Einde inhoudsopgave
Besluit inburgering 2021
Artikel 2.1 Voortduren inburgeringsplicht bij tijdelijke beëindiging
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
27-08-2021, Stb. 2021, 410 (uitgifte: 01-09-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2021, Stb. 2021, 586 (uitgifte: 03-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Wet inburgering 2021 (02-12-2020, Stb. 2021, 38).
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Inburgering (V)
1.
De inburgeringsplicht eindigt niet, indien de vreemdeling direct aansluitend op de periode waarin hij op grond van artikel 3, eerste lid, van de wet inburgeringsplichtig was of op de termijn, bedoeld in artikel 3.82, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onderdeel g of h, van de Vreemdelingenwet 2000 heeft verkregen.
2.
De inburgeringsplicht wordt geacht niet te zijn geëindigd, indien de vreemdeling tussen twee tijdvakken waarin hij op grond van artikel 3, eerste lid, van de wet inburgeringsplichtig was, gedurende een tijdvak van maximaal een jaar:
- a.
geen ingezetene in de zin van de Wet basisregistratie personen was;
- b.
in Nederland verbleef voor een tijdelijk doel; of
- c.
zijn werkzaamheden als geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de wet heeft onderbroken.