Einde inhoudsopgave
Besluit DNA-onderzoek in strafzaken
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2020
- Bronpublicatie:
08-10-2020, Stb. 2020, 394 (uitgifte: 23-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-10-2020, Stb. 2020, 394 (uitgifte: 23-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Strafprocesrecht / Voorfase
Indien het DNA-onderzoek, bedoeld in artikel 151a, zesde lid, eerste volzin, of artikel 195b, eerste lid, eerste volzin, van de wet in een ander laboratorium dan het laboratorium van het instituut zal worden verricht, zorgt het instituut ervoor dat het buisje met het celmateriaal voor het verrichten van dat DNA-onderzoek, van een sporenidentificatienummer wordt voorzien dat gelijk is aan het sporenidentificatienummer waarmee het instituut heeft ontvangen, of het laboratoriumidentificatienummer, en dat dat buisje zo spoedig mogelijk in een verpakking die voorzien is van een of meer fraudebestendige sluitzegels of een fraudebestendige afsluiting, bij dat laboratorium wordt bezorgd.