NJB 2014/1684:Onverwijlde schriftelijke vordering tot herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling, art. 15i lid 2 Sr: onjuist is de opvatting dat ingeval de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke vrijheidstelling in strijd met deze bepaling niet ‘onverwijld’ is ingediend, zulks dient te leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in die vordering. Het ‘zich wederrechtelijk toe-eigenen’ in art. 321 Sr: van zodanig toe-eigenen is sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort. In casu ontoereikende motivering van de bewezenverklaring nu de verdachte de in de bewezenverklaring bedoelde goederen wilde veiligstellen