Einde inhoudsopgave
Wet rol werknemers bij Europese rechtspersonen
Artikel 2:23 Toepasselijkheid referentievoorschriften voor medezeggenschap bij omzetting, fusie, bij oprichting op andere wijze
Geldend
Geldend vanaf 18-08-2006
- Bronpublicatie:
05-07-2006, Stb. 2006, 361 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken: 30386)
- Inwerkingtreding
18-08-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-08-2006, Stb. 2006, 362 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Medezeggenschapsrecht
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
1.
Onverminderd artikel 2:22 is in het geval van oprichting van een SCE door omzetting paragraaf 4 van deze afdeling slechts van toepassing, indien op de in een SCE omgezette coöperatie wettelijke regels of praktijken van toepassing waren betreffende de medezeggenschap van de werknemers in het toezichthoudend of het bestuursorgaan.
2.
Onverminderd artikel 2:22 is in het geval van oprichting van een SCE door fusie paragraaf 4 van deze afdeling slechts van toepassing, indien voor de inschrijving van de SCE in een of meer van de deelnemende coöperaties een of meer vormen van medezeggenschap van toepassing waren die
- a.
ten minste 25% van het totale aantal werknemers van die coöperaties bestreken, of
- b.
minder dan 25% van het totale aantal werknemers van die coöperaties bestreken en de bijzondere onderhandelingsgroep daartoe besluit.
3.
In het geval van oprichting van een SCE op enige andere wijze is het tweede lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het in de onderdelen a en b van dat lid genoemde percentage in dat geval 50 bedraagt.
4.
Indien in de deelnemende juridische lichamen meer dan één vorm van medezeggenschap bestond, besluit de bijzondere onderhandelingsgroep welke van die vormen in de SCE wordt ingevoerd. Een besluit tot invoering van een vorm van medezeggenschap waaruit zou voortvloeien dat het recht op medezeggenschap van de werknemers wordt ingeperkt behoeft een meerderheid van tweederde van haar aantal leden, tevens vertegenwoordigende tweederde van de werknemers en afkomstig uit ten minste twee lidstaten. Van een inperking van het recht op medezeggenschap van de werknemers als bedoeld in de vorige zin is sprake, wanneer het aantal leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE dat door de werknemers of hun vertegenwoordigers kan worden gekozen of benoemd, dan wel waarvoor zij aanbevelingen kunnen doen of bezwaar kunnen maken, lager zou zijn dan het hoogste van het aantal leden ten aanzien waarvan dat recht vóór de inschrijving van de SCE kon worden uitgeoefend in een van de deelnemende juridische lichamen. Het besluit bevat een beschrijving van de inhoud die het recht van verkiezing of benoeming dan wel het recht van aanbeveling of bezwaar heeft in het deelnemend juridisch lichaam van welke het medezeggenschapsregime in de SCE wordt ingevoerd en van de procedure die ten aanzien van dat juridisch lichaam geldt voor de uitoefening van dat recht. De bijzondere onderhandelingsgroep deelt het besluit mede aan de deelnemende juridische lichamen.
5.
Onverminderd artikel 36 van de verordening wordt bij gebreke van een besluit als bedoeld in het vierde lid, in een in Nederland ingeschreven SCE als vorm van medezeggenschap ingevoerd het recht van aanbeveling overeenkomstig de artikelen 158 en 159 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, indien die artikelen of de artikelen 268 en 269 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, op een of meer van de deelnemende juridische lichamen van toepassing zijn. In andere gevallen wordt bij gebreke van een besluit als bedoeld in het vierde lid, in een in Nederland ingeschreven SCE als vorm van medezeggenschap ingevoerd het recht van verkiezing of benoeming dan wel het recht van aanbeveling of bezwaar dat vóór de inschrijving van de SCE kon worden uitgeoefend in het deelnemend juridisch lichaam met het hoogste van het aantal leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan dat door de werknemers of hun vertegenwoordigers kan worden gekozen of benoemd, dan wel waarvoor zij aanbevelingen kunnen doen of bezwaar kunnen maken.
6.
Indien met toepassing van de laatste zin van het vijfde lid is vastgesteld welke vorm van medezeggenschap wordt ingevoerd, is het recht van verkiezing of benoeming dan wel het recht van aanbeveling of bezwaar alsmede de procedure voor de uitoefening van dat recht in overeenstemming met de inhoud van en de procedure voor de uitoefening van het betreffende recht ten aanzien van het deelnemend juridisch lichaam van welk het medezeggenschapsregime in de SCE wordt ingevoerd.