Rb. Noord-Nederland, 21-01-2016, nr. LEE 15/2285, LEE 15/2287, LEE 15/2289, LEE 15/2379
ECLI:NL:RBNNE:2016:463, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
21-01-2016
- Zaaknummer
LEE 15/2285, LEE 15/2287, LEE 15/2289, LEE 15/2379
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2016:463, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 21‑01‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2016:2922, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 21‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Natuurbeheerplan Fryslân 2016, het vernieuwde Subsidiestelsel Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer, alleen gecertificeerde agrarische collectieven kunnen subsidie voor agrarisch natuurbeheer aanvragen, Natuurbeheerplan 2016 heeft alleen de omtrek weer van het gebied waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, eiser en eiseres 3 geen belanghebbende. Beroepen niet-ontvankelijk.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 15/2285, LEE 15/2287, LEE 15/2289 en LEE 15/2379
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 januari 2016 in de zaken tussen
I. Coöperatieve vereniging Westergo U.A., te Oudega, eiseres 1,
(gemachtigden: [gemachtigden 1] ),
II. [eiser], te [plaats] , eiser,
III. Noardlike Fryske Wâlden, te Burgum, eiseres 2,
(gemachtigden: [gemachtigden 2] ),
IV. Maatschap [eiseres 3], te [plaats] , eiseres 3,
(gemachtigde: ir. S. Boonstra),
eisers,
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân, verweerder
(gemachtigden: ing. J. Kuiken, dr. R. Verhagen en mr. E. de Vries).
Procesverloop
Op 12 mei 2015 heeft verweerder het Natuurbeheerplan Fryslân 2016 (het Natuurbeheerplan 2016) vastgesteld.
Eisers hebben tegen dit besluit beroepen ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2015. Namens eiseres 1 zijn de gemachtigden verschenen. Eiser is verschenen. Namens eiseres 2 zijn de gemachtigden verschenen. Namens eiseres 3 zijn [eiseres 3] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
Algemeen
1. Artikel 1.3 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer provincie Fryslân 2016 (SRNL 2016) luidt als volgt:
1. Gedeputeerde Staten stellen het natuurbeheerplan vast.
2. Als onderdeel van het natuurbeheerplan stellen Gedeputeerde Staten in ieder geval een elektronische kaart met topografische ondergrond vast, waarop is aangeduid:
a. voor welke natuurterreinen een subsidie natuur-en landschapsbeheer kan worden verstrekt, met daarbij de aanduiding:
1°. welk natuurbeheertype in stand kan worden gehouden;
2°. welke landschapselementen in stand kunnen worden gehouden;
3°. of het natuurterrein in aanmerking komt voor een vaar- of schapentoeslag;
b. voor welk leefgebied, of onderdeel van een leefgebied een subsidie agrarisch natuur-en landschapsbeheer kan worden verstrekt, met daarbij de aanduiding:
1°. open akkerland;
2°. open grasland;
3°. droge dooradering;
4°. natte dooradering;
5°. categorie water.
2. Het Natuurbeheerplan 2016 is het uitvoeringskader om het Europese -, rijks- en provinciale natuur- en landschapsbeleid en een deel van het waterbeleid te realiseren in Friesland. In het plan heeft verweerder, aan de hand van de Index Natuur en Landschap 2016 (Index 2016), gebieden aangewezen waarvoor subsidiëring kan plaatsvinden op grond van de SRNL 2016 voor beheer. Daarnaast zijn gebieden aangewezen waarvoor subsidiëring kan plaatsvinden op grond van de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap 2016 (SKNL 2016) voor kwaliteitsimpulsen.
2.1.
De subsidiemogelijkheden in het Natuurbeheerplan 2016 zijn door begrenzing van beheertypen vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart. De beheertypenkaart geeft alle bestaande, beheerwaardige (agrarische) natuur en landschap weer met de benamingen volgens de landelijke uniforme systematiek van de Index 2016. Deze kaart vormt de basis voor het verlenen van de beheersubsidies op grond van de SRNL 2016.
Op de ambitiekaart is aangegeven in welke gebieden gebruik kan worden gemaakt van een investeringssubsidie voor een kwaliteitsimpuls voor natuur en agrarisch natuur. De ambitiekaart vormt de basis voor de (subsidiering van) kwaliteitsimpulsen op grond van de SKNL 2016.
Ontvankelijkheid
LEE 15/2287 en LEE 15/2379
3. De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of eiser en eiseres 3 belanghebbende zijn bij het besluit tot vaststelling van het Natuurbeheerplan 2016.
3.1.
Op grond van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3.2.
De rechtbank overweegt dat met het Natuurbeheerplan 2016 alleen de omtrek wordt weergegeven van het gebied waarvoor op grond van de SRNL 2016 en SKNL 2016 subsidie kan worden aangevraagd. De vaststelling van het Natuurbeheerplan 2016 wijzigt niet de bestemming van gronden noch de bouw of gebruiksmogelijkheden ervan.
