Rb. Den Haag, 12-10-2016, nr. 5021260 \ RL EXPL 16-12100
ECLI:NL:RBDHA:2016:13004
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
12-10-2016
- Zaaknummer
5021260 \ RL EXPL 16-12100
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2016:13004, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 12‑10‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2016/3132
Uitspraak 12‑10‑2016
Inhoudsindicatie
Aandelenleaseovereenkomst afgesloten op naam van minderjarige zonder machtiging kantonrechter. Vernietiging ex art. 1:347 BW. Geen verjaring vernietigingsbevoegdheid. Kwade trouw ex artikel 6:205 BW.
Partij(en)
Rechtbank Den Haag
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
AJJ
zaak- en rolnummer: 5021260 \ RL EXPL 16-12100
datum: 12 oktober 2016
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] , in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige],
wonende te [woonplaats] ,eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,gemachtigde: mr. G. van Dijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Dexia,
gemachtigde: mr. T.R. Van Ginkel.
1. Het verloop van de procedure
1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen.
- -
de dagvaarding van 8 april 2016, met producties;
- -
de conclusie van antwoord, met producties;
- -
de conclusie van repliek, met producties;
- -
de conclusie van dupliek, met producties.
1.2.
Het vonnis is bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
- -
[minderjarige] (hierna: [minderjarige] ) is geboren op [1999] .
- -
Op of omstreeks 7 november 2000 hebben de ouders van [minderjarige] ( [moeder] en [eiser] ), als haar wettelijk vertegenwoordigers, op naam en voor rekening van [minderjarige] met Dexia een effectenleaseovereenkomst aangegaan, genaamd “WinstVer10Dubbelaar”, met contractnummer 76085573 (hierna: de overeenkomst). De leasesom bedroeg € 24.273,10 en de looptijd 120 maanden. Voor het sluiten van de overeenkomst is geen machtiging van de kantonrechter verzocht en verkregen.
- -
Aan inleg is een bedrag van € 6.988,52 betaald. Het contract is geëindigd met een restschuld van € 683,37, welke is betaald door [eiser] . Dexia heeft een bedrag van € 129,24 uitgekeerd aan [eiser] .
- -
Bij brief van 16 november 2009 hebben de ouders van [minderjarige] namens haar de overeenkomst vernietigd ex artikel 1:347 jo. 1:345 BW wegens het ontbreken van een machtiging van de kantonrechter.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert, na wijziging eis bij repliek, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
I. te verklaren voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd en Dexia te veroordelen om al hetgeen door en ten behoeve van [eiser] krachtens die overeenkomst aan Dexia is betaald aan [eiser] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag der door [eiser] gedane betalingen althans vanaf de door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan die der voldoening;
II. Dexia te veroordelen om aan [eiser] de door of namens haar volledige gemaakte en te maken buitengerechtelijke kosten te vergoeden, dan wel de vergoeding vast te stellen conform Rapport Voorwerk II, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding;
III. Dexia te veroordelen in de volledige proceskosten, voor zover deze niet worden vergoed door toewijzing van de buitengerechtelijke kosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vordering – verkort weergegeven – het volgende ten grondslag. De ouders van [minderjarige] zijn als haar wettelijk vertegenwoordigers de overeenkomst aangegaan op naam en voor rekening van [eiser] . Er is echter niet een daartoe op grond van artikel 1:345 BW vereiste machtiging van de kantonrechter verzocht en verkregen. De overeenkomst is door [eiser] vernietigd op grond van artikel 1:347 BW. Derhalve is Dexia gehouden tot terugbetaling aan [eiser] van al wat uit hoofde van de overeenkomst door en ten behoeve van [eiser] aan Dexia is betaald.3.3. Dexia voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet ontvankelijk verklaring van [eiser] in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Volgens Dexia was voor het aangaan van de overeenkomst geen machtiging op grond van artikel 1:345 BW vereist, omdat de overeenkomst niet is aangegaan voor rekening van [minderjarige] . Daarnaast voert Dexia aan dat, als geoordeeld wordt dat artikel 1:345 BW wel van toepassing is, de vordering tot restitutie verjaard is. Dexia betwist de gevorderde ingangsdatum van de wettelijke rente en bestrijdt de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten.
4. De beoordeling
Toepasselijkheid van artikel 1:345 BW 4.1. Volgens Dexia is artikel 1:345 BW niet van toepassing, omdat de overeenkomst niet is aangegaan voor rekening van [minderjarige] .
4.2.
De kantonrechter deelt het standpunt van Dexia niet. Zowel uit de wijze waarop de contractspartijen in de overeenkomst zijn vermeld als uit de formulering van de bepalingen van de overeenkomst, waarin [minderjarige] ( [minderjarige] ) aangeduid wordt als “lessee”, valt naar het oordeel van de kantonrechter niets anders af te leiden dan dat [minderjarige] de drager is van de rechten en plichten uit de overeenkomst, betreffende een belegging door de lessee met een geleende som geld. De maandelijkse termijnen werden door haar ouders betaald in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers. De overeenkomst is dan ook voor rekening van [minderjarige] aangegaan en haar ouders als haar wettelijke vertegenwoordigers behoefden daarvoor op grond van artikel 1:345 lid 1, aanhef en onder d, BW in verbinding met artikel 1: 253k BW een machtiging van de kantonrechter. Deze machtiging ontbreekt.
