De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht
Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/5.5:5.5 Conclusie
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/5.5
5.5 Conclusie
Documentgegevens:
mr. A.J.P. Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P. Schild
- JCDI
JCDI:ADS390028:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zo ook Hermans 2003, p. 114.
De bepalingen van art. 194 -200 Rv (inzake de deskundige) zullen zoveel als mogelijk op de onderzoeker van toepassing zijn. Zie hierover ook Sanders/Westbroek 2005, p. 334.
Art. 2: 356 BW.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de eerste fase van het enquêteonderzoek zal art. 6 EVRM steeds van toepassing zijn, omdat de rechtspersoon de kosten van het onderzoek zal moeten voldoen indien een enquête-onderzoek wordt gelast.1 Problemen met de eisen van art. 6 EVRM vallen daarbij niet te verwachten.
Voor het enquêteonderzoek kan worden geconstateerd dat hoewel het EHRM enerzijds bereid is materieel te beoordelen of in een (onderdeel van) een procedure sprake is van de vaststelling van burgerlijke rechten of verplichtingen, het EHRM anderzijds terughoudendheid wil betrachten bij het uitbreiden van het beschermingsbereik van art. 6 EVRM op een onderzoek dat primair wordt ingesteld om een feitelijke gang van zaken te achterhalen. Ook indien uit het onderzoek mogelijkerwijs duidelijke conclusies naar voren komen – bijvoorbeeld de conclusie van de inspecteurs dat de broers Fayed bewust de overheid en het publiek hadden misleid – dwingt dat niet tot de conclusie dat sprake is van de determination of civil rights.
Aangezien in een enquêteonderzoek geen burgerlijke rechten en verplichtingen worden vastgesteld, althans niet op een wijze waarvan gezegd kan worden dat deze directly decisive zijn, is art. 6 EVRM niet van toepassing.2
De enquêteprocedure houdt wel een beperking in van het door art. 6 lid 1 EVRM beschermde recht van bestuurders en commissarissen de bevindingen uit het verslag in rechte te kunnen betwisten (in de eerste fase). Deze beperking is evenwel te rechtvaardigen.
In de tweede fase komt art. 6 EVRM niet in beeld zolang louter om een wanbeleidoordeel is verzocht. Wordt om een veroordeling in de kosten van het onderzoek gevraagd of worden voorzieningen gevraagd,3 dan is wel sprake van een procedure die wordt bestreken door art. 6 EVRM.
Ook in de gevallen waarin art. 6 EVRM van toepassing is, kan – zolang de reguliere regels van het procesrecht worden nageleefd – de verhouding met het enquêterecht als ontspannen worden gekenschetst.