Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in mappen van het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer [nummer 5] (onderzoek ‘ [naam 5] ’) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het telkens om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door een of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven. Indien is verwezen naar een geschrift, is dat stuk slechts tot het bewijs gebezigd in samenhang met de andere bewijsmiddelen. Voor zover in de bewijsmiddelen conclusies zijn opgenomen is het hof van oordeel dat deze terecht zijn getrokken.
Hof Amsterdam, 15-12-2022, nr. 23-003060-21
ECLI:NL:GHAMS:2022:3573
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
15-12-2022
- Zaaknummer
23-003060-21
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Jeugdstrafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2022:3573, Uitspraak, Hof Amsterdam, 15‑12‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:169
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑12‑2022
Inhoudsindicatie
Medeplegen van liquidatie op 39-jarige man in Amstelveen. Verdachte heeft de plaats delict voorafgaand aan de liquidatie tweemaal verkend, hij heeft de schutters naar de plaats van de liquidatie vervoerd en heeft de vluchtauto bestuurd. Daarna heeft de verdachte de vluchtauto in brand gestoken. Het hof oordeelt dat de verdachte daarmee een wezenlijke aan het delict heeft geleverd en komt tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord. Verdachte was destijds 17 jaar oud. Het hof ziet aanleiding om toepassing te geven aan het meerderjarigenstrafrecht (artikel 77b Sr) en veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 10 jaren. Het hof legt daarnaast twee schadevergoedingsmaatregelen op ten behoeve van de nabestaanden.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003060-21
datum uitspraak: 15 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-046079-21 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem, te Veenhuizen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 november 2022 en 1 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht, alsook van de standpunten van de gemachtigden van de nabestaanden.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair
hij, op of omstreeks 12 december 2019 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of (een) ander(en) op of omstreeks 12 december 2019 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of zijn/hun mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg meermalen met een vuurwapen op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 11 december 2019 tot en met 12 december 2019 te Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- op 11 december 2019 (tijdens een voorverkenning) bij [bedrijf 1] (de latere plaats delict) de Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] bestuurd, welke bus direct na het feit door de schutters als vluchtauto is gebruikt en/of
- op 11 december 2019 (tijdens een voorverkenning) bij [bedrijf 1] (de latere plaats delict) over de parkeerplaats gelopen en/of
- op 12 december 2019 (tijdens een voorverkenning) bij [bedrijf 1] (de latere plaats delict) de Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] bestuurd, welke bus direct na het feit door de schutters als vluchtauto is gebruikt en/of
- op 12 december 2019 een of meer daders, waaronder [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] , met de Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] naar de plaats delict bij [bedrijf 1] vervoerd en/of
- op 12 december 2019 (ten tijde van het feit) bij [bedrijf 1] de Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] bestuurd, welke bus direct na het feit door de schutters als vluchtauto is gebruikt en/of
- op 12 december 2019 (na het feit) een of meer daders, waaronder [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] , met de Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] vanaf de plaats delict bij [bedrijf 1] vervoerd en/of
- op 12 december 2019 (na het feit) de vluchtauto, de Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] , in brand gestoken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert en tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.
BEWIJSVOERING
Verweer van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op de terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij allereerst aangevoerd dat niet is gebleken dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet op de moord op [slachtoffer] heeft gehad. In dat verband heeft zij gewezen op verschillende handelingen van de verdachte die onlogisch zouden zijn geweest indien hij het idee zou hebben gehad dat er een liquidatie op stapel stond. Ook heeft de raadsvrouw benadrukt dat de rechtbank de medeverdachte [medeverdachte 3] bij vonnis van 25 juli 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:4255) heeft vrijgesproken van het medeplegen van de moord op [slachtoffer] . Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat er tussen de verdachte en [medeverdachte 3] een samenwerking is geweest. Omdat niet vaststaat dat [medeverdachte 3] bij het doden van [slachtoffer] is betrokken, kan ook de ‘ [video] ’ (het hof begrijpt: na te noemen video van 7 december 2019) niet als bewijs tegen de verdachte worden meegenomen. Tot slot heeft de raadsvrouw gesteld dat de rol van de verdachte in ieder geval niet dusdanig is dat er medeplegen kan worden aangenomen.
Oordeel van het hof
Redengevende feiten en omstandigheden1.
Overlijden [slachtoffer] op 12 december 2019
Op donderdag 12 december 2019 omstreeks 17.15 uur hebben politieambtenaren naar aanleiding van een melding van een schietpartij de opdracht gekregen om te gaan naar de [plek] in Amstelveen. Daar aangekomen zagen zij op de parkeerplaats van [bedrijf 1] naast een donkerkleurige auto van het merk BMW een man liggen met een plas bloed rondom zijn hoofd. Hij had geen ademhaling meer, bloedde uit meerdere plekken op het hoofd en vertoonde geen enkel teken van leven. Reanimeren bleek niet meer mogelijk.2.Van het slachtoffer werd door de forensische opsporing een dactyloscopisch signalement vervaardigd met SIN-nummer [nummer 1] .3.Dat dactyloscopische spoor bleek overeen te komen met het dactyloscopisch signalement van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ).4.
Op 16 december 2019 is er sectie op het lichaam van [slachtoffer] verricht. Daarbij heeft de forensisch patholoog aan het hoofd en de romp van het lichaam 19 (vermoedelijke) schotletsels vastgesteld: 8 doorschoten en 2 inschoten. De forensisch patholoog heeft geconcludeerd dat het overlijden van [slachtoffer] wordt verklaard door algehele weefselschade op basis van ernstig bloedverlies en ademhalings-, longfunctie- en hersenfunctiestoornissen, als gevolg van twee doorschoten aan het hoofd en drie doorschoten en één inschot aan de romp. De andere vastgestelde schotletsels kunnen een bijdrage hebben geleverd aan (de snelheid van) het overlijden. Daarnaast heeft de patholoog meerdere huiddefecten en breuken geconstateerd, waaronder een huidperforatie in de voorste haargrens en een onderliggende schedelbreuk. Het letsel had een opvallende ronde vorm en is volgens de patholoog waarschijnlijk ontstaan als gevolg van bij leven opgetreden inwerking van hevig stomp botsend geweld op het hoofd, zoals door vallen op of geslagen worden met een (deels) ronde harde structuur. Vanuit dit letsel was geen schotkanaal herleidbaar. Gezien de overige sectiebevindingen heeft dit letsel geen rol gespeeld bij het overlijden.5.
Op de plaats delict zijn rondom het lichaam van [slachtoffer] in totaal twaalf hulzen (kaliber 9x19 mm, met bodemstempel S&B) aangetroffen en in inbeslaggenomen. Op basis daarvan is door de forensische opsporing geconcludeerd dat er minimaal twaalf keer is geschoten.6.Door middel van munitieonderzoek is onderzocht of de twaalf verschoten munitiedelen (hulzen) afkomstig zijn uit één of meer vuurwapens, wat het soort en het merk is van het gebruikte vuurwapen. Hieruit is naar voren gekomen dat het extreem veel waarschijnlijker is dat tien (van de twaalf) hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen (hypothese 1), dan dat die tien hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken (hypothese 2). Voor de overige twee hulzen geldt dat het veel waarschijnlijker is dat deze hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen (hypothese 1), dan dat die twee hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken (hypothese 2). Vermoedelijk zijn alle hulzen verschoten met een (semi-)automatisch werkend pistool van het kaliber 9mm Parabellum.7.
Dreiging richting [slachtoffer]
wist sinds 2015 dat hij op een zogenaamde ‘dodenlijst’ zou staan.8.Hij pleegde zich in Nederland te verplaatsen in een gepantserde BMW.9.Dat weerhield hem er niet van om zijn zoontje rond te brengen met de auto, onder meer in de twee weken voorafgaand aan de aanslag op woensdagen naar [les 1] .10.Op 12 december 2019 was hij bij [bedrijf 1] , omdat hij zijn zoontje naar de [les 2] had gebracht.11.Die lessen vonden wekelijks van 16 tot 17 uur plaats bij [bedrijf 1] .12.