Verjaring restitutievordering 4.3. Een beroep op vernietiging van een tijdens minderjarigheid gesloten rechtshande-ling kan ex artikel 1:345 BW juncto 1:347 BW worden gedaan van de zijde van de minderjarige. Volgens artikel 3:52 lid 1 onder d BW verjaart een vordering op grond van dit artikel (het ontbreken van toestemming van de kantonrechter) drie jaar nadat de vernietigingsbevoegdheid aan de minderjarige ten dienste staat. Daarvan is sprake als de minderjarige meerderjarig is geworden en hij/zij van het bestaan van de overeenkomst op de hoogte is geraakt.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vernietigingshandeling door de brief van 16 november 2009 tijdig heeft plaatsgevonden. Dexia heeft aangevoerd dat de verjarings-termijn van de restitutievordering is verstreken, nu tussen de datum van de vernietigings-verklaring en het uitbrengen van de dagvaarding meer dan vijf jaar is verstreken. Dit betoog gaat niet op. Dexia heeft niet ingestemd met de buitengerechtelijke vernietiging omdat zij zich op het standpunt stelde dat het contract niet voor rekening van [minderjarige] was aangegaan. Partijen hebben daarover in de periode voorafgaande aan deze procedure gecorrespondeerd. De verjaringstermijn op grond van artikel 3:309 BW neemt dan ook eerst een aanvang indien vast komt te staan dat de vernietiging doel treft. Dat is pas in deze procedure komen vast te staan, zodat [eiser] daarmee pas daadwerkelijk in staat is haar aanspraak geldend te maken. Het zou overigens in strijd zijn met de beschermingsgedachte van artikel 1:345/347 BW dat een uit de vernietiging voortvloeiende restitutievordering eerder zou kunnen verjaren dan de vernietigingsvordering zelf.
4.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat voor recht verklaard zal worden dat de overeenkomst is vernietigd en dat de uitvoering van de overeenkomst teniet gedaan dient te worden alsof de overeenkomst nooit heeft bestaan. Dit houdt in dat hetgeen uit hoofde van die overeenkomst aan Dexia is voldaan, onverschuldigd is betaald en door Dexia dient te worden terugbetaald, verminderd met hetgeen [eiser] op grond van die overeenkomst van Dexia heeft ontvangen.
wettelijke rente
4.5.
Dexia heeft aangevoerd dat zij ten tijde van de ontvangst van de betalingen onder de overeenkomst niet te kwader trouw was, zodat zij eerst vanaf het moment van verzuim gehouden is de wettelijke rente te vergoeden. Uit de door [eiser] overgelegde nieuwsbrief uit 1999 en een interne notitie van (de rechtsvoorganger van) Dexia uit 2001 blijkt echter dat Dexia er reeds toen van op de hoogte was dat indien een overeenkomst met een minderjarige werd gesloten machtiging van de kantonrechter was vereist. Het is daarom aannemelijk Dexia dit ook bij het aangaan van de overeenkomst wist. Dexia heeft niet betwist dat op het aanvraagformulier de geboortedatum van [minderjarige] was vermeld, zodat daarmee vast staat dat zij ervan op de hoogte was, of in ieder geval kon zijn, dat de overeenkomst met een minderjarige was aangegaan. Dexia kon dus weten dat een machtiging van de kantonrechter was vereist. Er kan dan ook niet worden volgehouden dat Dexia ten tijde van de ontvangst van de betalingen te goeder trouw was. Dexia is daarmee, gelet op artikel 6:205 BW, zonder ingebrekestelling in verzuim op het moment van de ontvangst van de betalingen.
buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
Het verzuim is ingetreden vóór 1 juli 2012. De verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden getoetst aan de hand van het rapport Voorwerk II. [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt, zodat deze zullen worden toegewezen. Nu [eiser] geen bedrag heeft gevorderd zal de vergoeding, uitgaande van hetgeen Dexia per saldo aan [eiser] dient terug te betalen, worden vastgesteld op € 752,13. De wettelijke rente hierover zal worden afgewezen, nu niet is gesteld of gebleken dat deze kosten reeds aan de gemachtigde zijn voldaan.
4.7.
Dexia wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
Beslissing
De kantonrechter:
verklaart voor recht dat de onderhavige overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd;
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen al hetgeen door en ten behoeve van [eiser] krachtens die overeenkomst aan Dexia is betaald, onder aftrek van hetgeen Dexia aan [eiser] heeft voldaan aan dividend, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van de door Toet gedane betalingen tot aan die der voldoening;
veroordeelt Dexia tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 752,13 ter zake van buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt Dexia in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op
€ 673,19, waaronder een bedrag van € 500,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis -behoudens de verklaring voor recht- uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Japenga, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2016.