Hof Leeuwarden, 27-12-2006, nr. 0400489
ECLI:NL:GHLEE:2006:AZ5581
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
27-12-2006
- Zaaknummer
0400489
- LJN
AZ5581
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2006:AZ5581, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 27‑12‑2006; (Hoger beroep)
Uitspraak 27‑12‑2006
Inhoudsindicatie
Het gerechtshof: laat [appellant] toe tot het leveren van het (tegen)bewijs dat de koopakte van september 2000 en de notariële transportakte d.d. 15 november 2000 niet getrouw weergeven wat daarin met betrekking tot de verontreiniging van het gekochte met puin en asbesthoudende stoffen staat vermeld, aangezien partijen waren overeengekomen dat de verontreiniging zou zijn beperkt tot één perceel, en wel het erfperceel genummerd 202;
Partij(en)
Arrest d.d. 27 december 2006
Rolnummer 0400489
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr A.H. Lanting,
tegen
Havinga Onroerend Goed B.V.,
gevestigd te Briltil,
geïntimeerde in het principaal en appellante in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna te noemen: Havinga BV,
procureur: mr S.A. Roodhof.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 12 april 2006 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
[appellant] heeft een akte genomen, waarop Havinga BV bij akte heeft geantwoord.
Vervolgens hebben partijen de stukken opnieuw overgelegd voor arrest.
De verdere beoordeling
- 1.
Aan [appellant] was gevraagd zich uit te laten over het door hem leveren van tegenbewijs tegen de koopakte en de notariële transportakte, en wel aldus dat deze akten niet getrouw weergeven wat daarin met betrekking tot de verontreiniging van het gekochte staat vermeld, aangezien partijen waren overeengekomen dat de verontreiniging zou zijn beperkt tot één perceel, en wel het erfperceel genummerd 202.
- 2.
Nu [appellant] te kennen heeft gegeven bedoeld tegenbewijs te willen leveren, zal het hof hem hiertoe in de gelegenheid stellen.
- 3.
Daarnaast was aan partijen opgedragen zich uit te laten over de vragen die met betrekking tot de harde substantie in de mestkelders zouden moeten worden gesteld aan de nog te benoemen deskundige(n), alsmede over persoon en aantal van de deskundigen. Aan partijen was in overweging gegeven in onderling overleg tot overeenstemming te komen.
- 4.
Partijen zijn tot op heden noch met betrekking tot de persoon, noch met betrekking tot het aantal van de te benoemen deskundigen, tot overeenstemming gekomen. Weliswaar blijkt uit de akte van Havinga BV, waar zij aangeeft dat nog geen overeenstemming is bereikt, dat zulks niettemin op enige termijn te verwachten zou zijn, maar nu hieromtrent niets meer van partijen is vernomen, zal thans door het hof worden overgegaan tot de benoeming van een door het hof uitgekozen deskundige, waarbij het hof er acht op slaat dat Havinga BV in haar akte geen met feiten onderbouwde bezwaren heeft geuit tegen de door [appellant] voorgestelde deskundige(n).
- 5.
Met betrekking tot de aan de deskundige(n) te stellen vragen blijkt uit de akten dat partijen zich kunnen vinden in de door het hof voorgestelde vragen. Wel blijkt uit met name de akte van [appellant] dat mede onderwerp van onderzoek zou moeten zijn de vraag - in essentie weergegeven - of de verwijdering van de harde laag met betrekking tot de mestkelders en de zich daarboven bevindende opstallen constructieve gevolgen heeft. Ook Havinga BV heeft in haar akte aangegeven dat de te benoemen deskundige ervaring dient te hebben met de verwijdering van harde lagen uit bestaande mestkelders, zonder dat daarbij schade ontstaat aan kelders of daarboven gelegen opstallen. Het hof zal daarom hiermee rekening houden bij het formuleren van de opdracht aan de deskundige.
- 6.
Dientengevolge zullen aan de deskundige de volgende vragen worden voorgelegd:
- 1.
wat is het totale volume van de harde - niet wegzuigbare - substantie die zich bevindt in de mestkelders en de daarbij behorende ruimten van [appellant];
- 2.
wat is het bedrag dat zal zijn gemoeid met het verwijderen van bedoelde substantie uit de kelders, alsmede met de afvoer en verwerking ervan, een en ander op de goedkoopste doch verantwoorde wijze, in welk verband (mede) van belang kan zijn welke samenstelling de substantie heeft, terwijl de verwijdering van de harde laag op zodanige wijze dient te geschieden dat geen schade wordt toegebracht aan de kelders of de opstallen die zich daarboven bevinden;
- 3.
geeft het onderzoek u aanleiding tot het maken van opmerkingen die dienstig kunnen zijn bij de beoordeling van het geschil?
- 7.
