ABRvS, 27-12-2018, nr. 201706246/1/A2
ECLI:NL:RVS:2018:4286
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
27-12-2018
- Zaaknummer
201706246/1/A2
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2018:4286, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 27‑12‑2018; (Hoger beroep)
Uitspraak 27‑12‑2018
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 11 mei 2016 is een aanvraag van de voorzitter van de fractie Democraten Echt-Susteren (hierna: de fractie DES) om vergoeding van de contributie van de vereniging over 2016 afgewezen.
201706246/1/A2.
Datum uitspraak: 27 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Vereniging voor Plaatselijke Politieke Groeperingen (hierna: de vereniging), gevestigd te Echt, gemeente Echt-Susteren,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 30 juni 2017 in zaak nr. 16/3936 in het geding tussen:
de vereniging
en
de raad van de gemeente Echt-Susteren.
Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2016 is een aanvraag van de voorzitter van de fractie Democraten Echt-Susteren (hierna: de fractie DES) om vergoeding van de contributie van de vereniging over 2016 afgewezen.
Bij besluit van 8 november 2016 heeft de raad het door de vereniging daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 30 juni 2017 heeft de rechtbank het door de vereniging daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vereniging hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2018, waar de vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad,
vertegenwoordigd door mr. M.M.W.H.Y. Hermans en mr. R.M.M. Engelen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 13, derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden (hierna: het Rechtspositiebesluit) vergoedt de gemeente de contributie van de beroepsvereniging waarvan een raadslid in verband met de uitoefening van de functie lid is.
2. De fractie DES heeft het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren (hierna: het college) op grond van deze bepaling verzocht om vergoeding van de contributie voor het lidmaatschap van de vereniging over 2016 van € 50,00 per lid, die bij raadsleden van de fractie in rekening is gebracht.
Aan het besluit van 11 mei 2016 tot afwijzing van de aanvraag is ten grondslag gelegd dat de vereniging geen beroepsvereniging is in de zin van artikel 13 van het Rechtspositiebesluit. Volgens de toelichting op die bepaling moet de contributie van een landelijke beroepsvereniging met een professionaliseringsoogmerk zijn, terwijl het hier gaat om een vereniging die zich uitsluitend op raadsleden van lokale politieke groeperingen richt.
Het bezwaarschrift van de vereniging hiertegen is bij het besluit van 8 november 2016 niet-ontvankelijk verklaard omdat de vereniging volgens de raad geen rechtstreeks belang heeft bij het besluit tot weigering van de vergoeding en dus geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is.
3. De rechtbank heeft de raad in dit standpunt gevolgd. De rechtbank heeft overwogen, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 24 mei 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AX4429, dat naar vaste jurisprudentie van de Afdeling alleen de aanvrager belanghebbende is bij een besluit tot weigering van hetgeen is gevraagd. Volgens de rechtbank kunnen alleen individuele raadsleden een aanvraag om vergoeding van de contributie indienen. Het standpunt van de vereniging, dat zij op grond van artikel 1:2, derde lid, van de Awb als belanghebbende is aan te merken, heeft de rechtbank verworpen. Naar het oordeel van de rechtbank is het belang van de vereniging slechts een afgeleid belang. De enkele wens van de vereniging een principieel rechterlijk oordeel te krijgen over het standpunt van de raad, dat de vereniging geen beroepsvereniging is in de zin van artikel 13 van het Rechtspositiebesluit, maakt niet dat zij belanghebbende is bij het bestreden besluit, aldus de rechtbank.
4. De vereniging betoogt dat de rechtbank eraan voorbij is gegaan dat zij zich blijkens haar statuten ten doel stelt de belangen van haar leden, zoals raadsleden, te behartigen. Volgens de vereniging behartigt zij een collectief belang door zich voor haar leden en andere raadsleden in Nederland in te zetten voor de juiste uitvoering van het Rechtspositiebesluit, zodat zij naar vaste rechtspraak van de Afdeling belanghebbende is bij het besluit tot afwijzing van de aanvraag. Niet de raad maar het college was bevoegd een besluit te nemen op de aanvraag en op het bezwaar, zoals ook volgt uit het advies van de bezwaarschriftencommissie. Ter zitting van de Afdeling heeft de vereniging naar voren gebracht dat zij wegens dit bevoegdheidsgebrek en niet wegens de contributie beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 8 november 2016 en dat het in een rechtsstaat niet mag voorkomen dat een dergelijk besluit wordt genomen. Zij wijst op de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 juli 2017 in zaak nr. 16/4746, waarin een soortgelijk besluit van het college van burgemeester en wethouders van Weststellingwerf aan de orde was. In die zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland de vereniging als belanghebbende bij het besluit tot weigering van de vergoeding aangemerkt.