Camerabeelden [bedrijf 1] van 12 december 2019
Op beelden, die op donderdag 12 december 2019 zijn opgenomen met beveiligingscamera’s op en rondom het parkeerterrein van [bedrijf 1] , is onder andere het volgende te zien. Daarbij merkt het hof reeds nu op dat de verdachte heeft erkend dat hij telkens de bestuurder van de hieronder genoemde Volkswagen Transporter is geweest.
11.41
uur - 11.48 uur
Een Volkswagen Transporter busje met kenteken [kenteken] (hierna: de Transporter) rijdt vanaf de Marathonlaan, via de [plek] , het parkeerterrein van [bedrijf 1] op. De Transporter rijdt rond over het parkeerterrein, voorbij de hoofdingang van [bedrijf 1] , waarna de Transporter het parkeerterrein via de uitgang weer verlaat. Vervolgens staat de Transporter een aantal minuten stil in een parkeervak op de naastgelegen parkeerplaats, waarna het voertuig wegrijdt vanaf de [plek] , via de Marathonlaan, in de richting van de Oranjebaan.
15.58
uur
[slachtoffer] arriveert in de gepantserde BMW en parkeert het voertuig in een parkeervak op het eerste rijpad aan de voorzijde van [bedrijf 1] , ter hoogte van de fietsenstalling. [slachtoffer] stapt uit het voertuig en loopt hand in hand met zijn zoontje naar de hoofdingang van [bedrijf 1] . Zij gaan het pand binnen.13.
16.14
uur - 16.22 uur
Een NN-persoon rijdt op een tweewielig voertuig over de Marathonlaan en parkeert zijn voertuig, waarna deze over het parkeerterrein van [bedrijf 1] naar de BMW van [slachtoffer] loopt en onder deze auto kennelijk handelingen verricht.14.
16.23
uur - 16.26 uur
De Transporter rijdt vanaf de [plek] het parkeerterrein van [bedrijf 1] op, terwijl de NN-persoon het parkeerterrein afloopt. De Transporter rijdt in verschillende richtingen over het parkeerterrein, onder andere langs de BMW. Vervolgens parkeert de Transporter ruim één minuut in een parkeervak aan de rechterzijde van het derde rijpad. Vanaf die plek heeft de bestuurder, die oranje werkhandschoenen draagt, zicht op de BMW.
16.27
uur - 16.45 uur
De Transporter staat ruim zeventien minuten geparkeerd in een parkeervak aan de linkerzijde van het derde rijpad. Vervolgens gaan de remlichten aan, waarna de Transporter niet meer in het parkeervak staat.
16.45
uur
Vanaf de plek waar de Transporter geparkeerd stond lopen twee personen weg, hierna te noemen NN1 en NN2. Zij lopen naar de fietsenstalling naast [bedrijf 1] en vervolgens naar het terras van ‘ [bedrijf 2] ’, waar zij achter een hek met reclameborden plaatsnemen. Vanaf deze plek zijn zij niet zichtbaar voor beveiligingscamera’s en voorbijgangers. Zij hebben goed uitzicht over het parkeerterrein, vanaf de hoofdingang van [bedrijf 1] tot aan de BMW. De Transporter rijdt richting de uitgang van het parkeerterrein van [bedrijf 1] en passeert NN1 en NN2 als zij de weg oversteken in de richting van de fietsenstalling. Bij de handen van de bestuurder is op dat moment geen oranje kleur zichtbaar.
16.46
uur - 16.47 uur
De Transporter rijdt het parkeerterrein van [bedrijf 1] af en parkeert op de [plek] ter hoogte van de uitgang (in de richting van de Marathonlaan). De Transporter blijft ongeveer zevenentwintig minuten, tot na de schietpartij, op deze plek staan. De Transporter heeft zijn alarmknipperlichten aangezet. De schuifdeur aan de rechterzijde staat onderwijl een beetje open.
Omstreeks 17.14 uur
[slachtoffer] loopt met zijn zoontje aan de hand vanaf [bedrijf 1] naar de BMW. Aangekomen bij de BMW opent [slachtoffer] het rechterachterportier. NN1 en NN2, die zich tot dan toe hebben opgehouden achter het hek bij de ingang van ‘ [bedrijf 2] ’, komen tevoorschijn en rennen op [slachtoffer] af, terwijl [slachtoffer] het rechterachterportier voor zijn zoon openhoudt en zijn zoon plaatsneemt op de achterbank van de BMW. Zij benaderen [slachtoffer] van achteren.
NN1 vuurt het eerste schot als hij ongeveer twee meter achter [slachtoffer] staat. [slachtoffer] zakt gelijk ineen.
NN2 verschijnt rechts in beeld. Hij heeft beide armen gestrekt voor zich uit gestoken, alsof hij ook een vuurwapen vasthoudt. NN2 draagt oranje handschoenen.
NN1 vuurt een tweede maal in de richting van [slachtoffer] . NN2 heeft beide armen voor zich uitgestrekt en houdt een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast. [slachtoffer] zakt steeds verder ineen. Het zoontje bevindt zich nog op de achterbank van de BMW. Het rechterachterportier staat wijd open.
[slachtoffer] is bij het geopende rechterachterportier op de grond ineen gezakt. NN1 en NN2 staan boven [slachtoffer] en houden hun wapens op hem gericht.
NN1 lost nog vijf schoten, terwijl NN2 zijn wapen op [slachtoffer] gericht houdt. Tijdens het zesde schot is duidelijk zichtbaar dat NN2 een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn handen heeft, maar nog niet heeft geschoten.
NN1 lost nog vier schoten. Op het moment dat NN1 het achtste schot vuurt lijkt het wapen van NN2 te weigeren. NN2 verricht handelingen aan zijn wapen, alsof hij probeert om de slede van het wapen naar achteren te trekken. Vervolgens houdt NN2 zijn wapen met beide handen vast en maakt slaande bewegingen in de richting van [slachtoffer] . NN1 is een paar meter weggelopen, komt vervolgens weer terug en lost nog drie schoten.
NN1 heeft in totaal elf schoten gelost.
NN1 en NN2 rennen tegelijkertijd weg naar de uitgang van het parkeerterrein, waar de Transporter staat, waarvan de schuifdeur op dat moment openstaat. Zij springen vervolgens in de Transporter, waarna de Transporter – met gedoofde lichten – wegrijdt over de [plek] , naar de Marathonlaan, in de richting van de Oranjebaan.15.Een getuige heeft toen gezien dat de Transporter heel snel reed en geblindeerde ramen had.16.
Camerabeelden [bedrijf 1] van 11 december 2019
Ook de camerabeelden van het parkeerterrein van [bedrijf 1] van woensdag 11 december 2019 zijn uitgekeken.
Hierop is te zien dat [slachtoffer] om 13.15 uur zijn BMW parkeert en richting de ingang van [bedrijf 1] loopt, samen met zijn zoon. Om 13.34 uur arriveert een persoon in donkere kleding op een tweewielig motorvoertuig. Deze persoon parkeert zijn voertuig buiten het parkeerterrein, waarna hij het parkeerterrein oploopt en handelingen verricht onder de BMW. Die handelingen wekken bij de politie de indruk dat hij iets onder het voertuig wil pakken of plaatsen. Bij het opstaan en weglopen lijkt hij een voorwerp dat qua afmetingen gelijkenis vertoont met een volgbaken, in zijn handen te hebben. Om 13.40 uur vertrekt hij weer.17.Deze persoon vertoont qua kleding, postuur en manier van lopen sterke overeenkomsten met de persoon die, zoals hiervoor omschreven, op 12 december 2019 handelingen onder de BMW heeft verricht.18.
[slachtoffer] vertrekt om 14.17 uur met zijn zoon vanaf het terrein van [bedrijf 1] .19.