De rechtbank overweegt verder dat met ingang van 1 januari 2016 het vernieuwde Subsidiestelsel Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer 2016 geldt. Als gevolg van de inwerkingtreding van dit nieuwe stelsel kunnen vanaf 2016 alleen gecertificeerde agrarische collectieven subsidie voor agrarisch natuurbeheer aanvragen. Hiermee zijn alleen gecertificeerde agrarische collectieven bij toewijzing de begunstigde van de subsidie. Het agrarisch collectief heeft de vrijheid om te bepalen hoe de verleende subsidie wordt besteed. Weliswaar hebben eiser en eiseres 3 er financieel belang bij als ten behoeve van hun gronden subsidie wordt verstrekt, maar dit is een van een agrarisch collectief afgeleid belang en maakt hen niet rechtstreeks belanghebbende bij een subsidiebesluit.
Nu met het Natuurbeheerplan 2016 alleen de omtrek wordt weergegeven van het gebied waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, zijn eiser en eiseres 3 evenmin belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het besluit tot vaststelling van het Natuurbeheerplan 2016, zodat voor hen geen beroep openstaat op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb.
3.3.
De beroepen zijn niet-ontvankelijk.
3.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Inhoudelijk
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het vaststellen van een natuurbeheerplan beleidsvrijheid toekomt. Daarbij is het aan verweerder om alle verschillende bij een natuurbeheerplan betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechtbank dient zich bij de toetsing van een natuurbeheerplan aan de hand van de bij haar aangevoerde beroepsgronden te beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit tot vaststelling van het natuurbeheerplan. De rechtbank dient zich bij de beoordeling van het Natuurbeheerplan 2016 aldus terughoudend op te stellen ten aanzien van de door verweerder verrichte belangenafweging.
LEE 15/2285
5. Eiseres 1 voert in de eerste plaats aan dat het gebied De Lytse Bouhoeke ten onrechte niet is begrensd als Leefgebied Open Akker.
5.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder in dit verband te kennen heeft gegeven dat in Friesland weinig ervaring is met akkervogelbeheer, omdat niet eerder collectief akkervogelbeheer is afgesloten. Verweerder ziet kansen om in Friesland iets te betekenen voor de doelsoorten binnen het Leefgebied Open Akker, omdat in Friesland akkervogels voorkomen. Deze zijn evenwel niet structureel geteld waardoor geen goed overzicht is van de verspreiding van de doelsoorten. Verweerder heeft er daarom voor gekozen eerst in één gebied, de Noordelijke kuststrook, te kijken of akkervogelbeheer in Friesland effectief is. Dit gebied heeft volgens verweerder de meeste potentie vanwege de ligging bij een groot natuurgebied waar de doelsoorten voorkomen. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres 1 heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Verder heeft eiseres 1 aangevoerd dat verweerder ten onrechte het verzoek tot uitbreiding van het Leefgebied Open Grasland met het gebied Jutrijp/Hummerts, de percelen ten zuiden van Franeker en het zoekgebied Peins heeft afgewezen.
6.1.
Verweerder heeft de verzoeken tot uitbreiding beoordeeld volgens de criteria, zoals deze zijn vastgesteld in de Weidevogelnota 2014-2020 (Weidevogelnota). De rechtbank acht deze criteria niet kennelijk onredelijk.
6.1.1.
Ter zitting heeft verweerder ten aanzien van het deelgebied Jutrijp/Hummerts te kennen gegeven dat dit gebied in het Natuurbeheerplan Fryslân 2017 zal worden opgenomen. Naar aanleiding hiervan heeft eiseres 1 deze beroepsgrond ingetrokken.
6.1.2.
Met betrekking tot het verzoek tot uitbreiding van het Leefgebied Open Grasland met de percelen ten zuiden van Franeker heeft verweerder te kennen gegeven dat dit gebied niet voldoet aan het criterium dat sprake dient te zijn van een minimale oppervlakte van 250 hectare. Het gebied ligt tegen de N384 aan dat conform de Weidevogelnota wordt gezien als barrière. Hierdoor ligt het gebied niet aaneengesloten met het gebied aan de andere kant van de N384. Eiseres heeft haar stelling dat van verstoring geen sprake zou zijn niet nader onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres aldus niet aannemelijk gemaakt dat er geen verstoring is door de N384.
Verder heeft eiseres 1 aangegeven dat het gebied een belangrijke functie heeft als slaapplaats. De begrenzing van het leefgebied Open Grasland en het daarbij behorende beheer is volgens verweerder echter gericht op broedgelegenheid en foerageermogelijkheden; het fungeren als slaapplaats is geen reden om een gebied te begrenzen als leefgebied. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres 1 heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. De beroepsgrond slaagt niet.
6.1.3.
Ter zitting heeft verweerder ten aanzien van de ter zitting door eiseres 1 verzochte uitbreiding met het zoekgebied Peins te kennen gegeven hier in het kader van de vaststelling van het Natuurbeheerplan Fryslân 2017 met een positieve grondhouding serieus naar te zullen kijken. Naar aanleiding hiervan heeft eiseres 1 de beroepsgrond ingetrokken.
