Rb. 's-Gravenhage, 07-07-2010, nr. AWB 09/1452 LB/PVV
ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3387
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
07-07-2010
- Zaaknummer
AWB 09/1452 LB/PVV
- LJN
BN3387
- Vakgebied(en)
Financiële dienstverlening (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3387, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 07‑07‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9031, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
NTFR 2010/2118 met annotatie van dr. D. Molenaar
Uitspraak 07‑07‑2010
Inhoudsindicatie
De arbeidsrelatie van eiser als deelnemer aan het televisieprogramma [programma] is niet te kwalificeren als een overeenkomst van opdracht, doch als een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Op de van de producent ontvangen bedragen zijn daarom terecht loonheffing en premies sociale verzekeringen ingehouden. Dat de overeenkomst elementen bevat die ongebruikelijk zijn in een dienstbetrekking, zoals een door eiser te betalen bedrag voor deelname, verandert niets aan het oordeel.
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09/1452 LB/PVV
Uitspraakdatum: 7 juli 2010
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
I PROCESVERLOOP
1.1 [A] B.V. (hierna: [de omroep]) heeft op een in de maand mei 2008 aan eiser uitgekeerd bedrag van € 1.351.000 een bedrag van € 453.923,30 aan loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: loonheffingen) ingehouden. Eiser heeft tegen deze inhouding bezwaar gemaakt.
1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 januari 2009 het bezwaar afgewezen.
1.3 Eiser heeft daartegen bij brief van 24 februari 2009, ontvangen bij de rechtbank op
25 februari 2009, beroep ingesteld. Bij brief van 20 april 2009, bij de rechtbank ontvangen op 22 april 2009, heeft eiser het beroep nader gemotiveerd onder overlegging van producties.
1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2010 te 's-Gravenhage.
Namens eiser zijn verschenen mr. [B], mr. [C] en mr. [D]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [E] en [F].
1.6 Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan
overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder. Verweerder heeft ter zitting op de pleitnota van eiser kunnen reageren.
1.7 Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan eiser. Eiser heeft ter zitting op de pleitnota van verweerder kunnen reageren.
II FEITEN
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1 Eiser heeft krachtens een op 26 februari 2007 met [de omroep] gesloten overeenkomst
(hierna: de overeenkomst), met datum van inwerkingtreding van 22 februari 2007, deelgenomen aan het door [de omroep] geproduceerde televisieprogramma "[programma]". De overeenkomst is door partijen gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht. Voor het programma heeft eiser met de andere deelnemers zijn intrek genomen in een door [de omroep] aangewezen villa (hierna: het huis), waar zij permanent met televisiecamera's werden gevolgd. De deelnemer die het langst - onafgebroken - in het huis zou blijven, maakte kans op het winnen van prijzen. De overeenkomst eindigde 12 maanden na vertrek van eiser uit het huis.
2.2 Eiser is de winnaar van het programma "[programma]" en heeft uit dien hoofde de hoofdprijs van in totaal € 1.351.000 ontvangen. Dit bedrag is opgebouwd uit een jackpot van € 1.000 per dag dat eiser in het huis verbleef en een geldbedrag van € 1.000.000.
2.3 Uit artikel 13.1 van het addendum bij de overeenkomst blijkt dat eiser voor iedere maand die hij in het huis verbleef een bedrag van € 1.000 netto ontving, waarop loonheffingen werden ingehouden, te betalen aan het einde van de maand. Dit bedrag is volgens het addendum verstrekt ter vervanging van gederfde inkomsten dan wel ter vergoeding van buiten het huis doorlopende kosten. Uit de salarisspecificatie van eiser over de maand mei 2008 volgt dat eiser naast de hoofdprijs een bedrag van € 1.000 netto heeft ontvangen waarop loonheffing en premies werknemersverzekeringen zijn ingehouden.
2.4 Door [de omroep] waren huisregels opgesteld en was voorzien in het zogenoemde [programma]-regelboek, waarin het format van het programma was neergelegd en de spelregels voor de deelnemers aan het programma waren opgenomen.
2.5 Eiser was volgens artikel 9 van de overeenkomst geheel vrij in de wijze waarop hij invulling gaf aan zijn verblijf in het huis en zijn deelname aan het programma, maar hij was daarbij wel gehouden concrete instructies van de zijde van [de omroep] op te volgen en te handelen met inachtneming van de overeenkomst, de huisregels en het [programma]-regelboek. Ook de nevenactiviteiten, waaronder promotionele en commerciële activiteiten, waartoe eiser zich ingevolge artikel 7 van de overeenkomst bij uitsluiting jegens [de omroep] had verbonden, waren onderworpen aan het toezicht en de instructiebevoegdheid van [de omroep]. In de overeenkomst was voorzien in de mogelijkheid sancties op te leggen bij het niet handelen conform de regels en/of aanwijzingen van [de omroep].
2.6 Eiser en de andere deelnemers hebben ingevolge artikel 4.6 van de overeenkomst een bedrag van € 10.000 betaald aan [de omroep] als eigen bijdrage ter dekking van de kosten van de deelnemer ter zake van het verblijf in het huis. In bepaalde gevallen, opgenomen in artikel 4.7 van de overeenkomst, werd deze bijdrage bij het verlaten van het huis aan de betreffende deelnemer gerestitueerd.
III GESCHIL
3.1In geschil is het antwoord op de vraag of de in mei 2008 aan eiser uitgekeerde hoofdprijs van in totaal € 1.351.000 gekwalificeerd dient te worden als loon uit dienstbetrekking. Ter zitting hebben partijen verklaard dat over de op de maandelijkse vergoeding van netto € 1.000 ingehouden loonheffingen geen geschil bestaat.
