Hof 's-Gravenhage, 29-07-2009, nr. 22-004252-08, nr. 09-530280-07
ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ4550
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
29-07-2009
- Magistraten
Mrs. C.M.P. Flint-Van Noort, C.M. le Clercq-Meijer, P.H. Holthuis
- Zaaknummer
22-004252-08
09-530280-07
- LJN
BJ4550
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ4550, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 29‑07‑2009; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 29‑07‑2009
Inhoudsindicatie
De verdachte (een surveillancehondengeleider/brigadier van politie) is bij het thans bewezenverklaarde feit opgetreden ter daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde als bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 1993. Naar het oordeel van het hof was er ter plaatse op de Oostlaan toen sprake van een grimmige sfeer in welke situatie de verdachte zich gesteld zag tegenover een onder invloed van alcohol zijnde [slachtoffer], die weigerde en bleef weigeren om zich van die plek te verwijderen, terwijl hij gedurende de hele tijd bleef schelden en schreeuwen. De verdachte heeft verklaard dat hij bij de vordering tot verwijdering heeft gewaarschuwd dat anders geweld zou worden gebruikt en dat hij voorafgaand aan het uitoefenen van het geweld telkens opnieuw heeft gevorderd dat [slachtoffer] zich zou verwijderen. De verdachte heeft naar het oordeel van het hof bij het bewezenverklaarde feit gehandeld ter rechtmatige uitvoering van een wettelijke taak, terwijl de uitoefening daarvan in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd was, zoals vereist in artikel 8 van de Politiewet 1993. Gelet daarop ontbreekt aan het bewezenverklaarde feit de materiële wederrechtelijkheid en kan dit mitsdien niet worden gekwalificeerd als een strafbaar feit zoals bedoeld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte moet derhalve worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Mrs. C.M.P. Flint-Van Noort, C.M. le Clercq-Meijer, P.H. Holthuis
Partij(en)
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's‑Gravenhage van 29 juli 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
[adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 juli 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
- 1:
hij in of omstreeks de periode van 6 mei 2006 tot en met 7 mei 2006 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]),
- —
meermalen, althans eenmaal, met een (lange) wapenstok, althans een (hard) voorwerp (met kracht) op/tegen de/het be(e)n(en) en/of het(boven)lichaam heeft/hebben geslagen (als gevolg waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen) en/of
- —
(terwijl die [slachtoffer] op de grond was gelegen) meermalen, althans een maal met een (lange) wapenstok, althans een (hard) voorwerp (met kracht) op/tegen de/het be(e)n(en) en/of het (boven)lichaam heeft/hebben geslagen,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, zulks terwijl hij, verdachte, gebruik maakte van macht en gelegenheid door zijn ambt geschonken, immers was hij, verdachte, toen en daar in zijn hoedanigheid van surveillancehondengeleider/brigadier in dienst van politie Haaglanden;
- 2:
hij in of omstreeks de periode van 06 mei 2006 tot en met 7 mei 2006 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, in elk geval in Nederland, opzettelijk een persoon (te weten [aangever 1]), — pepperspray, althans een bijtende stof, in de ogen, althans in het gezicht heeft gespoten (ten gevolge waarvan die [aangever 1] ten val is gekomen) en/of — (vervolgens) (terwijl die [aangever 1] op de grond was gelegen) door zijn, verdachtes, althans onder zijn, verdachtes gezag staande politiehond (gedurende een (langere), onafgebroken tijdspanne) in de lies, althans in het (boven)been, althans in het lichaam heeft laten bijten en/of vasthouden en/of — (vervolgens) (terwijl die [aangever 1] op de grond was gelegen en (aldus) gedurende een (langere) tijdspanne werd gebeten/vastgehouden door de politiehond) meermalen, althans een maal (met kracht) met een (lange) wapenstok, althans een (hard) voorwerp, op/tegen de rug, althans het lichaam heeft geslagen en/of — (vervolgens) door zijn, verdachtes, althans onder zijn, verdachtes gezag staande politiehond in de (boven)arm heeft laten bijten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, zulks terwijl hij, verdachte, gebruik maakte van macht en gelegenheid door zijn ambt geschonken, immers was hij, verdachte, toen en daar in zijn hoedanigheid van surveillancehondengeleider/brigadier in dienst van politie Haaglanden;