Daarenboven dient de deskundige de volgende aanwijzingen met betrekking tot het onderzoek in acht te nemen:
- a.
bij de vaststelling van de hoogte van de kosten die verbonden zijn aan het verwijderen van de harde substantie, dient geen rekening te worden gehouden met de eventuele kosten van verwijdering van wegzuigbare mest, in het geval dat gehele of gedeeltelijke verwijdering daarvan noodzakelijk is met het oog op het onderzoek naar de harde substantie;
- b.
indien de aard of samenstelling van de harde substantie aanleiding mocht geven tot een nader onderzoek met betrekking tot een verantwoorde wijze van afvoer en verwerking, en daartoe inschakeling van nadere expertise noodzakelijk zou zijn (bijvoorbeeld een [chemisch] laboratorium), dient daaromtrent eerst overleg plaats te vinden met de raadsheer-commissaris en partijen. Hetzelfde geldt indien uit het onderzoek naar voren zou komen dat de verwijdering gepaard zou kunnen gaan met kans op bouwtechnische schade, en met het oog daarop nadere (bouwtechnische) expertise noodzakelijk is.
- 8.
Aan [appellant] wordt opgedragen om, op aanwijzing van de deskundige, voorafgaand of tijdens het onderzoek, en voor zover daaraan dienstig, de wegzuigbare mest geheel of gedeeltelijk uit de te onderzoeken kelderruimten te verwijderen.
- 9.
Met het oog op het bovenstaande zal het hof, ter voorkoming van (te) hoge kosten van het onderzoek, vooralsnog volstaan met de benoeming van één deskundige, en wel in de persoon van:
[de deskundige]
[adres deskundige]
[telefoonnummer deskundige]
- 10.
Zoals reeds overwogen in het tussenarrest, zal [appellant] worden belast met het deponeren van het voorschot terzake van de kosten van het onderzoek. Bij het uitblijven van een schriftelijke aan de hieronder te noemen raadsheer-commissaris binnen twee weken na deze uitspraak te richten reactie op de door de deskundige begrote kosten van het onderzoek, zal het hof ervan uitgaan dat partijen zich daarmede kunnen verenigen.
- 11.
Het hof zal elke verdere beslissing in het principaal en incidenteel appel aanhouden.
De beslissing
Het gerechtshof:
laat [appellant] toe tot het leveren van het (tegen)bewijs dat de koopakte van september 2000 en de notariële transportakte d.d. 15 november 2000 niet getrouw weergeven wat daarin met betrekking tot de verontreiniging van het gekochte met puin en asbesthoudende stoffen staat vermeld, aangezien partijen waren overeengekomen dat de verontreiniging zou zijn beperkt tot één perceel, en wel het erfperceel genummerd 202;
bepaalt - voor zover [appellant] het bewijs zou willen leveren door middel van getuigen - dat het verhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Jusitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op een nog nader te bepalen dag en uur voor mr G.J. Knijp, hiertoe tot raadsheer-commissaris bemoemd;
verwijst de zaak naar de rolzitting woensdag 31 januari 2007 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n), voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
verstaat dat de procureur van [appellant] uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor zal plaatsvinden een kopie van het volledige prcesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de procureur van Havinga BV alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk één week voor de vestgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen;
benoemt tot deskundige:
[de deskundige]
[adres deskundige]
[telefoonnummer deskundige]
teneinde een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen omtrent de vragen zoals deze zijn neergelegd in rechtsoverweging 6:
verstaat dat de deskundige bij zijn onderzoek het bepaalde bij rechtsoverweging 7 in acht dient te nemen, terwijl [appellant] dient te handelen overeenkomstig het bepaalde in rechtsoverweging 8;
benoemt mr. G.J. Knijp tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich door tussenkomst van de griffie dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken, indien het onderzoek daar aanleiding toe geeft;
bepaalt dat de deskundige bij zijn onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat daarvan uit het schriftelijk bercht zal blijken;
bepaalt het voorschot terzake van de kosten van de deskundige op euro 1.500,-- (zegge vijftienhonderd euro);
wijst [appellant] aan als de partij die dit voorschot uiterlijk 24 januari 2007 ter griffie zal deponeren door overmaking op rekeningnummer 192306103 van het MVJ arrindissement Leeuwarden (541), Postbus 1701, 8901 CA Leeuwarden, o.v.v. "deskundigenkosten C 04/00489";
bepaalt dat de procureur van vorenbedoelde partij het volledige procesdossier voor voormelde datum in kopie aan de deskundige doet toekomen;
bepaalt de termijn waarbinnen de deskundige zijn schriftelijk bericht ter griffie moet inleveren op 2 maanden na de kennisgeving betreffende de ontvangst van het depot door de griffie, met dien verstande dat de deskundige niet eerder met het onderzoek dient aan te vangen dan nadat hij vorenbedoelde kennisgeving heeft ontvangen;
verwijst de zaak voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellant] naar de rol van woensdag 25 april 2007;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs Knijp, voorzitter, Bax-Stegenga en Telman, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 27 december 2006.