Rb. Rotterdam, 15-12-2017, nr. 10/060066-17
ECLI:NL:RBROT:2017:10839
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
15-12-2017
- Zaaknummer
10/060066-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2017:10839, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 15‑12‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2018-0308
Uitspraak 15‑12‑2017
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor Mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, gepleegd gedurende een voetbalwedstrijd. Taakstraf voor de duur van 30 uren.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/060066-17
Datum uitspraak: 15 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Schiedam.
1. Onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 mei 2017 (op de voet van artikel 377, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering) en van 1 december 2017.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
- -
bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- -
veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, en wanneer de taakstraf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis toe te passen voor de duur van 30 dagen.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Dat de verdachte de aangever (hierna [naam slachtoffer] ) heeft geslagen en wat daaraan vooraf is gegaan, staat niet ter discussie. Het gaat om de juridische beoordeling van het handelen van de verdachte. De verdediging stelt zich op het standpunt dat hij reageerde op een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zijn lijf waarmee sprake is geweest van een noodweer(exces)situatie. Dan moet dus vrijspraak volgen. Nadat de verdachte een ‘flying tackle’ van [naam slachtoffer] had kunnen ontwijken, volgde daarop vanuit [naam slachtoffer] ook nog een vuistslag in zijn richting. Deze vuistslag was weliswaar niet raak, maar hierop heeft de verdachte vervolgens wel mogen reageren en deze reactie was ook noodzakelijk. Hij kon zich redelijkerwijs niet aan deze situatie onttrekken. [naam slachtoffer] had de verdachte immers al eerder met die tackle aangevallen, de scheidsrechter deed niets en [naam slachtoffer] bleef steeds op een hele korte afstand van de verdachte en kwam opnieuw op hem af. Dit maakt dat de reactie van de verdachte – het één keer terugslaan – voldoet aan het vereiste van subsidiariteit. Deze ene klap staat daarbij ook in verhouding met de geweldshandelingen van [naam slachtoffer] en is dus proportioneel te noemen. Dat zulk heftig letsel is ontstaan is nooit de bedoeling van de verdachte geweest, maar komt mede doordat [naam slachtoffer] zich op korte afstand van de verdachte bevond en op de verdachte afkwam toen hij sloeg. Een soort ‘harmonica’ effect. De verdachte heeft zich rechtmatig verdedigd, zodat hem een beroep op noodweer, dan wel (indien de rechtbank mocht oordelen dat de reactie niet geheel proportioneel is geweest) op noodweerexces toekomt.
4.1.2.
Beoordeling
Wat is er gebeurd?
Op zondag 26 maart 2017 speelde het veteranenelftal van [naam voetbalclub 1] een voetbalwedstrijd (zondagamateurs) thuis tegen [naam voetbalclub 2] . Vlak voor het einde van de wedstrijd kwam [naam slachtoffer] ( [naam voetbalclub 1] ) hoog in en maakte met zijn been een karate-achtige trap op borsthoogte naar de verdachte. Deze kon die hoge trap nog ontwijken door enigszins weg te draaien, waardoor de voet van [naam slachtoffer] de verdachte niet raakte en zij met de bovenbenen tegen elkaar botsten. Uit de verklaringen van de verdachte en de scheidsrechter van [naam voetbalclub 1] blijkt dat [naam slachtoffer] hierop nog een slaande beweging in de richting van de verdachte heeft gemaakt. De verdachte werd hierdoor niet geraakt. De verdachte heeft op dit gedrag van [naam slachtoffer] gereageerd door hem direct een vuistslag in zijn gezicht te geven. [naam slachtoffer] werd daarbij vol op zijn mond geraakt en heeft zwaar letsel aan zijn gebit en kaak opgelopen.
Het gedrag van [naam slachtoffer]
Over de wijze van inkomen van [naam slachtoffer] bestaat bij degenen die het gebeuren hebben waargenomen weinig verschil van mening. Dat was gevaarlijk spel. De scheidsrechter heeft dan ook verklaard dat hij het hoog inkomen van [naam slachtoffer] kwalificeert als een grove overtreding op de verdachte.
Mocht de verdachte reageren met een vuistslag?
De kern van deze zaak draait om de vraag of de verdachte op het gedrag van [naam slachtoffer] heeft mogen reageren met zijn vuistslag. Vooropgesteld moet worden dat voetbal duidelijke regels kent, waaraan alle spelers zich ook in de hitte van de strijd moeten houden. Gebeurt dit niet dan is het aan de scheidsrechter om daarvoor de passende straf uit te delen. Dat is in dit geval niet anders geweest. De verdachte heeft aangegeven dat hij de vuistslag in een reflex en ter verdediging van zichzelf heeft gegeven, omdat hij door [naam slachtoffer] werd aangevallen. Hij had immers niet alleen ternauwernood een gevaarlijke trap kunnen ontwijken maar zag daarna dat [naam slachtoffer] hem op korte afstand probeerde te slaan, een beweging die ook door de scheidsrechter is waargenomen. Wil de verdachte echter een geslaagd beroep kunnen doen op noodweer, dan is daarvoor nog niet voldoende dat [naam slachtoffer] als eerste zich agressief tegen de verdachte heeft gedragen. Ook moet vast komen te staan dat er een noodzaak voor de verdachte was om zich tegen [naam slachtoffer] te verdedigen.