Om 14.27 uur rijdt de Transporter vanaf de Marathonlaan over de [plek] . Om 14.28 uur rijdt de bus rond over het parkeerterrein van [bedrijf 1] , waarna die richting de Marathonlaan rijdt. Om 14.29 uur wordt de Transporter geparkeerd in een parkeervak op de [plek] , met de voorkant gericht naar de ingang van het parkeerterrein van [bedrijf 1] ; de bestuurder blijft in het voertuig zitten. De Transporter probeert om 14.33 uur opnieuw het parkeerterrein van [bedrijf 1] op te rijden, maar de slagboom gaat niet open. Te zien is dat de bestuurder oranje handschoenen draagt. De Transporter rijdt achteruit bij de slagboom vandaan en rijdt vervolgens richting de Marathonweg. Om 14.35 uur staat de Transporter in een parkeervak op de [plek] geparkeerd, met de achterzijde naar de slagboom van de ingang van het parkeerterrein van [bedrijf 1] . Om 14.53 uur loopt, vanaf de plek op de [plek] waar de Transporter staat geparkeerd, een in het donker gekleed persoon langs de slagboom van de uitgang van het terrein van [bedrijf 1] . Hij loopt het parkeerterrein op, naar het gedeelte waar [slachtoffer] een dag later is neergeschoten. Vanaf deze positie is ook de plek zichtbaar vanaf waar de schutters de volgende dag [slachtoffer] hebben opgewacht. Nadat hij daar kort is gestopt, draait deze persoon zich om en loopt langs de slagboom het parkeerterrein weer af, terug naar de Transporter. Om 15.01 uur rijdt de Transporter achteruit en lijkt te gaan parkeren. Daarna rijdt de bus weer terug naar zijn oorspronkelijke plek. Om 15.02 uur rijdt de Transporter weer weg van de parkeerplek, rijdt het parkeerterrein af en draait de Marathonlaan op. Te zien is dat deze persoon een licht getinte huidskleur heeft en een pet draagt met een lichtkleurig logo.20.De pet is van het merk Under Armour.21.
Medeverdachte [medeverdachte 2]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft erkend dat hij de persoon is die op 11 en 12 december 2019 op de beelden te zien is (het hof begrijpt: voornoemde NN-persoon die handelingen onder de BMW van [slachtoffer] heeft verricht) en dat hij toen in opdracht van een persoon wiens naam hij niet wil noemen een baken heeft weggehaald onder de BMW. Beide keren werd hem door zijn opdrachtgever, via een telefoon die hij kort daarvoor van laatstgenoemde had gekregen, het kenteken en het type van het voertuig doorgegeven, op basis waarvan hij wist onder welk voertuig hij een baken moest weghalen. Beide keren heeft hij via die telefoon aan zijn opdrachtgever doorgegeven dat het was gelukt om het baken en de simkaart te verwijderen, waarna hij het baken en de telefoon weer heeft teruggegeven.22.
Reisbeweging en aantreffen Transporter op 12 december 2019 ná het schietincident
Na afloop van de schietpartij wordt de Transporter door verschillende beveiligingscamera’s waargenomen, namelijk:
- om 17.14 uur op de Marathonlaan. De Transporter rijdt dan in de richting van de Oranjebaan en passeert de brandweerkazerne, gevestigd aan de Oranjebaan 1 te Amstelveen;
- op een onbekend tijdstip op de Oranjebaan. De Transporter rijdt dan in oostelijke richting en passeert de ‘Amstel Parking’;
- om 17.19 uur op de Burgemeester Stramanweg (N522) in Ouderkerk (het hof: aan den IJssel). De Transporter rijdt dan in oostelijke richting en passeert het tankstation ‘ [tankstation] ’;
- om 17.22 uur op de Holterbergweg (S111). De Transporter rijdt dan in noordelijke richting, langs de Ziggo Dome (het hof begrijpt: in Amsterdam).23.
Op 12 december 2019 om 17.37 uur troffen politieambtenaren op een parkeerplaats aan de Buitensingel in Amsterdam de Transporter aan. Het voertuig stond toen volledig in brand.24.De Transporter bleek in de nacht van 5 op 6 december 2019 in Zaandam te zijn gestolen en was voorzien van valse kentekenplaten.25.
Aantreffen en forensisch onderzoek van kledingstukken
De politie heeft na het schietincident een onderzoek ingesteld in de directe omgeving van de Buitensingel in Amsterdam. Nabij de plek waar de uitgebrande bus had gestaan, zijn daarbij een linker ( [kenmerk 1] ) en een rechter ( [kenmerk 1] ) grijs/oranje handschoen aangetroffen en inbeslaggenomen.26.Op basis van onderzoek aan deze handschoenen is vastgesteld dat zich aan de buitenzijden van beide handschoenen bloedsporen bevonden die waren te herleiden tot [slachtoffer] en dat zich aan de binnenzijde van de handschoenen sporen bevonden die waren te herleiden tot de verdachte27.en de medeverdachte [medeverdachte 1] .28.Tevens zijn bij schotrestenonderzoek aan de buitenzijden van beide handschoenen schotrestendeeltjes aangetroffen.29.
Op 18 december 2019 zag de politie over een hekwerk in de buurt van de plek waar de Transporter uitgebrand was aangetroffen, een zwarte trainingsbroek van het merk Nike hangen. Aan de binnenzijde van een van de benen [het hof begrijpt: broekspijpen] zat een gat ter grootte van een hand. Achter het hek stond een groene container. Daarop lag een zwarte jas van het merk Stone Island. Op de onderzijde van de jas en op de mouwen bevonden zich schroeiplekken.30.
Reisbewegingen en gespreksverbindingen [medeverdachte 1] op 11 en 12 december 2019
[medeverdachte 1] is op 25 augustus 2020 aangehouden. Bij zijn fouillering is een OV-chipkaart met nummer [nummer 2] (hierna: [OV 1] ) aangetroffen.31.Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (hierna: [kenmerk 2] ) wordt door de politie aan [medeverdachte 1] toegeschreven.32.
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van [kenmerk 2] op 11 december 2019 is gebleken dat dit nummer die dag om 16.07 uur wordt gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (hierna: [kenmerk 3] ). [kenmerk 3] betreft een abonnement dat staat op naam van [medeverdachte 3] (het hof: [medeverdachte 3] , hierna: [medeverdachte 3] ).33.Uit een ander onderzoek is bekend dat [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij op [kenmerk 3] bereikbaar is.34.Onder [medeverdachte 3] is op 10 januari 2020 onder goednummer [nummer 3] een Apple iPhone 11 (hierna ook: de iPhone) in beslag genomen.35.Bij dit apparaat hoorde het telefoonnummer [kenmerk 3] .36.
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van [kenmerk 2] en de rithistorie [OV 1] van 12 december 2019 blijkt voorts het volgende.
9.31 - 11.23
uur
Om 9.31, 9.32, 10.19, 10.30, 10.43, 11.05, 11.12, 11.15 en 11.23 uur heeft [kenmerk 2] contact met [kenmerk 3] .37.
11.25
uur
[OV 1] checkt uit bij station Holendrecht. Volgens Google Maps betreft de reistijd per auto vanaf deze zendmast naar [bedrijf 1] 9-12 minuten bij normale verkeersdrukte.38.
12.02
uur
[kenmerk 2] straalt een zendmast aan de Meibergdreef 9 in Amsterdam Zuidoost aan.
12.02
uur - 16.10 uur
In totaal vinden er ruim 40 uitgaande en inkomende gespreksverbindingen met [kenmerk 2] plaats. Bij een daarvan gaat het (om 12.23 uur) om een contact met [kenmerk 3] .39.
13.21.57
uur
[OV 1] checkt in op station Ganzenhoef.
13.45.32
uur
[OV 1] checkt uit op het Centraal Station te Amsterdam.40.
13.54
uur en 13.59 uur
[kenmerk 2] straalt een zendmast aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam aan.
14.03
uur
[kenmerk 2] straalt een zendmast op de Dam in Amsterdam aan.
14.07
uur
[kenmerk 2] straalt een zendmast aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam aan.41.
