NJB 2020/2237
Medeplegen opzettelijk aanwezig hebben van heroïne in een plastic tas in een inbouwkast in door medeverdachte gebruikte en door verdachte vier maal bezochte woning, art. 2 onder C Opiumwet: in casu komt het hof tot een ontoereikend gemotiveerde bewezenverklaring, mede erop gelet dat niet is gebleken dat de verdachte zelfstandig toegang had tot de woning en ook anderszins niet blijkt dat de verdachte ‘feitelijk gebruiker’ van de woning was en de aangetroffen heroïne zich in zijn machtssfeer bevond en hij wetenschap moet hebben gehad van de aangetroffen heroïne
HR 15-09-2020, ECLI:NL:HR:2020:1376
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 september 2020
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
18/05561
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1376, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑09‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:587, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑06‑2020
- Wetingang
(art. 47 Sr)
Essentie
Medeplegen opzettelijk aanwezig hebben van heroïne in een plastic tas in een inbouwkast in door medeverdachte gebruikte en door verdachte vier maal bezochte woning, art. 2 onder C Opiumwet: in casu komt het hof tot een ontoereikend gemotiveerde bewezenverklaring, mede erop gelet dat niet is gebleken dat de verdachte zelfstandig toegang had tot de woning en ook anderszins niet blijkt dat de verdachte ‘feitelijk gebruiker’ van de woning was en de aangetroffen heroïne zich in zijn machtssfeer bevond en hij wetenschap moet hebben gehad van de aangetroffen heroïne
Uitspraak
Inleiding
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.