3.2 Eiser stelt zich primair op het standpunt dat geen sprake is van een bron van inkomen. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat geen sprake is van het bestaan van een dienstbetrekking tussen eiser en [de omroep]. Meer subsidiair neemt eiser het standpunt in dat er geen sprake is van een voordeel uit dienstbetrekking.
3.3 Verweerder neemt primair het standpunt in dat de aan eiser uitgekeerde hoofdprijs als loon uit dienstbetrekking dient te worden gekwalificeerd en er derhalve door [de omroep] terecht loonheffingen zijn ingehouden. Subsidiair neemt verweerder het standpunt in dat sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden.
3.4 Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en restitutie van de ingehouden loonheffingen. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.5 Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
IV OVERWEGINGEN
4.1Artikel 2, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet), bepaalt, voor zover hier van belang, dat een werknemer is, de natuurlijke persoon die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke dienstbetrekking staat. Een privaatrechtelijke dienstbetrekking vloeit voort uit een arbeidsovereenkomst. In artikel 7:610, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de arbeidsovereenkomst de overeenkomst is waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Essentieel voor een dienstbetrekking zijn de volgende drie elementen:
a. de verplichting van de werknemer tot het persoonlijk verrichten van arbeid;
b. de gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer;
c. de verplichting van de werkgever om loon te betalen.
Voor het al dan niet aanwezig zijn van een privaatrechtelijke dienstbetrekking is niet doorslaggevend hoe de arbeidsverhouding door partijen zelf wordt gekwalificeerd, maar moet worden gelet op de werkelijke aard van die verhouding en de feitelijke omstandigheden waaronder de desbetreffende arbeid wordt verricht.
4.2 Onder loon moet ingevolge artikel 10 van de Wet worden verstaan al hetgeen uit dienstbetrekking wordt genoten.
4.3 Gelet op de feiten en omstandigheden zoals hiervoor vermeld in 2.1 tot en met 2.5 is de rechtbank van oordeel dat aan de hiervoor genoemde drie elementen voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen [de omroep] en eiser is voldaan. Niet in geschil is dat eiser verplicht was tot het persoonlijk verrichten van arbeid. Uit de overeenkomst en het [programma]-regelboek vloeit voort dat [de omroep] verregaande instructiebevoegdheden had en dat [de omroep] eiser kon verzoeken het huis te verlaten indien hij zich niet hield aan de hiervoor bedoelde instructies. Ook na het verlaten van het huis was eiser verplicht zich de eerste twaalf maanden daarna beschikbaar te houden voor nevenactiviteiten, waaronder promotionele en commerciële activiteiten. Ingevolge de overeenkomst strekte het toezicht en de instructiebevoegdheid van [de omroep] zich ook uit tot genoemde periode nadat eiser het huis had verlaten. Gelet hierop was er sprake van een gezagsverhouding tussen [de omroep] en eiser. Dat de overeenkomst voorts bepaalt dat eiser met inachtneming van de instructiebevoegdheid van [de omroep] volledig vrij was in de wijze waarop hij invulling gaf aan zijn verblijf in het huis maakt niet dat van een gezagsverhouding tussen [de omroep] en eiser geen sprake was. [de omroep] was tot slot aan eiser een maandelijkse vergoeding van € 1.000 netto verschuldigd. Deze maandelijkse vergoeding die ingevolge de overeenkomst werd betaald ter vervanging van gederfde inkomsten dan wel ter vergoeding van buiten het huis doorlopende kosten, kan niet anders worden gezien dan als tegenprestatie voor de bedongen arbeid of te wel loon. Mitsdien oordeelt de rechtbank dat sprake was van een dienstbetrekking tussen [de omroep] en eiser. Dat de overeenkomst elementen bevat die ongebruikelijk zijn in een dienstbetrekking, zoals de eigen bijdrage van € 10.000 maakt dit oordeel niet anders.
4.4 De rechtbank overweegt verder dat de mogelijkheid om prijzen en uiteindelijk de hoofdprijs te kunnen winnen een wezenlijk onderdeel van de dienstbetrekking vormde. Door zijn deelname aan het programma maakte eiser kans op het winnen van de hoofdprijs. De hoofdprijs vindt zijn grond dus zozeer in de dienstbetrekking dat het voordeel als daaruit genoten moet worden aangemerkt. Of deelnemers al dan niet een overwegende invloed hebben gehad op de uiteindelijke uitslag te mogen deelnemen aan het programma of om mogelijk prijzen te winnen, kan hierbij in het midden gelaten worden. Gelet op het vorenoverwogene dient de door [de omroep] aan eiser uitgekeerde hoofdprijs gekwalificeerd te worden als loon uit dienstbetrekking en zijn de loonheffingen terecht.
4.5 Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij met de rechtbank van oordeel is dat in geval de rechtbank tot het oordeel komt dat sprake is van loon uit dienstbetrekking daarmee niet meer wordt toegekomen aan de vraag of sprake is van een bron van inkomen omdat een dienstbetrekking per definitie positieve voordelen oplevert. Nu de rechtbank een dienstbetrekking aanwezig acht, wordt derhalve aan het standpunt van eiser dat geen sprake is van een bron van inkomen niet meer toegekomen.
4.6 Nu de rechtbank het aan eiser uitgekeerde bedrag heeft gekwalificeerd als loon uit dienstbetrekking behoeft hetgeen verweerder subsidiair heeft aangevoerd geen bespreking.
4.7 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
V BESLISSING
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. I. Obbink-Reijngoud, mr. T. van Rij en mr. M.P.M. Loos, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.H.H.L. Kolthof.
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.