NJB 2012/1175:Een vennootschap en haar bestuurder zijn hoofdelijk veroordeeld tot schadevergoeding wegens handelen in strijd met een concurrentie- en geheimhoudingsbeding. Na faillissement van de vennootschap spreekt de curator de bestuurder aan wegens onbehoorlijk bestuur, althans op basis van een regresvordering tussen hoofdelijke schuldenaren. HR: 1. Aanvang verjaringstermijn. Vooropstelling: zie hoofdtekst. Het hof is ervan uitgegaan dat de vennootschap op het moment dat zij in rechte werd betrokken, reeds daadwerkelijk bekend was met de feiten waaruit de schade voor haar voortvloeide, ook al was toen nog onzeker of de rechter de tegen haar ingestelde vordering zou toewijzen. Dit is voor de aanvang van de verjaringstermijn voldoende. 2. Hoofdelijke schuldenaren. Bijdrageplicht. Het oordeel van het hof dat de vennootschap niet (slechts) als een instrument van de bestuurder kan worden beschouwd, berust op een aan het hof voorbehouden waardering van de feiten en uitleg van de gedingstukken en is niet onbegrijpelijk.