Einde inhoudsopgave
Omgevingsverordening Limburg
Artikel 4.1 Vrijstellingen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Bronpublicatie:
17-12-2010, Provinciaal blad van Limburg 2010, 86 (uitgifte: 24-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2010, Provinciaal blad van Limburg 2010, 86 (uitgifte: 24-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
Het verbod van artikel 3, eerste lid, van de Ontgrondingenwet geldt niet voor de volgende handelingen:
- a.
ontgrondingen van ten hoogste 3 meter diep, met een oppervlakte van ten hoogste 400 m2 en een volume van ten hoogste 500 m3;
- b.
ontgrondingen voor de normale uitoefening van land-, tuin- of bosbouw;
- c.
ontgrondingen die uitsluitend worden verricht ten behoeve van een grondboring of het slaan van een put, of voor het leggen van kabels en buizen en dergelijke, die in de grond plegen te worden gelegd;
- d.
het doen van opgravingen als bedoeld in artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988.
2.
Het verbod van artikel 3, eerste lid, van de Ontgrondingenwet geldt evenmin voor het ontgronden op de plaats waar een infrastructureel werk, industrieterrein, bouwwerk, sportveld, begraafplaats, park- of tuinvijver, ven, of bassin wordt aangelegd, onderhouden, veranderd of opgeruimd of ten behoeve van dat werk de bodem wordt gesaneerd overeenkomstig de Wet bodembescherming, mits het werk in overeenstemming is met de van toepassing zijnde planologische regeling en de ontgronding niet verder gaat dan voor de technische realisering van dat werk noodzakelijk is.