De vereniging betoogt verder dat de rechtbank in de onderhavige zaak voorbij is gegaan aan de beroepsgronden over het bevoegdheidsgebrek, de misleidende procedurele besluitvorming van de raad en de te late verzending van het advies van de bezwaarschriftencommissie. Tevens is de rechtbank voorbij gegaan aan de beroepsgrond, dat zij niet in kennis is gesteld van de behandeling van het bezwaar, waardoor zij geen gebruik heeft kunnen maken van haar spreekrecht, aldus de vereniging.
4.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan, degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
4.2. De vereniging kan niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het besluit van 11 mei 2016 worden aangemerkt. De vereniging is niet de aanvrager van de vergoeding, de vergoeding is niet voor haar aangevraagd en niet is gebleken dat zij zelf financieel of op andere wijze rechtstreeks wordt getroffen door de weigering van de vergoeding. De vereniging heeft ook niet gesteld een dergelijk eigen belang te hebben.
Het voorgaande is anders voor de raadsleden voor wie de vergoeding is aangevraagd. Hun belang is rechtstreeks bij het besluit van 11 mei 2016 betrokken. Zij kunnen daarom wel als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij dit besluit worden aangemerkt. Ter zitting van de Afdeling is naar voren gebracht dat deze raadsleden weliswaar bezwaar tegen dit besluit hebben gemaakt, maar geen beroep hebben ingesteld tegen het besluit waarin hun bezwaar ongegrond is verklaard.
4.3. Naar de Afdeling begrijpt betoogt de vereniging dat zij op grond van artikel 1:2, derde lid, van de Awb belanghebbende bij het besluit van 11 mei 2016 is. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in die bepaling is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. Met artikel 1:2, derde lid, van de Awb heeft de wetgever blijkens de totstandkomingsgeschiedenis veilig willen stellen dat verenigingen of stichtingen als belanghebbende kunnen opkomen, mits een algemeen of collectief belang dat zij zich statutair ten doel stellen te behartigen en waarvoor zij zich daadwerkelijk inzetten, bij het besluit rechtstreeks is betrokken (Kamerstukken II 1988/1989, 21 221, nr. 3, blz. 32-35). Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 december 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB9493), moet het gaan om een voldoende specifiek algemeen of collectief belang, gelet op het in het derde lid gestelde vereiste dat de rechtspersoon die belangen 'in het bijzonder' behartigt.
4.4. Uit artikel 2, eerste en tweede lid, van de statuten van de vereniging, zoals die ten tijde van het besluit op bezwaar luidden, volgt dat de vereniging tot doel heeft de belangen te behartigen van plaatselijke politieke groeperingen en van gemeenteraadsleden die via deze groeperingen als volksvertegenwoordiger zijn gekozen. De vereniging tracht dit doel onder meer te bereiken door voor de voorbereiding van wettelijke en andere maatregelen desgevraagd of uit eigen beweging adviserend, alsmede coördinerend en stimulerend op te treden, overleg te voeren met landelijke, provinciale en andere overheden, en met andere organisaties en instellingen, over aangelegenheden, die haar leden raken. Verder tracht zij dit doel te bereiken door ten behoeve van haar leden zitting te nemen in overheidscommissies, adviesorganen en in besturen en commissies van andere organisaties en instellingen, regiobijeenkomsten en congressen te organiseren, door scholing en vorming en door overige middelen in te zetten om het doel te bereiken.
4.5. Het besluit van 11 mei 2016 heeft betrekking op de afwijzing van een aanvraag om vergoeding van de contributie die enkele individuele raadsleden moeten betalen. De financiële belangen die hierbij zijn betrokken behoren niet tot de collectieve belangen die de vereniging krachtens haar statuten in het bijzonder behartigt. Gelet hierop worden de collectieve belangen van de vereniging niet rechtstreeks geraakt door dit besluit. Het standpunt van de vereniging dat zij niet wegens de contributie maar wegens het bevoegdheidsgebrek tegen dit besluit is opgekomen, geeft geen aanleiding tot een ander oordeel. De wijze waarop het besluit tot stand is gekomen, is voor beantwoording van de vraag wie belanghebbende is bij het besluit niet van belang. Voor zover het betoog van de vereniging aldus moet worden begrepen, dat zij meer in het algemeen opkomt voor de juiste uitvoering van het Rechtspositiebesluit, mede in het belang van de rechtsstaat, is dit evenmin een voldoende specifiek algemeen of collectief belang dat de vereniging blijkens haar statuten in het bijzonder behartigt.
Het betoog faalt.
4.6. De slotsom is dat de vereniging geen belanghebbende is bij het besluit van 11 mei 2016. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het bezwaarschrift van de vereniging tegen dit besluit terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Dit betekent dat de Afdeling, evenals de rechtbank, de overige gronden niet zal beoordelen. Ook aan bespreking van het standpunt dat de raad niet bevoegd was het besluit te nemen, komt de Afdeling dus niet toe.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A de Vlieger-Mandour, griffier.
w.g. Bijloos w.g. A de Vlieger-Mandour
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2018
615.