14.18.06
uur
[OV 1] checkt in op het Centraal Station te Amsterdam.
14.27.19
uur
[OV 1] checkt uit op station Wibautstraat.42.
14.34
uur en 14.53 uur
[kenmerk 2] straalt een zendmast aan de Wibautstraat 129 in Amsterdam aan.
16.10
uur
[kenmerk 2] straalt een zendmast aan de Paalbergweg 26-36 in Amsterdam aan. Volgens Google Maps betreft de reistijd vanaf deze zendmast naar [bedrijf 1] 9 minuten bij normale verkeersdrukte.
16.25
uur
Inkomende gespreksverbinding op [kenmerk 2] . Het inbellende telefoonnummer wordt doorgeschakeld naar de voicemail. Bij een doorschakeling naar de voicemail worden geen zendmastlocaties geregistreerd. Een voicemail kan onder andere betekenen dat gebruiker niet opneemt of dat het telefoonnummer niet bereikbaar is in het netwerk.43.
17.37
uur
[OV 1] checkt in op station Bijlmer ArenA.44.
17.44
uur
Om 17.44 uur heeft tevens de laatste zendmastregistratie van [kenmerk 2] plaatsgevonden, namelijk met een zendmast aan de Wisselwerking 50-56 in Diemen. Na deze registratie zijn er tot in ieder geval 14 februari 2020 geen verbindingen meer geregistreerd en was het toestel kennelijk niet meer in gebruik.45.
Het moment waarop [OV 1] heeft ingecheckt bij station Bijlmer ArenA, te weten om 17.37 uur, en het tijdstip van de laatste zendmastregistratie van [kenmerk 2] , te weten 17.44 uur, passen, uitgaande van een reisbeweging met een metro/sneltram in Noordelijke richting, bij een reisbeweging met de Transporter vanaf [bedrijf 1] in Amstelveen naar de Buitensingel in Amsterdam.46.
Reisbewegingen en gespreksverbindingen [medeverdachte 3] op 11 en 12 december 2019
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van [kenmerk 3] op 11 december 2019 is gebleken dat dit nummer die dag om 12.10, 12.36, 12.52, 18.29 en 19.25 uur contact heeft gehad met [kenmerk 2] .47.
De OV-chipkaart met nummer [nummer 4] (hierna: [OV 2] ) staat op naam van [medeverdachte 3] .48.
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van [kenmerk 3] en de rithistorie [OV 2] van 12 december 2019 blijkt voorts het volgende.
10.28
uur
[OV 1] checkt uit op station Holendrecht.49.
11.05 - 11.23
uur
[kenmerk 3] straalt herhaaldelijk een zendmast aan de Meibergdreef 9 in Amsterdam Zuidoost aan.50.
12.03
uur
[OV 1] checkt in op station Holendrecht.51.
12.06
uur
[kenmerk 3] straalt een zendmast aan de Huigenbos/Huntumdreef in Amsterdam Zuidoost aan. Die zendmastlocatie bevindt zich in de nabije omgeving van de zendmast op de locatie Meibergdreef 9 in Amsterdam Zuidoost (het hof: van welke locatie [kenmerk 2] om 12.02 uur gebruik heeft gemaakt).52.
12.08
uur
[OV 1] checkt uit op station Bullewijk.
13.21.55
uur
[OV 2] checkt in op station Ganzenhoef.
13.45.31
uur
[OV 1] checkt uit op het Centraal Station te Amsterdam.53.
13.54, 13.58 en 13.59 uur
[kenmerk 3] straalt zendmasten aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam aan.
14.03
uur
[kenmerk 3] straalt een zendmast op de Dam in Amsterdam aan.
14.07
uur
[kenmerk 3] straalt een zendmast aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam aan.54.
14.18.05
uur
[OV 1] checkt in op het Centraal Station te Amsterdam.
14.27.17
uur
[OV 1] checkt uit op station Wibautstraat.55.
Van 14.21 uur tot en met 18.51 uur werden er geen zendmastlocaties geregistreerd. De registraties binnen deze periode betreffen enkel inkomende verbindingen die werden doorgeschakeld, alsmede een inkomende SMS. Kennelijk was de [kenmerk 3] in die periode niet bereikbaar.56.Bij onderzoek naar de onder [medeverdachte 3] in beslag genomen iPhone 11 is gebleken dat het batterijpercentage van dit toestel op 12 december 2019 tussen 14.48 en 19.04 uur niet is afgenomen, alsook dat er in dit tijdvak wel WhatsApp-berichten naar het toestel werden verstuurd, maar dat deze pas om 19.05 uur werden binnengehaald, omdat het toestel op dat moment pas weer online kwam. De politie heeft op basis hiervan geconcludeerd dat het zeer aannemelijk is dat de iPhone tussen 14.48 en 19.04 uur heeft uitgestaan.57.
21.41
uur
De [kenmerk 3] registreert een uitgaand gespreksverbinding naar [kenmerk 2] van [medeverdachte 1] , maar uit de verkeersgegevens van dat laatste nummer is gebleken dat die dag met dat nummer na 17.44 uur (het hof: tijdstip inkomende SMS) tot in ieder geval 14 februari 2020 geen verbinding meer tot stand is gekomen.58.
Onderzoek naar Apple iPhone van [medeverdachte 3]
Op de iPhone van [medeverdachte 3] is een video opgeslagen die op 7 december 2019 om 13.41 uur is gemaakt op het [adres 2] . Op deze video is te zien en te horen dat [medeverdachte 3] , als maker van de video, een tekst uitspreekt die samengevat onder meer inhoudt dat zij iemand gaan neerschieten (‘squeezen’) en dat hij in het bezit is van een semiautomatisch wapen.59.Eén van de twee andere personen die op deze video te zien zijn betreft de verdachte.60.Op de iPhone was daarnaast een afbeelding opgeslagen die op 12 december 2019 om 11.06 uur is gemaakt bij de uitgang van het metrostation Holendrecht. Daarop is een persoon te zien wiens gelaat en Under Armour pet sterk overeenkomen met die van de man die op 11 en 12 december 2019 optrad als chauffeur van de Transporter.61.Op de iPhone stond voorts een video die op 12 december 2019 om 14.01 uur op het Damrak te Amsterdam is gemaakt. Op die video zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] samen te zien. Op de iPhone stond tevens een video die op 12 december 2019 om 14.36 uur is opgeslagen en die aan de Wibautstraat te Amsterdam is gemaakt, waarop hij met een ander persoon, niet zijnde [medeverdachte 1] , te zien is.62.
Verklaring [medeverdachte 3]
heeft verklaard dat hij gebruik maakte van het telefoonnummer [kenmerk 3] . Ook heeft hij verklaard dat hij inderdaad op 12 december 2019 om 11.06 uur in Holendrecht een foto van een man heeft gemaakt die hij daar was tegengekomen.63.Dat was [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte), die daar met het OV naar toe was gekomen en die hij bij het station heeft gesproken.64.
Verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft op de terechtzitting in eerste aanleg het volgende verklaard. Op 11 en 12 december 2019 is hij de bestuurder van de bus (het hof begrijpt: de Transporter) geweest. Hij heeft de bus aan het [adres 1] , vlakbij station Holendrecht, opgehaald. De sleutels van de bus heeft hij gekregen van een man die hij de opdrachtgever noemt, maar wiens naam hij niet wil zeggen. Op 11 december 2019 is hij naar een plek op de parkeerplaats van [bedrijf 1] gelopen. Voordat hij op 12 december 2019 voor de eerste keer naar [bedrijf 1] ging, heeft hij een ontmoeting gehad met [medeverdachte 3] , die hij vrij regelmatig zag en ook op 7 december 2019 in Holendrecht is tegengekomen. Op 12 december 2019 in de middag moesten er van die man (het hof begrijpt: de opdrachtgever) twee jongens mee. De jongens zaten achterin de bus. De verdachte had toen handschoenen aan. Die jongens zeiden dat de verdachte op hen moest wachten en ook waar hij dat moest doen. Op enig moment hoorde hij schoten. Na het eerste schot heeft hij de bus gestart en de schuifdeur helemaal opengezet. Hij startte de bus na het horen van de schoten, omdat hem dat tevoren was verteld. Dat de lichten van de bus niet aan waren, was geen onderdeel van het plan. Daarna is hem door de twee jongens gezegd dat hij naar de Buitensingel moest rijden en dat er spullen in de bus lagen om de bus in brand te steken: benzine en een aansteker. Onderweg zijn de jongens uitgestapt. Toen hij aankwam op de plek, waarvan hij dacht dat de jongens die hadden bedoeld, heeft hij benzine in de bus gegooid en een aansteker daarbij gehouden. De kleren van de Buitensingel waren van hem, die hij daar heeft uitgetrokken, omdat deze in brand stonden. Hij had daar wel (andere) kleren onder aan.65.
