Einde inhoudsopgave
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden
Artikel 59 [Beklagcommissie]
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2023
- Bronpublicatie:
24-05-2023, Stb. 2023, 202 (uitgifte: 19-06-2023, kamerstukken: 35936)
- Inwerkingtreding
01-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-09-2023, Stb. 2023, 307 (uitgifte: 28-09-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Penitentiair recht / Rechtspositie gedetineerde
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
1.
Het klaagschrift wordt behandeld door een door de commissie van toezicht uit haar midden benoemde beklagcommissie, bestaande uit drie leden, die wordt bijgestaan door een secretaris. Een lid van de commissie van toezicht neemt geen deel aan de behandeling van het klaagschrift, indien hij heeft bemiddeld ter zake van de beslissing waarop het klaagschrift betrekking heeft of daarmede op enige andere wijze bemoeienis heeft gehad.
2.
Onze Minister kan, bij private instellingen met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid van de Wet forensische zorg op voordracht van het bestuur, leden van andere commissies van toezicht aanwijzen die van een beklagcommissie deel uit kunnen maken.
3.
De voorzitter dan wel een door hem aangewezen lid van de beklagcommissie kan, indien hij het beklag van eenvoudige aard, dan wel kennelijk niet ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht, als enkelvoudig lid van de beklagcommissie het klaagschrift afdoen, met dien verstande dat hij tevens de bevoegdheden bezit die aan de voorzitter van de voltallige beklagcommissie toekomen.
4.
De voorzitter, dan wel het door hem aangewezen lid als bedoeld in het derde lid, kan de behandeling te allen tijde verwijzen naar de voltallige beklagcommissie.
5.
De behandeling van het klaagschrift vindt niet in het openbaar plaats, behoudens ingeval de beklagcommissie van oordeel is dat de niet openbare behandeling niet verenigbaar is met enige een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag.