RvdW 2020/1197
Goederenrecht. Bestanddeelvorming (art. 3:4 lid 2 BW); fysieke verbondenheid; beschadiging van betekenis; maatstaf. Wettelijke rente; ingangsdatum; taak rechter.
HR 13-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1785
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 november 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, G. Snijders, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/00234
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1785, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑11‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:422, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑04‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑04‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑03‑2019
- Wetingang
Art. 3:4 lid 2, art. 6:119 BW
Essentie
Goederenrecht. Bestanddeelvorming (art. 3:4 lid 2 BW); fysieke verbondenheid; beschadiging van betekenis; maatstaf. Wettelijke rente; ingangsdatum; taak rechter.
Samenvatting
Een zaak kan op grond van art. 3:4 lid 2 BW alleen dan als bestanddeel worden aangemerkt als zij met de hoofdzaak fysiek is verbonden. Uit het feit dat hak- en breekwerk voor de verwijdering van het aluminium uit de ovens noodzakelijk is, volgt niet het bestaan van verbondenheid in de zin van art. 3:4 lid 2 BW. Denkbaar is dat het hak- en breekwerk slechts nodig is om het in de ovens ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.