De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep het volgende verklaard. Een aantal dagen voor 12 december 2019 heeft hij in zijn woonomgeving een ontmoeting gehad met een man. Van deze man heeft hij op enig moment de sleutel van het busje gekregen. Via WhatsApp stond hij met die man in contact. De man zei dat het busje in Holendrecht stond. Op 11 december 2019 – de eerste keer dat de verdachte ging rijden – gaf de man hem via de telefoon een adres, welk adres de verdachte heeft opgezocht in Google Maps. In reactie op de foto waarop de zien is dat de Transporter die dag om 14.29 uur in een parkeervak van de [plek] met de voorkant richting het parkeerterrein van [bedrijf 1] stond geparkeerd, verklaarde de verdachte dat hij gewoon heeft gedaan wat hem was opgedragen. Hij is vervolgens naar de slagboom gereden, omdat dat de opdracht was die hij telefonisch van de man had gekregen. Daarna is hij het parkeerterrein opgelopen, omdat hij ook dat via de telefoon kreeg opgedragen. Vervolgens heeft hij de bus teruggezet op de plek waar hij deze had opgehaald. De man had hem gezegd dat hij de volgende dag opnieuw daar (het hof begrijpt: [bedrijf 1] ) naartoe moest. Op 12 december 2019 heeft hij in opdracht van de man twee jongens opgehaald die ergens met zijn tweeën klaar stonden. Toen gaven die twee jongens hem opdrachten, ook om hen buiten het grote parkeerterrein op te wachten en de schuifdeur open te doen zodra zij terugkwamen, hetgeen hij heeft gedaan zodra hij een schot hoorde. Hij begreep op dat moment dat hij bezig was om de daders van de schietpartij te helpen te ontkomen. De laatste opdracht was om de auto in brand te steken. Hij had dubbele kleding aan.66.
Gevolgtrekkingen van het hof
Op basis van de voormelde feiten en omstandigheden komt het hof tot de volgende vaststellingen en conclusies.
[slachtoffer] is op 12 december 2019 het slachtoffer geworden van een professioneel georganiseerde liquidatie. Ter voorbereiding daarop is informatie vergaard over het voertuig (BMW) waarin hij reed en zijn diens gangen nagegaan. Hierbij is kennelijk duidelijk geworden dat [slachtoffer] met een bepaalde regelmaat het complex van [bedrijf 1] bezocht, waarna op de parkeerplaats van het complex de keuze moet zijn gevallen als plaats waar de aanslag voltrokken diende te worden. Bij een en ander is gebruik gemaakt van een volgbaken dat (in ieder geval) tweemaal onder de BMW is geplaatst en daar twee keer onder vandaan is gehaald door een persoon die daartoe opdracht en instructies had gekregen. Daarnaast zijn twee personen gerekruteerd die de moordaanslag wilden uitvoeren. Deze zijn voorzien van vuurwapens, waaronder een semiautomatisch pistool. Ook is iemand aangetrokken om de schutters naar de plaats van het misdrijf te vervoeren en daar klaar te staan met een vluchtauto. Met het oog daarop was gezorgd voor een – gestolen – bestelbus die was voorzien van geblindeerde ramen en valse kentekenplaten. In de bestelbus waren benzine en een aansteker neergelegd, zodat de bus na de moord in brand kon worden gestoken, teneinde sporen te vernietigen die naar de daders konden leiden.
Aangaande de verdachte staat vast dat hij op 11 december 2019 op verzoek van een man die hij ‘de opdrachtgever’ noemt met een Volkswagen Transporter – de latere vluchtauto – naar het parkeerterrein van [bedrijf 1] is gereden (alwaar [slachtoffer] zou worden omgebracht) en het voertuig daar op verschillende plekken heeft geparkeerd. Ook is hij toen het parkeerterrein van het complex opgelopen, onder meer naar de plek waar [slachtoffer] later is neergeschoten. Vanaf die plek was ook de positie zichtbaar vanaf waar de latere schutters [slachtoffer] hebben opgewacht. In totaal heeft hij zich die dag gedurende 35 minuten bij en op het parkeerterrein opgehouden. In de ochtend van 12 december 2019 is hij met hetzelfde voertuig opnieuw naar het parkeerterrein gereden, heeft over dat terrein rondgereden en is daar na enkele minuten weer weggereden. Later die dag heeft de verdachte op verzoek van ‘de opdrachtgever’ de schutters met de Transporter opgehaald en naar [bedrijf 1] vervoerd. Daar aangekomen heeft één van de schutters de handschoenen die eerder door de verdachte werden gedragen aangetrokken. Vervolgens hebben zowel de schutters als de verdachte zich opgesteld op een strategische plek en daar geruime tijd gewacht. De schuifdeur van de Transporter was toen al enigszins geopend. Op het moment dat de verdachte een schot hoorde, heeft hij de bus gestart en de schuifdeur helemaal opgeschoven. Kort daarop zijn de schutters naar de Transporter gerend en ingestapt, waarop de verdachte met snelheid is weggereden. Gedurende de daarop volgende rit heeft hij de schutters ergens laten uitstappen. Daarna is hij op van de schutters gekregen instructies doorgereden naar een plek waar hij de Transporter heeft geparkeerd. Daar heeft hij de bus in brand gestoken. Verder heeft hij zich daar niet alleen ontdaan van zijn eigen kleding, maar ook van de handschoenen die één van de schutters bij het uitvoeren van de aanslag had gedragen.
Deze gedragingen van de verdachte passen naar de uiterlijke verschijningsvorm in een tevoren beraamd en met alle deelnemers daaraan zorgvuldig afgestemd moordplan, waarbinnen de verdachte twee voorverkenningen heeft uitgevoerd, de schutters naar de plaats delict heeft vervoerd, de vluchtauto heeft bestuurd en sporen die naar de identiteit van de schutters konden leiden heeft weggemaakt.
De verdachte heeft verklaard dat hij door iemand die hij vaag kende was gevraagd om tegen een vergoeding van € 50 een vrouw op te halen. De verdachte kende die vrouw niet en had ook niet te horen gekregen hoe zij eruit zou zien. Aan het verzoek heeft hij op 11 december 2019 gevolg gegeven. De vrouw was echter nergens te bekennen. Op verzoek van de kennis heeft hij op 12 december 2019 een nieuwe poging gewaagd, maar ook nu tevergeefs. De kennis heeft hem toen gevraagd die dag een derde poging te wagen. Dit keer moesten er twee de verdachte onbekende jongens mee, naar hun zeggen om te kijken of hij wel naar de goede plek ging. Onderweg werd hem duidelijk dat de mannen van zins waren iets te gaan doen waarvan hij snapte dat dit ‘groot’ en ‘slecht’ was. Op dat moment durfde de verdachte echter niet meer terug. De opdracht om de bus in brand te steken heeft hij pas van de twee jongens gekregen, nadat zij bij [bedrijf 1] waren weggereden.