Hierbij is de context waarin het gebeuren zich heeft afgespeeld belangrijk. De verdachte bevond zich op een groot voetbalveld, waarop zich nog 21 andere spelers bevonden, waaronder 10 teamgenoten, alsmede een scheidsrechter en twee trainers. Vaststaat dat de acties van [naam slachtoffer] niet zodanig zijn geweest dat de verdachte zich redelijkerwijs niet (meer) aan die situatie heeft kunnen onttrekken. Ook toen [naam slachtoffer] naar hem uithaalde had hij immers eenvoudigweg achteruit kunnen stappen, de vrije ruimte in. Hij had de scheidsrechter kunnen laten ingrijpen of de hulp van anderen kunnen inroepen. Hoezeer het gedrag van [naam slachtoffer] ook verwijtbaar is geweest, de situatie is op dat moment niet dusdanig bedreigend geweest dat de verdachte niets anders had kunnen doen of dat niets anders van hem had kunnen worden gevergd dan zich zelf te verdedigen door het uitdelen van een vuistslag.
Naar het oordeel van de rechtbank was de verdediging door de verdachte dan ook niet geboden en moet het beroep op noodweer om die reden verworpen worden.
Uit de bewijsmiddelen vloeit voort dat de vuistslag van de verdachte bij [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgeleverd. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 maart 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem met kracht in het gezicht te stompen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurd gehemelte en kapotte lippen en twee uit de mond geslagen tanden en beschadigd bot ten gevolge heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid feit
Het bewezen feit levert op:
Mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.
6. Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering straf
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Een potje voetbal is anders afgelopen dan gedacht. Na zeer onsportief (spel)gedrag van een tegenstander, [naam slachtoffer] , heeft de verdachte hem met één klap tanden uit de mond geslagen en diens kaak ernstig beschadigd. Die ene klap heeft voor [naam slachtoffer] , zo beschrijft hij ook in zijn schriftelijke slachtofferverklaring, niet alleen flinke lichamelijke maar ook de nodige psychische gevolgen gehad. Door met die vuistslag te reageren heeft de verdachte zich kennelijk laten meeslepen door zijn frustratie of boosheid over het onsportieve gedrag van [naam slachtoffer] en toen een verkeerde keuze gemaakt. Hoewel het gedrag van [naam slachtoffer] niet thuishoort in een voetbalwedstrijd, geldt dat nog meer voor de reactie van de verdachte. Dit is het soort incident dat bijdraagt aan de zorgen die er binnen het amateurvoetbal leven over geweld in en rondom het veld. De verdachte heeft daaraan bijgedragen en dat wordt hem ook aangerekend.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank, zoals door de officier van justitie is geëist, een taakstraf opleggen. De rechtbank komt op een lagere straf uit dan is gevorderd door de officier van justitie.
De rechtbank weegt mee in het voordeel van de verdachte dat hij meteen heeft verklaard dat hij erg geschrokken is van het letsel wat bij [naam slachtoffer] is ontstaan en dat dit nooit zijn bedoeling is geweest. De rechtbank acht dit ook aannemelijk geworden. Ook neemt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf mee dat [naam slachtoffer] zelf ook een belangrijk aandeel heeft gehad in het ontstaan van de situatie. Verder is meegewogen dat uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 september 2017 dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , vertegenwoordigd door mr. J.H. van der Wouden, ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.745,68 aan materiële schade (bestaande uit het oorspronkelijke bedrag op de vordering van € 1.624,22 vermeerderd met de ter terechtzitting overlegde nota van inlichtingen à € 113,56, en het gewijzigde bedrag van de post ‘inlichtingen huisarts’ van € 30,15 naar € 38,05) en een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
Mr. Van der Wouden, tevens op de terechtzitting van 1 december 2017 aanwezig, heeft namens [naam benadeelde] de vordering nader toegelicht en met name gepleit voor het toekennen van een hogere immateriële schadevergoeding dan in Nederland op basis van de gebruikelijke tabellen wordt becijferd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van het materiele deel van de schadevergoeding acht de officier van justitie een bedrag van € 971,36 toewijsbaar te vermeerderen met de in de nader toegelichte nota’s genoemde bedragen van € 113,56 en € 7,90. Voor het overige moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in het materiële deel van zijn vordering. Voor zover het de gevorderde immateriële schadevergoeding betreft moet de benadeelde partij ook niet ontvankelijk worden verklaard. Er is sprake van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij en dit moet worden verdisconteerd in de hoogte van de schadevergoeding. Daarmee levert de beoordeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op.
8.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Verder wordt ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding gewezen op het eigen aandeel van de benadeelde partij.
8.3.
Beoordeling
Voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij met zijn gedrag een niet onaanzienlijke rol heeft gespeeld bij het tot stand komen van de situatie die uiteindelijk tot zijn letsel heeft geleid. Hieruit volgt dat sprake is van een rechtens relevante mate van eigen schuld. Ook het vaststellen van de omvang van de schade vraagt nader onderzoek. De vraag of en in hoeverre die eigen schuld van de benadeelde partij op basis van artikel 6:101, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek moet leiden tot vermindering van een op de verdachte rustende schadevergoedingsplicht is voor zowel het materiële als het immateriële deel niet eenvoudig te beantwoorden.
De rechtbank zal daarom niet overgaan tot het beoordelen van de vordering van de benadeelde partij nu dit – gelet op het bovenstaande – zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zullen de benadeelde partij en de verdachte ieder zelf de kosten dragen die ter verdediging van de vordering tot nu toe zijn gemaakt.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
11. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 (vijftien) dagen;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Buizer, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en V.F. Milders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 maart 2017 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem met kracht in/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurd gehemelte en/of (een) kapot(te) lip(en) en/of twee, althans een, uit de mond geslagen en/of verwijderde tand(en) en/of (een) beschadigd(e) bot(ten) ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )