Hof Amsterdam, 20-03-2015, nr. 23-003914-14
ECLI:NL:GHAMS:2015:1140, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
20-03-2015
- Zaaknummer
23-003914-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2015:1140, Uitspraak, Hof Amsterdam, 20‑03‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2528, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 20‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Poging diefstal met inklimming; geen begin van uitvoering; voorbereidingshandelingen.
parketnummer: 23-003914-14
datum uitspraak: 20 maart 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 oktober 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13/669212-13 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 maart 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 16 december 2013 in de gemeente Amstelveen, omstreeks 02.15 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- voorzien van onder meer een ladder en/of handschoenen en/of (een) zaklantaarn(s) naar voornoemde woning is gegaan en/of
- de ladder tegen die woning heeft gezet ter hoogte van een openstaand raam op de eerste verdieping van die woning en/of
- op die ladder is geklommen en/of
- met die zaklantaarn in die woning heeft geschenen.
Subsidiair:
hij op of omstreeks 16 december 2013 in de gemeente Amstelveen ter voorbereiding van het te plegen misdrijf diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door middel van inklimming (artikel 311 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk voorwerpen, te weten een ladder en/of een paar handschoenen en/of één of meerdere zaklantaarn(s)/handlamp(en) en/of een (bestel)bus, merk Volkswagen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde en tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte in de nacht van 16 december 2013 naar Amstelveen is gereden en daar een ladder tegen de woning aan de [adres 2] heeft geplaatst. Vervolgens is hij op de ladder geklommen en heeft hij met een zaklantaarn naar binnen geschenen. Hierna is de verdachte weer naar beneden gegaan, heeft zijn ladder mee terug genomen naar zijn bestelbus en is weggereden. De verdachte is kort daarna in de bestelbus aangehouden.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep verklaard dat hij had gehoord dat zich in de betreffende woning een wietplantage zou bevinden en dat hij wilde kijken of dit inderdaad het geval was. Indien dit het geval zou zijn, had hij de planten willen stelen en in big shopper tassen willen meenemen. De verdachte heeft echter zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de planten in dat geval niet direct zou meenemen, maar daarvoor op een later moment zou terugkomen. Bij de aanhouding van de verdachte zijn geen tassen aangetroffen.
Het hof is van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu op basis van de verklaring van de verdachte en gelet op het feit dat bij hem geen tassen zijn aangetroffen niet valt uit te sluiten dat hij de diefstal niet direct zou gaan plegen, maar daarvoor op een later moment zou zijn teruggekomen. Derhalve kan niet worden gezegd dat sprake is van een begin van uitvoering en derhalve van een poging zoals primair is tenlastegelegd..
Het hof zal de verdachte van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 december 2013 in de gemeente Amstelveen ter voorbereiding van het te plegen misdrijf diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door middel van inklimming (artikel 311 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk voorwerpen, te weten een ladder, een paar handschoenen, zaklantaarns en een bestelbus, merk Volkswagen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
voorbereiding van diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereiding van diefstal met inklimming in een woning. Midden in de nacht, terwijl de bewoners van die woning thuis waren en lagen te slapen, heeft de verdachte een ladder tegen het raam van de woning gezet, is naar boven geklommen en heeft daar naar binnen gekeken, ten einde vast te stellen of er goederen van zijn gading aanwezig waren die hij mogelijk zou kunnen stelen. Woninginbraak is een ernstig feit dat naast financiële schade voor de bewoners, ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners en de samenleving veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 februari 2015 is de verdachte in 2009 onherroepelijk veroordeeld ter zake van poging tot diefstal met braak uit een woning. Ook langere tijd geleden is de verdachte onherroepelijk veroordeeld ter zake van diefstal met braak.
Indien sprake zou zijn van een voltooid delict, zou het hof, gelet op het feit dat sprake is van recidive en aansluitend bij de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden passend en geboden hebben geacht. In casu is echter sprake van voorbereiding van een dergelijk feit, zodat de straf dient te worden gematigd. Daarnaast houdt het hof in het voordeel van de verdachte rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. E.N. van der Spoel en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. N. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 maart 2015.
Mr. Van Eijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]