Het hof acht deze door de verdachte geschetste achtergrond volstrekt ongeloofwaardig. Allereerst is in het lijvige dossier niets te vinden dat steun biedt aan dit vage verhaal. In de tweede plaats kan ook uit de gebezigde bewijsmiddelen genoegzaam worden afgeleid dat de verdachte wel degelijk bekend was met het plan en de aard daarvan. Dat heeft de verdachte in zekere zin ook zelf tot uitdrukking gebracht toen hij verklaarde dat hij overeenkomstig de hem gegeven opdracht op het moment dat hij een schot hoorde de zijdeur van de Transporter bus heeft geopend en dat géén onderdeel van het plan was dat hij de verlichting van de Transporter niet had aangezet toen hij op 12 december 2019 met de twee schutters wegreed. Daarnaast acht het hof het hoogst onwaarschijnlijk dat een opdrachtgever of uitvoerders van een liquidatie gebruik zouden willen maken van de diensten van een bestuurder van een vluchtauto die van niets weet, terwijl niet valt in te zien wat voor de opdrachtgever het nut kan zijn geweest om de verdachte onder misleiding voorverkenningen te laten doen. Als hierbij nog wordt betrokken dat de verdachte op de dag van de liquidatie een dubbele set kleding had aangetrokken, waaruit spreekt dat hij ook op voorhand al wist dat het de bedoeling was dat de vluchtauto door hem in brand zou worden gestoken, verdampt ook het laatste restje potentiële geloofwaardigheid van zijn verhaal.
Bij die stand van zaken komt het hof tot de conclusie dat de uiterlijke verschijningsvorm hier niet bedriegt en dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met zijn ‘opdrachtgever’, van wie hij de sleutels van de vluchtauto en diverse instructies kreeg, en met de schutters, die hem (kort) voor en na de schietpartij opdrachten gaven, een wezenlijke bijdrage aan de liquidatie van [slachtoffer] heeft geleverd. Nu die bijdrage heeft bestaan uit gedragingen voorafgaand, tijdens en na de liquidatie, welke gedragingen noodzakelijk waren voor het welslagen van het moordplan, kan de verdachte worden aangemerkt als medepleger (vgl. HR 31 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2799). Daarbij gaat het hof ervan uit dat de verdachte in elk geval op 11 december 2019 op de hoogte was van het plan om een moord te plegen en dat hij zich dus gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op dat plan en aldus de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Dat brengt het hof tot de conclusie dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van moord. Het hof neemt wel aan dat de verdachte in dit verband in hoofdzaak lijkt te hebben gehandeld op instructies van anderen, maar dat doet aan de nauwheid en bewustheid van de samenwerking noch aan het bestaan van de voorbedachte raad af, waarbij mede wordt betrokken dat van enige weerstand bij de verdachte in dit verband geenszins is gebleken.
In de voorgaande bewijsvoering vindt het tot vrijspraak strekkende verweer in alle onderdelen zijn weerlegging. Daarbij wordt nog aangetekend dat de door de door de raadsvrouw als onlogisch getypeerde gedragingen van de verdachte naar het oordeel van het hof bepaald niet bewijzend hoeven te zijn voor zijn onschuld, maar ook goed verband zouden kunnen houden met diens onervarenheid of het risico dat hij kennelijk bereid was te nemen.
Het tenlastegelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen op de wijze als na te melden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 december 2019 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zoals weergegeven (in de voetnoten) onder de rubriek “Redengevende feiten en omstandigheden” zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van moord.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde, met toepassing van het meerderjarigenstrafrecht overeenkomstig artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat voldaan is aan de criteria van artikel 77b Sr en dat het meerderjarigenstrafrecht moet worden toegepast vanwege – kort gezegd – de ernst van de zaak en de uitzonderlijke omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Hij ziet in de persoon van verdachte geen dwingende reden om het jeugdsanctierecht toe te passen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, gelet op de leeftijd en de persoon van de verdachte, hem te berechten op grond van het jeugdstrafrecht. Ofschoon artikel 77b Sr toepassing van het meerderjarigenstrafrecht mogelijk maakt, zal een rechter dit in het bijzonder gelet op het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna: IVRK) terughoudend moeten toepassen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van het feit en de omstandigheden van het geval
De verdachte is samen met anderen betrokken geweest bij een moordaanslag op [slachtoffer] . Daarbij is [slachtoffer] om het leven gekomen. Ook al is de aanleiding voor de moord niet ondubbelzinnig komen vast te staan, deze vertoont onmiskenbaar trekken van een liquidatie: een in georganiseerd verband, zorgvuldig voorbereid en op bestelling gepleegde moord. Een moord is een buitengewoon ernstig misdrijf en een moord in de vorm van een liquidatie geeft aan die ernst een eigen diepte. Door hun handelen hebben verdachte en zijn mededaders een mens het meest elementaire recht, namelijk het recht op leven, ontnomen en hebben zij blijk gegeven van een volkomen gebrek aan respect voor het leven van anderen. Dit laatste volgt mede uit de omstandigheden waaronder de moord is gepleegd, namelijk in het bijzijn van het destijds vijf jaar oude zoontje van [slachtoffer] , die hij zojuist had opgehaald van [les 2] . Terwijl [slachtoffer] zijn zoontje liet instappen op de achterbank van zijn auto, werd hij van achteren door twee schutters beschoten. Eén van de kogels is via het geopende autoportier de auto binnengedrongen, terwijl het zoontje zich op de achterbank bevond. Na de moord moest het jongetje over het zwaar gehavende levenloze lichaam van zijn vader stappen om zichzelf in veiligheid te brengen. Dit jonge kind, dat door hetgeen hij heeft moeten meemaken ernstig getraumatiseerd zal zijn, zal verder zonder zijn vader moeten opgroeien. Ook aan de andere familieleden en naasten van [slachtoffer] is een groot en onherstelbaar leed toegebracht. De enorme impact die deze daad op het leven van de nabestaanden heeft gehad, zal naar alle waarschijnlijkheid blijvend zijn. Hieraan is ter terechtzitting in hoger beroep uiting gegeven namens de vader, de zus, de partner, tevens moeder van het zoontje, en het zoontje van [slachtoffer] . Behalve het grote leed van de naasten van [slachtoffer] maken dit soort schietincidenten een ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken zij bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Persoon van de verdachte en adviezen van deskundigen
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof, in aanvulling op de stukken die reeds in eerste aanleg in het dossier waren opgenomen, kennis genomen van:
- -
een door drs. [naam 1] (gz-psycholoog) en drs. [naam 2] (psychiater) op 14 november 2022 opgemaakt actualisatierapport betreffende het eerdere Klinisch Multidisciplinair onderzoek Pro Justitia van de Observatieafdeling Teylingereind;
- -
een evaluatierapport van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) van 18 november 2022;
- -
een aanvullende brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 22 november 2022, ten behoeve van de zitting in hoger beroep;
- -
hetgeen door de voornoemde deskundigen [naam 1] en [naam 2] , door [naam 3] namens de Raad, door [naam 4] van JBRA en door de verdachte op de terechtzitting van 24 november 2022 naar voren is gebracht.
De deskundigen [naam 1] en [naam 2] hebben in hun actualisatierapport en ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij hun eerdere diagnostiek en daaruit voortvloeiende conclusies. Kort samengevat komen hun bevindingen er op neer dat bij de verdachte voorafgaande aan het bewezenverklaarde feit kan worden gesproken van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische trekken maar deze heeft zich niet verder ontwikkeld tot een gebrekkige ontwikkeling- of persoonlijkheidsstoornis. Hoewel denkbaar is dat deze problematiek in enige mate heeft doorgewerkt in het bewezenverklaarde feit is niet aannemelijk dat sprake is geweest van pathologische beïnvloeding van de keuzevrijheid. Met andere woorden: de drijfveer van verdachtes handelen was niet pathologisch bepaald, maar het resultaat van een keuze. Daarom adviseren de deskundigen om het bewezenverklaarde volledig aan de verdachte toe te rekenen.
