Rb. Gelderland, 27-11-2013, nr. 2118195 \ CV EXPL 13-7772 \ 492
ECLI:NL:RBGEL:2013:6501
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
27-11-2013
- Magistraten
Mr. E. Horsthuis
- Zaaknummer
2118195 \ CV EXPL 13-7772 \ 492
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2013:6501, Uitspraak, Rechtbank Gelderland (Kamer voor kantonzaken Arnhem), 27‑11‑2013
Uitspraak 27‑11‑2013
Mr. E. Horsthuis
Partij(en)
vonnis in verzet
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in verzet
gemachtigde mr. A.F.M. van Vlijmen
toevoegingsnummer 2EP8951
tegen
de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V.
gevestigd te Amsterdam
verwerende partij in verzet
gemachtigde Bazuin & Partners Rotterdam
Partijen worden hierna [eiser] en ABN genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- —
de verzetdagvaarding van 31 mei 2013 met producties
- —
de conclusie van antwoord in oppositie met producties
- —
de conclusie van repliek in oppositie met producties.
1.2.
Het verzet richt zich tegen het door de kantonrechter op 3 april 2013 tussen ABN als eisende partij en [eiser] als gedaagde partij bij verstek uitgesproken vonnis onder zaaknummer 870998 CV EXPL 13-2449.
2. De vordering en het verweer
2.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter hem zal ontheffen van het verstekvonnis op 3 april 2013 tussen partijen gewezen, met afwijzing van de vordering en met veroordeling van ABN in de kosten van dit verzet.
2.2.
[eiser] baseert zijn vordering op de volgende, zakelijk weergegeven stellingen. Het vonnis is op 13 mei 2013 betekend, waarna hij tijdig in verzet is gekomen. Blijkens de dagvaarding zou hij een bedrag van € 1.525,25 verschuldigd zijn op grond van een overeenkomst. Hij kent die overeenkomst echter niet en ook het gevorderde bedrag komt hem onbekend voor. Zo er al sprake is van een vordering, dan is deze inmiddels verjaard. Verder ontbreekt een berekening van het gevorderde rentebedrag en is er, met een rente van 19%, sprake van een woekerrente.
2.3.
ABN voert daarop het volgende aan.
[eiser] heeft bij haar een privérekening afgesloten, welke is geregistreerd onder rekeningnummer [001]. Op deze rekening is, door overmatige bestedingen, een debetstand ontstaan die is opgelopen tot een bedrag van € 1.525,25. Er is geen sprake van verjaring, gelet op de namens ABN verrichte stuitingshandelingen. De rente van 19% over de debetstand is tussen partijen overeengekomen.
3. De beoordeling
3.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] tijdig verzet heeft ingesteld.
3.2.
Verder wordt als volgt overwogen. In deze procedure ligt allereerst de vraag voor of [eiser] met ABN een rekening-courant overeenkomst onder nummer [001] heeft gesloten. Deze vraag beantwoordt de kantonrechter bevestigend. Ten bewijze van het bestaan van die overeenkomst heeft ABN verwezen naar de door haar als productie 1 bij de inleidende dagvaarding overgelegde rekeningafschriften op naam van [eiser], waartegen de enkele stelling van [eiser] ‘dat hij de overeenkomst niet kent’ onvoldoende gewicht in de schaal legt.
3.2.
In het licht van de door ABN als productie 2 bij conclusie van antwoord in oppositie overgelegde brieven aan [eiser] over (het verloop van) de debetstand op voormelde rekening acht de kantonrechter [eiser] betwisting van de hoogte van de gevorderde hoofdsom onvoldoende gemotiveerd. Hij heeft immers niet méér aangevoerd dan dat hij de overeenkomst niet kent en dat het bedrag hem niet bekend voorkomt.
3.3.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of [eiser] beroep op verjaring slaagt. In dat verband heeft hij gesteld dat vóór 13 mei 2012, vijf jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden volgens ABN, geen stuitingshandelingen door haar zijn verricht.
ABN heeft daarop, onder verwijzing naar de als productie 3 bij conclusie van antwoord in oppositie overgelegde correspondentie, aangevoerd dat haar huidige gemachtigde [eiser] voor het eerst heeft aangeschreven op 27 juni 2011 en vervolgens ook nog op 15 september, 7 oktober en 23 november 2011. [eiser] heeft niet ontkend deze brieven te hebben ontvangen, maar volgens hem houden deze geen stuitingshandeling in.
Dit betoog faalt. Artikel 3:317 BW bepaalt dat de rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Niet valt in te zien waarom voormelde brieven niet als zodanig kwalificeren. Namens ABN is daarin immers gesommeerd het verschuldigde bedrag alsnog te voldoen.
3.4.
ABN stelt dat [eiser] op grond van hetgeen is overeengekomen een debetrente verschuldigd is van 19% per jaar. Op grond van de Wet op het consumentenkrediet, waarvan ABN onbetwist heeft gesteld dat deze van toepassing is, is echter slechts het krachtens deze wet en het Besluit Kredietvergoeding toegestane rentepercentage (een kredietvergoeding van 12 procentpunten verhoogd met de alsdan geldende wettelijke rente) toewijsbaar.
In dat geval heeft ABN te kennen gegeven dat zij haar rentevordering wenst te matigen tot de van toepassing zijnde wettelijke rente vanaf de datum van verzuim. Deze gematigde vordering zal, als verder niet betwist, worden toegewezen.
3.5.
Gelet op het voorgaande kan het in verstek gewezen vonnis in zoverre niet in stand blijven. Dit vonnis zal worden vernietigd en met inachtneming van het voorgaande zal opnieuw worden beslist. [eiser] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4. De beslissing
De kantonrechter
4.1.
vernietigt het tussen partijen gewezen en op 3 april 2013 bij verstek uitgesproken vonnis van deze rechtbank onder zaaknummer 870998 CV EXPL 13-2449;
en beslist opnieuw:
4.2.
veroordeelt [eiser] om aan ABN te betalen een bedrag van € 1.525,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 13 mei 2007 tot aan de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van ABN begroot op € 99,82 aan dagvaardingskosten, € 448,00 aan griffierecht en € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde;
4.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2013.