7. De rechtbank overweegt voorts dat verweerder heeft erkend dat ten onrechte het verzoek tot uitbreiding van het Leefgebied Natte Dooradering niet is beantwoord in de Reactienota. Uit de kaart met de leefgebieden blijkt naar het oordeel van de rechtbank evenwel genoegzaam dat het verzoek tot uitbreiding niet is gehonoreerd.
7.1.
Eiseres 1 heeft verzocht om uitbreiding van het leefgebied omdat de kleine modderkruiper in het leefgebied voorkomt. Verweerder heeft het verzoek niet gehonoreerd omdat niet de kleine modderkruiper, maar de grote modderkruiper, voor de begrenzing van het Leefgebied Natte Dooradering gidssoort is. Verweerder heeft hierbij aansluiting gezocht bij de Nederlands Data Flora en Fauna. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres 1 heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat verweerder geen aansluiting heeft kunnen zoeken bij de Nederlands Data Flora en Fauna. Voor zover eiseres 1 zich op het standpunt stelt dat ook de grote modderkruiper in het leefgebied voorkomt, overweegt de rechtbank dat eiseres 1 dit niet nader heeft onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid het verzoek tot uitbreiding kunnen afwijzen. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
LEE 15/2289
10. Eiseres 2 ziet graag voor een aantal beheerders verruiming van de leefgebieden voor zowel Droge als Natte Dooradering. Het gaat hierbij volgens eiseres 2 om beheerders die graag willen participeren maar nu met de beheereenheden geheel of gedeeltelijk buiten de begrenzing liggen of gedeeltelijk op de bestemming ‘natuur’. Ter zitting heeft eiseres 2 te kennen gegeven dat het verzoek inmiddels is beperkt tot vier beheerders.
10.1.
Eiseres 2 verzoekt ten behoeve van het pluimveebedrijf van de [beheerder 1] en ten behoeve van maatschap [beheerder 2] verruiming van het leefgebied Natte Dooradering met vijf tot tien meter teneinde de aanleg van rietzomen mogelijk te maken. Ter zitting heeft verweerder erkend dat de verzochte verruiming voor de hand ligt voor zover de gronden in eigendom zijn van de [beheerder 1] en [beheerder 2] en de verruiming niet ziet op gronden in eigendom van het Wetterskip Fryslân.
Naar het oordeel van de rechtbank is het Natuurbeheerplan 2016 hiermee niet met de vereiste zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb tot stand is gekomen. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit komt, voorzover het de vastgestelde begrenzing betreft van de gronden in eigendom van het pluimveebedrijf van de [beheerder 1] en de [beheerder 2] , voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank zal verweerder opdragen de begrenzing in het Natuurbeheerplan 2016 zodanig aan te passen dat de aanleg van rietzomen op de gronden die in eigendom zijn van de [beheerder 1] en de [beheerder 2] mogelijk is.
10.2.
Ten behoeve van [beheerder 3] verzoekt eiseres 2 verruiming van het leefgebied Natte Dooradering in noordelijke richting. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat voor het betreffende gebied, gelet op de aangetroffen soorten, gekozen is voor het leefgebied Open Grasland. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres 2 heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. De beroepsgrond slaagt niet.
10.3.
Eiseres 2 heeft ten behoeve van de [beheerder 4] ten slotte verzocht om verruiming van het Leefgebied Droge Dooradering. Hiermee zouden de landschapselementen binnen het Natuurbeheerplan 2016 komen te vallen. Ter zitting heeft verweerder erkend dat de verzochte verruiming voor de hand ligt.
Naar het oordeel van de rechtbank is het Natuurbeheerplan 2016 hiermee niet met de vereiste zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb tot stand is gekomen. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit komt, voor zover het de vastgestelde begrenzing betreft van de gronden in eigendom van de [beheerder 4] , voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank zal verweerder opdragen het Natuurbeheerplan 2016 zodanig aan te passen dat de landschapselementen binnen het Natuurbeheerplan 2016 komen te vallen.
10.4.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres 2 redelijkerwijs in verband met de behandeling van haar beroep heeft moeten maken. Deze kosten worden onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op
€ 40,28 voor de namens eiseres 2 gemaakte reiskosten om de zitting bij te wonen.
10.5.
De rechtbank ziet verder aanleiding om te bepalen dat verweerder het door
eiseres 2 betaalde griffierecht ten bedrage van € 331,-- aan haar dient te vergoeden.
Beslissing
LEE 15/2285
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
LEE 15/2287
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
LEE 15/2289
De rechtbank:
- verklaart het beroep van eiseres 2 gegrond;
- vernietigt het Natuurbeheerplan 2016 voor zover daarbij de begrenzing van de gronden is vastgesteld die door het pluimveebedrijf van [beheerder 1] , door [beheerder 2] en door [beheerder 4] worden geëxploiteerd;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het Natuurbeheerplan 2016 te wijzigen;
- veroordeelt verweerder in de kosten van de procedure aan de zijde van eiseres 2 ten bedrage van € 40,28;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres 2 betaalde griffierecht ter hoogte van € 331,-- aan eiseres 2 dient te voldoen.
LEE 15/2379
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, voorzitter, mr. L. Mulder en
mr. V. van Dorst, leden, in aanwezigheid van mr. C.T. Hofman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.