Ten aanzien van de vraag naar de toepassing van jeugd- dan wel meerderjarigenstrafrecht hebben de deskundigen gerapporteerd dat geen aanwijzingen zijn gevonden dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde in zijn ontwikkeling ver vooruit liep op zijn leeftijdsgenoten. In dat licht bezien zou, gelet op de leeftijd van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde, de toepasselijkheid van het jeugdstrafrecht voorop staan. Echter, de deskundigen hebben de verdachte bijna twee jaar – en bij de actualisatie drie jaar – na het delict onderzocht, hetgeen een complexiteit met zich brengt. Zij hebben een 20-jarige jongvolwassen man onderzocht, die overeenkomstig zijn leeftijd functioneert, die gecontroleerd gedrag laat zien, eigen weloverwogen keuzes maakt en bij wie geen sprake is van een achterlopende ontwikkeling. Pedagogisch ingrijpen ter preventie van recidive wordt nu niet passend geacht bij zijn persoonlijkheid en ontwikkelingsstadium. Daarom adviseren de deskundigen toepassing van het meerderjarigenstrafrecht.
JBRA heeft zich ter terechtzitting onthouden van het geven van advies over het al dan niet toepassen van het jeugdstrafrecht. Wel hebben zij geadviseerd de verdachte, indien het hof tot toepassing van jeugdstrafrecht zal beslissen, te laten begeleiden door Reclassering Nederland. Dit sluit het best aan bij wat de verdachte nu nodig heeft.
De Raad heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij het eerder in het rapport opgenomen advies om het jeugdstrafrecht toe te passen en heeft daarbij verwezen naar het op 19 oktober 2022 gepubliceerde beleidsstuk, waarin de Raad als standpunt heeft geformuleerd dat bij alle minderjarigen uitsluitend het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. De Raad heeft voorts geadviseerd om aan de verdachte een klein deel aan voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, zodat daaraan reclasseringsbegeleiding door de volwassenreclassering (Reclassering Nederland) als bijzondere voorwaarde kan worden gekoppeld.
Oordeel van het hof over het toe te passen sanctiestelsel
De verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit 17 jaar en 9 maanden oud. Hoofdregel is dat het minderjarigenstrafrecht dan van toepassing is. Op grond van artikel 77b Sr kan de verdachte bij wijze van uitzondering volgens het meerderjarigenstrafrecht berecht worden. Dit kan alleen als de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe aanleiding geven.
Ten aanzien van de ernst van het begane feit overweegt het hof dat de liquidatie van het slachtoffer een zeer gewelddadige en geplande moord betreft en als buitengewoon ernstig is te kwalificeren, zowel in de uitvoering als in de gevolgen ervan. Het begane levensdelict draagt een volwassen karakter. De liquidatie was zorgvuldig gepland en uitgevoerd. De rol van de verdachte bestond eruit dat hij voorafgaand aan de liquidatie tweemaal een voorverkenning heeft uitgevoerd, de schutters op de plaats delict heeft afgezet en gedurende langere tijd heeft gewacht tot de liquidatie was voltooid. Vervolgens heeft hij de vluchtauto bestuurd, de schutters op een plek afgezet en heeft hij daarna de vluchtauto in brand gestoken. Hoewel de verdachte niet lijkt te hebben geweten dat het vijfjarige zoontje van het slachtoffer bij de liquidatie aanwezig zou zijn en het hof hem dit niet als zodanig aanrekent, doet dat niet af aan de zeer traumatiserende gevolgen van de liquidatie voor in het bijzonder het zoontje, die heeft moeten zien hoe zijn vader van dichtbij werd doodgeschoten en met een wapen op het hoofd werd geslagen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte overweegt het hof dat de verdachte ten tijde van het feit bijna 18 jaar oud was en geen sprake was van een achterlopende ontwikkeling. Het hof rekent het bewezenverklaarde, anders dan door de raadsvrouw is bepleit, de verdachte volledig toe, gelet op de adviezen van de psycholoog de psychiater dienaangaande. Op dit moment is de verdachte bijna 21 jaar oud en functioneert hij (nog steeds) leeftijdsconform. Zoals de deskundigen hebben toegelicht is pedagogisch ingrijpen ter preventie van recidive nu niet passend bij de persoonlijkheid van de verdachte en zijn ontwikkelingsstadium. De verdachte heeft een berekenende houding en maakt weloverwogen keuzes.
Gelet op het voorgaande zal het hof, net als de rechtbank, het sanctiestelsel voor meerderjarigen toepassen. Dit wordt reeds gerechtvaardigd door de aard en ernst van het feit, terwijl hetgeen over de huidige persoonlijkheid van de verdachte bekend is daartoe ook aanleiding geeft. Het uitgangspunt dat minderjarigen volgens het minderjarigenstrafrecht worden bestraft, de persoonlijkheid van de verdachte ten tijde van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, zijn van onvoldoende gewicht om anders te kunnen oordelen.
Het hof gaat dus niet mee in hetgeen de raadsvrouw op dit punt heeft bepleit. Voor zover zij heeft willen betogen dat de toepassing van artikel 77b Sr in strijd zou zijn met de bescherming die uitgaat van het IVRK geldt dat Nederland bij ratificatie van het verdrag als voorbehoud op artikel 37 van het IVKR heeft gemaakt dat op kinderen in de leeftijd van zestien jaar of ouder het volwassenenstrafrecht kan worden toegepast, indien aan in de wet te bepalen criteria is voldaan. De wetgever heeft in artikel 77b Sr alternatief (niet limitatief) geformuleerde criteria opgenomen. In zoverre voldoet het Nederlandse recht aan de vereisten die het verdrag stelt. Nu, zoals hiervoor is overwogen, naar het oordeel van het hof aan criteria van artikel 77b Sr is voldaan, gaat een beroep op het verdrag niet op.
Motivering van de op te leggen straf
Het hof is van oordeel dat in een zaak als deze niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij legt het strafdoel van vergelding groot gewicht in de schaal. Daarnaast wordt met een langdurige vrijheidsbeneming beoogd te voorkomen dat te licht wordt gedacht over de vorm van betrokkenheid in een crimineel milieu als hier aan de orde. Het signaal naar de verdachte en ook naar anderen moet zijn dat dit zwaar wordt bestraft. Bij het bepalen van de precieze hoogte van de gevangenisstraf neemt het hof in aanmerking dat de bijdrage van de verdachte weliswaar in juridisch opzicht als medeplegen wordt beoordeeld, maar dat dit onverlet laat dat zijn rol van een ander kaliber is dan die van de schutters. Uit het dossier en het verhandelde op de terechtzitting is het beeld naar voren gekomen van een jonge verdachte die weliswaar nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt aan de uitvoering van een vooraf bekend plan, maar daarbij ook in belangrijke mate heeft gehandeld op instructies van anderen en die, naar het zich laat aanzien, als gemakkelijk instrument is gebruikt voor de opdrachtgevers van de liquidatie.
Het hof ziet in de hiervoor beschreven rol van de verdachte en zijn jeugdige leeftijd aanleiding om af te wijken van de straffen zoals in eerste aanleg opgelegd door de rechtbank en thans gevorderd door de advocaat-generaal.
Het hof acht, alles afwegende, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren passend en geboden. Een (nog) lagere straf, zoals (naar het hof begrijpt) door de raadsvrouw wordt voorgestaan, zou stellig onvoldoende recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde en de fatale gevolgen daarvan.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van de nabestaanden
Enkele dagen voor de inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep is namens nabestaanden aangekondigd dat het hof zal worden verzocht om aan de verdachte schadevergoedingsmaatregelen op te leggen die aansluiten bij vorderingen tot schadevergoeding die in de zaken van medeverdachten in eerste aanleg zijn ingediend. Het hof heeft daarop kort samengevat aan de gemachtigden laten weten dat het de verzoeken zoals toegelicht niet als zodanig in behandeling zal nemen vanwege enerzijds de aard en omvang van de bedoelde schade en anderzijds het tijdstip van de aankondiging en de korte tijd voor een voorbereiding door de verdediging. Vervolgens heeft de advocaat-generaal laten weten te zullen vorderen dat het hof schadevergoedingsmaatregelen oplegt, zich daarbij beperkend tot naar zijn oordeel eenvoudig vast te stellen affectieschade conform het daarvoor geldende Besluit Vergoeding Affectieschade. Het hof heeft betrokken partijen daarop laten weten dat het hof gehouden zal zijn om over een dergelijke vordering te beslissen en dat het hof bij het oordeel daarover onder meer ook de standpunten van de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte over de gestelde eenvoud ervan zal laten meewegen.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw op het standpunt gesteld dat de beoordeling van de verzochte affectieschade ten behoeve van [nabestaande 1] en [nabestaande 2] van eenvoudige aard is, nu de bedragen ten aanzien van deze nabestaanden van het slachtoffer rechtstreeks uit het Besluit Vergoeding Affectieschade voortvloeien. Hij heeft geconcludeerd tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 20.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, ten behoeve van [nabestaande 1] en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 17.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, ten behoeve van [nabestaande 2] .
