Regeling havenstaatcontrole 2011
Artikel 20
Geldend
Geldend vanaf 21-11-2014
- Bronpublicatie:
03-11-2014, Stcrt. 2014, 29566 (uitgifte: 04-11-2014, regelingnummer: IENM/BSK-2014/217247)
- Inwerkingtreding
21-11-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-11-2014, Stcrt. 2014, 29566 (uitgifte: 04-11-2014, regelingnummer: IENM/BSK-2014/217247)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
De Inspecteur-Generaal behandelt namens de minister de klachten als bedoeld in artikel 1, onderdeel p, van de wet. De Inspecteur-Generaal kan deze bevoegdheid mandateren aan de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport.
2.
Een klacht als bedoeld in artikel 1, onderdeel p, van de wet wordt onmiddellijk aan een eerste toets onderworpen, teneinde vast te stellen of de klacht met redenen is omkleed.
3.
Naar aanleiding van met redenen omklede klachten worden passende maatregelen genomen. In ieder geval worden alle direct bij de klacht betrokken personen de gelegenheid geboden hun standpunt kenbaar te maken.
4.
De identiteit van de indiener van de klacht wordt niet bekendgemaakt aan de kapitein of de eigenaar van het betrokken schip. Bij elk gesprek met de bemanningsleden wordt vertrouwelijkheid gegarandeerd. De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport nemen de gepaste stappen om de vertrouwelijkheid van door zeevarenden ingediende klachten te garanderen.
5.
Indien de klacht ongegrond wordt geacht, wordt de indiener van de klacht van deze beslissing en de motivering daarvan op de hoogte gesteld.
6.
De vlaggenstaat en, indien passend, de Internationale Arbeidsorganisatie, worden geïnformeerd over klachten als bedoeld in het derde lid, en de naar aanleiding van deze klacht genomen maatregelen.