Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël
Artikel 15
Geldend
Geldend vanaf 01-09-1985
- Bronpublicatie:
25-04-1984, Trb. 1984, 65 (uitgifte: 03-07-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-1985
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-1985, Trb. 1985, 96 (uitgifte: 01-01-1985, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Indien een onderdaan van een der Verdragsluitende Partijen of een in artikel 3, letter b) of c), bedoelde persoon gedurende ten minste twaalf achtereenvolgende maanden in Israël verzekerd is geweest, maar over onvoldoende Israëlische tijdvakken van verzekering beschikt voor het recht op ouderdomspensioen of pensioen aan nagelaten betrekkingen, worden de tijdvakken van verzekering die krachtens de Nederlandse wetgeving zijn vervuld in aanmerking genomen voor zover deze niet samenvallen met Israëlische tijdvakken van verzekering.
Tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de Nederlandse wetgeving vóór 1 april 1954 worden niet in aanmerking genomen.
2.
Indien er voor de rechthebbende of zijn nagelaten betrekkingen met samentelling van tijdvakken van verzekering die krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen zijn vervuld, recht op uitkering bestaat, stelt het Israëlische bevoegde verzekeringsorgaan de uitkering als volgt vast:
- a)
de Israëlische uitkering die verschuldigd is aan een persoon die de wachttijd van verzekering volgens de Israëlische wetgeving heeft vervuld, wordt als theoretisch bedrag in aanmerking genomen;
- b)
op basis van het vorenbedoelde theoretische bedrag, berekent het verzekeringsorgaan de verschuldigde gedeeltelijke uitkering naar verhouding van de duur van de tijdvakken van verzekering die de persoon krachtens de wetgeving van Israël heeft vervuld tot het totaal van alle tijdvakken van verzekering, die hij krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen heeft vervuld.
3.
Voor het recht op ouderdomspensioen dient de rechthebbende onmiddellijk voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in Israël of in Nederland te hebben gewoond.
4.
Voor het recht op pensioen aan nagelaten betrekkingen dienen de rechthebbende en de overledene op het tijdstip van het overlijden in Israël of in Nederland te hebben gewoond.
5.
Bepalingen van de wetgeving van Israël betreffende de vrijstelling bij woonplaats in Israël van de wachttijd op grond waarvan recht ontstaat op een ouderdomspensioen en een pensioen aan nagelaten betrekkingen, zijn niet van toepassing op het bepaalde in het derde en vierde lid van dit artikel.
6.
Beroepsscholing en onderhoudsuitkering voor weduwen en wezen worden slechts aan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde personen betaald indien zij in Israël wonen en zo lang zij daadwerkelijk in Israël verblijven.
7.
Een bijdrage in de begrafeniskosten wordt niet uitbetaald wanneer een persoon buiten Israël overlijdt en hij op de dag van zijn overlijden geen ingezetene van Israël was.