
Bij besluit van 14 juli 2014 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 februari 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 september 2015, waar [appellante], bijgestaan door mr. F. Kiliç, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door D.P.M.M. Rutten-Bakens en K. Ramaker, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) heeft een ieder recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Ingevolge artikel 2.7, eerste lid, van de Wet basisregistratie personen (hierna: de Wet brp), worden in de basisregistratie over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
a. algemene gegevens:
1o gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;
2o-11o (…).
b. administratieve gegevens:
1o (…);
2o gegevens ter aanduiding van akten en andere geschriften waaruit algemene gegevens zijn verkregen, dan wel van de rechtsgrond krachtens welke gegevens over het Nederlanderschap zijn opgenomen;
3o-4o (…).
Ingevolge artikel 2.8, tweede lid, worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Ingevolge artikel 2.58, eerste lid, voldoet het college binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisregistratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college heeft aan de weigering om de geboorteakte in de brp te registreren, een onderzoek van het Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst ten grondslag gelegd. De conclusie van dat onderzoek is dat de geboorteakte zeer wel mogelijk niet is opgemaakt en afgegeven door een daartoe bevoegde instantie. De weigering is mede gebaseerd op een nadere beoordeling van de conclusie van het Bureau Documenten door een expertiseteam, bestaande uit onder meer leden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Bureau Documenten, het Bureau Land en Taal van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het adviesbureau Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken, het Team Identiteitsfraude van de gemeente Amsterdam, de Vreemdelingenpolitie en het Openbaar Ministerie. Het expertiseteam heeft de conclusie van het Bureau Documenten overgenomen.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het besluit van 6 februari 2014 een motiveringsgebrek bevat. Zij voert daartoe aan dat het college pas tijdens de bezwaarprocedure aan de afwijzing van haar verzoek ten grondslag heeft gelegd dat het documentnummer van de geboorteakte niet overeenkomstig de informatie is zoals bekend bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 14 december 2011 in zaak nr. 201103759/1/H3), dient ingevolge artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in de bezwaarprocedure een volledige heroverweging van het bestreden besluit plaats te vinden, hetgeen kan betekenen dat het besluit op bezwaar met andere argumenten wordt gemotiveerd dan het in bezwaar bestreden besluit. Reeds daarom biedt het betoog geen grond voor vernietiging van de aangevallen uitspraak. Overigens is reeds in het besluit van 6 februari 2014 als motivering vermeld dat het Bureau Documenten heeft vastgesteld dat het documentnummer van de geboorteakte met een afwijkende techniek is aangebracht.
Het betoog faalt.
4. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het college registratie van de geboorteakte ten onrechte heeft geweigerd. Daartoe voert zij aan dat het Bureau Documenten onvoldoende heeft gemotiveerd waarom getwijfeld moet worden aan de echtheid van de geboorteakte. De Afghaanse ambassade in Nederland heeft bij brief van 17 juni 2014 de echtheid van de geboorteakte bevestigd. Bovendien zijn de in de geboorteakte vermelde persoonsgegevens identiek aan de thans in de brp geregistreerde persoonsgegevens, zodat het doel van de Wet brp niet gediend is met weigering van registratie. [appellante] heeft alles gedaan wat in haar macht ligt om een geboorteakte over te leggen die voldoet aan de voorwaarden voor registratie in de brp. Gezien de gevaren in Afghanistan waarvoor zij is gevlucht, kan zij geen nieuwe geboorteakte aanvragen. Wegens de bewijsnood waarin zij aldus verkeert, is er aanleiding om toepassing te geven aan artikel 4:84 van de Awb. Zonder registratie van de geboorteakte is het voor haar onmogelijk om, evenals haar in Nederland wonende familieleden, Nederlander te worden, hetgeen in strijd is met artikel 8 van het EVRM, aldus [appellante].
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 18 maart 2015 in zaak nr. 201407383/1/A3), dient voorop te worden gesteld dat het doel van de Wet brp is dat de in de brp vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn.
Zoals de Afdeling eveneens eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 juni 2015 in zaak nr. 201407801/1/A3), is een door het Bureau Documenten opgestelde verklaring van onderzoek een deskundigenadvies waarvan een bestuursorgaan in beginsel mag uitgaan. Indien en voor zover een bestuursorgaan een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, strekt de door de rechtbank te verrichten toetsing, indien de desbetreffende belanghebbende geen eigen deskundigenadvies overlegt, niet verder dan dat zij naar aanleiding van een aangevoerde beroepsgrond beoordeelt of het bestuursorgaan zich overeenkomstig artikel 3:2 van de Awb ervan heeft vergewist dat het deskundigenadvies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is.
In de door het Bureau Documenten opgestelde verklaring van onderzoek van 7 mei 2013 staat over de geboorteakte vermeld dat de basisgegevens zijn aangebracht met een tonertechniek, dat de variabele gegevens handmatig geschreven zijn aangebracht en dat het documentnummer met een afwijkende techniek is aangebracht. Gelet op de wijze waarop de basisgegevens en het documentnummer zijn aangebracht, heeft het Bureau Documenten geconcludeerd dat de geboorteakte zeer wel mogelijk niet is opgemaakt en afgegeven door een daartoe bevoegde instantie. Hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, biedt geen grond om deze conclusie ondeugdelijk te achten. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Dat de Afghaanse ambassade de echtheid van de geboorteakte heeft bevestigd, laat onverlet dat het college een eigen verantwoordelijkheid heeft bij de registratie van gegevens in de brp. Bovendien heeft het college onweersproken gesteld dat de Afghaanse ambassade niet over de techniek en kennis beschikt om onderscheid te maken tussen een gestempeld documentnummer en een documentnummer dat met een andere techniek is vervaardigd. Dat de in de geboorteakte vermelde persoonsgegevens identiek zijn aan de thans in de brp geregistreerde persoonsgegevens doet niet af aan de conclusie van het Bureau Documenten, omdat deze conclusie ziet op de echtheid, opmaak en afgifte van het document en niet op de inhoud van het document.
Ingevolge artikel 4:84 van de Awb handelt een bestuursorgaan overeenkomstig zijn beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. In dit geval is toepassing van beleidsregels niet aan de orde. Ingevolge artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp is er voor het college geen ruimte om een buitenlands document in de brp te registreren dat niet voldoet aan de in dat artikellid neergelegde voorwaarden.
De weigering tot registratie van een geboorteakte waarvan de inhoud overeenkomt met de thans in de brp opgenomen persoonsgegevens van [appellante], belemmert haar niet in de uitoefening van haar privéleven of haar familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Voor zover [appellante] aanvoert dat zij de Nederlandse nationaliteit niet kan verkrijgen, wordt overwogen dat deze zaak geen besluit op een verzoek om naturalisatie betreft.
Gezien het voorgaande, heeft de rechtbank terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college registratie van de geboorteakte ten onrechte heeft geweigerd.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.
w.g. Vlasblom w.g. De Vries
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2015
582-798.