De raadsvrouw is op de terechtzitting in hoger beroep in de gelegenheid gesteld inhoudelijk verweer te voeren tegen evengenoemde vordering van de advocaat-generaal.
Het hof overweegt dat de schadevergoedingsmaatregel een zelfstandige strafrechtelijke maatregel is die, bijvoorbeeld op vordering van het openbaar ministerie, maar ook ambtshalve, naast andere straffen en maatregelen kan worden opgelegd, ook indien een gelaedeerde zich niet met een vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd. Dat is, anders dan de verdediging heeft aangevoerd, ook mogelijk in strafzaken tegen minderjarigen.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de nabestaanden [nabestaande 1] (de zoon van het slachtoffer) en [nabestaande 2] (de vader van het slachtoffer) als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders rechtstreeks immateriële schade in de vorm van affectieschade hebben geleden. Vergoeding van affectieschade ziet bij overleden slachtoffers op het leed en verdriet dat nabestaanden is aangedaan. De omvang van deze schade vloeit rechtstreeks voort uit het Besluit Vergoeding Affectieschade, waarin per categorie naasten vaste normbedragen zijn vastgesteld. Nu de affectieschade aan de beide nabestaanden rechtstreeks door het strafbare feit is toegebracht, de verdachte daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk is en de toewijsbaarheid daarvan in civilibus (ook overigens) geen vragen oproept, zal de verdachte via de oplegging van schadevergoedingsmaatregelen zoals bedoeld in artikel 36f Sr, alsnog (hoofdelijk) worden verplicht tot betaling aan de staat van de bedragen als door de advocaat-generaal gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 63, 77b en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Schadevergoedingsmaatregel [nabestaande 1]
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de nabestaande, genaamd [nabestaande 1] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 20.000,00 (twintigduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 100 (honderd) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de nabestaande niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan de betalingsverplichting hebben voldaan, deze in zoverre vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 12 december 2019.
Schadevergoedingsmaatregel [nabestaande 2]
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de nabestaande, genaamd [nabestaande 2] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 88 (achtentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de nabestaande niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan de betalingsverplichting hebben voldaan, deze in zoverre vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 12 december 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. J.J.I. de Jong en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 december 2022.
=========================================================================
[…]
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 15‑12‑2022
Map 2, AMB-004, p. 10-11 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 5, FOR-PV-020, p. 125-135 (proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [plek] Amstelveen)).
Map 5, FOR-R-007, p. 413-414 (een geschrift, te weten een rapport dactyloscopisch onderzoek).
Map 5, FOR-R-004, p. 387-401 (deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch instituut (NFI), ‘pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood’, en de daarbij behorende bijlage 1).
Map 5, FOR-PV-020, p. 125-135 (proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [plek] Amstelveen)).
Map 5, FOR-R-022, p. 483-490 (deskundigenverslag van het NFI, ‘Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Amstelveen op 12 december 2019’).
AMB-008, p. 16-18 (proces-verbaal van bevindingen) en GET-017, p. 827-828 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 4, GET-017, p. 827-828 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 2, AMB-019, p. 61-62 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 4, GET-008, p. 821 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 2, AMB-017, p. 47-48 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 2, AMB-059, p. 170-247 (proces-verbaal van bevindingen). De tijdsaanduiding van de hierin beschreven camerabeelden lopen blijkens pagina 173 van dit proces-verbaal tweeëndertig minuten en zevenenveertig seconden achter op de werkelijke tijd. In de bewijsoverwegingen zijn de in dit proces-verbaal genoemde tijdsindicaties aangepast naar de werkelijke tijd.
Map 2, AMB-059.1, p. 248-251 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 2, AMB-059, p. 170-247 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 4, GET-004, p. 813-814 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 2, AMB-196, p. 543-560 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 2, AMB-059.1, p. 248-251 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-196, p. 543-560 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-076, p. 262-282 (proces-verbaal van bevindingen) en AMB-196, p. 543-560 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB 104, p. 357-359 (proces-verbaal van bevindingen).
Een beslissing in de wettelijke vorm opgemaakt door een college met rechtspraak belast, te weten een onder parketnummer 13/221200-20 door de rechtbank gewezen vonnis van 25 juli 2022 in de zaak tegen de verdachte [medeverdachte 2] (als los document in het dossier opgenomen).
Map 2, AMB-059, p. 170-247 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 2, AMB-010, p. 24-25 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 2, AMB-015, p. 31-32 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 5, FOR-PV-015, p. 86-87 (proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Buitensingel Amsterdam-Duivendrecht).
Map 6, FOR-R-043, p. 647-650 (een deskundigenverslag van het NFI, ‘Rapport Vergelijkend DNA-onderzoek naar aanleiding van een schietincident met dodelijk afloop in Amstelveen op 12 december 2019’).
Map 5, FOR-R-035, p. 536-538 (een deskundigenverslag van het NFI, ‘Rapport DNA-onderzoek naar een referentieonderzoek van een veroordeelde’ en de daarbij behorende bijlage) en Map 6, FOR-R-026, p. 624-629 (een deskundigenverslag van het NFI, ‘Herzien rapport. Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een schietincident met dodelijk afloop in Amstelveen op 12 december 2019’).
Map 5, FOR-R-017, p. 468-478 (deskundigenverslag van het NFI, ‘Schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Amstelveen op 12 december 2019).
Map 2, AMB-020, p. 63 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-214, p. 587-593 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 2, AMB-086, p. 307-313 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 2, AMB-128, p. 439-448 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-224, p. 644-654 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-231, p. 694 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-236, p. 707-710 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 2, AMB-128, p. 439-448 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-220, p. 629-635 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 2, AMB-128, p. 439-448 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-220, p. 629-635 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 2, AMB-128, p. 439-448 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-220, p. 629-635 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 2, AMB-128, p. 439-448 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-220, p. 629-635 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 2, AMB-128, p. 439-448 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-220, p. 629-635 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-224, p. 644-654 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-243, p. 736-740 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-243, p. 736-740 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-224, p. 644-654 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-243, p. 736-740 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-224, p. 644-654 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-243, p. 736-740 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-224, p. 644-654 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-243, p. 736-740 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-224, p. 644-654 (proces-verbaal van bevindingen).
Proces-verbaal met nummer AMB-261, opgenomen op p. 173-178 in het SKY-dossier/Aanvullend dossier van onderzoek [naam 5] .
Map 3, AMB-224, p. 644-654 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-240, p. 730-731 (proces-verbaal van bevindingen).
Proces-verbaal met nummer COM-011, opgenomen op p. 145-150 in het SKY-dossier/Aanvullend dossier van onderzoek [naam 5] .
Map 3, AMB-230, p. 689-693 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 3, AMB-239, p. 727-729 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 7, V04-011, p. 203-212 (proces-verbaal van verhoor verdachte).
Map 7, V04-015, p. 222-237 (proces-verbaal van verhoor verdachte).
Verklaring van de verdachte op de terechtzitting in eerste aanleg van 2 november 2021.
Verklaring van de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep van 24 november 2022.