RvdW 2021/1181
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Rechtsgrond verwerking persoonsgegevens in kredietregistratiestelsel BKR; recht op gegevenswissing; recht op bezwaar.
HR 03-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1814
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
3 december 2021
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff, G.C. Makkink
- Zaaknummer
21/00241
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1814, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 03‑12‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:831, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 15‑09‑2021
- Wetingang
Essentie
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Rechtsgrond verwerking persoonsgegevens in kredietregistratiestelsel BKR; recht op gegevenswissing; recht op bezwaar.
Samenvatting
Art. 6 lid 1, aanhef en onder c, AVG bepaalt dat de verwerking van persoonsgegevens alleen rechtmatig is indien en voor zover de verwerking noodzakelijk is om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust. Art. 6 lid 1, aanhef en onder c, AVG kan niet dienen als grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens in het Centraal Krediet Informatie Systeem (CKI) ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.