- 3:
hij in of omstreeks de periode van 06 mei 2006 tot en met 7 mei 2006 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [aangever 2]) — meermalen, althans eenmaal met een (lange) wapenstok, althans een (hard) voorwerp op/tegen (de linkerzijde van) het lichaam en/of het (achter)hoofd en/of de schouder(s) heeft geslagen, waardoor voornoemde [aangever 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, zulks terwijl hij, verdachte, gebruik maakte van macht en gelegenheid door zijn ambt geschonken, immers was hij, verdachte, toen en daar in zijn hoedanigheid van surveillancehondengeleider/brigadier in dienst van politie Haaglanden;
- 4:
hij in of omstreeks de periode van 06 mei 2006 tot en met 7 mei 2006 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, in elk geval in Nederland, opzettelijk een persoon (te weten [aangever 3]), door zijn, verdachtes, althans onder zijn verdachtes gezag staande, politiehond,(gedurende een langere, onafgebroken tijdspanne) in de knie, althans in het been heeft laten bijten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, zulks terwijl hij, verdachte, gebruik maakte van macht en gelegenheid door zijn ambt geschonken, immers was hij, verdachte, toen en daar in zijn hoedanigheid van surveillancehondengeleider/brigadier van politie Haaglanden;
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 en 4 tenlastegelegde vrijgesproken, ter zake van het onder 3 tenlastegelegde ontslagen van alle rechtsvervolging en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van EUR 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis. Voorts is de benadeelde partij [aangever 1](hof: feit 2) niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de akte instellen rechtsmiddel d.d. 12 augustus 2008 is het hoger beroep alleen gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van ‘de zaak’, ‘het vonnis’ of ‘het tenlastegelegde’, wordt daarmee bedoeld de zaak, het vonnis of het tenlastegelegde voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verzoek tot het horen van getuigen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal —na het verhoor van de verdachte— verzocht om de politiefunctionaris [verbalisant 2], en [slachtoffer] als getuigen te (doen) horen. Hij heeft daarbij aangevoerd dat door het horen van deze getuigen nader inzicht kan worden verkregen in de feitelijke toedracht van het tenlastegelegde, waarbij hij met name van deze getuigen wil weten of [slachtoffer] voorafgaand aan het optreden van de verdachte hard aan het schreeuwen was, of het de verdachte was die op [slachtoffer] afliep of andersom en of de verdachte [slachtoffer] sloeg terwijl hij hem vasthield.
Het hof wijst het verzoek van de advocaat-generaal tot het horen van voornoemde getuigen af omdat het horen van betrokkenen niet noodzakelijk is voor enige door het hof te nemen beslissing. Het hof overweegt daarbij dat de advocaat-generaal niet of onvoldoende heeft onderbouwd welke feiten en omstandigheden thans zouden nopen tot het (opnieuw) horen van [verbalisant 2] respectievelijk [slachtoffer].
Het verhoor van de verdachte ter terechtzitting van het hof — waarbij hij in essentie geen andersluidende verklaring heeft afgelegd dan in eerdere verhoren doch slechts een aantal details nader heeft verduidelijkt — geeft naar het oordeel van het hof daar geen aanleiding toe.
Uitleg van de tenlastelegging
De raadsman van de verdachte heeft primair bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe — zakelijk weergegeven — aangevoerd dat er geen bewijs is dat [slachtoffer], zoals achter het eerste gedachtestreepje in de tenlastelegging opgenomen, als gevolg van het slaan door de verdachte op de grond is gevallen en evenmin dat [slachtoffer] — hetgeen achter het tweede gedachtestreepje is opgenomen — is geslagen terwijl hij op de grond was gelegen. Naar de mening van de raadsman kan de verdachte niet, met partiële vrijspraak van hetgeen tussen haakjes is opgenomen, worden veroordeeld zonder dat de grondslag van de tenlastelegging wordt verlaten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Met de verdediging is het hof van oordeel dat de opsteller van de tenlastelegging klaarblijkelijk heeft beoogd achter het tweede gedachtestreepje een andere fase van het feitelijk gebeuren op te nemen dan achter het eerste streepje (vide ook de tussenliggende woorden ‘en/of’). Naar het oordeel van het hof moet echter — telkens — hetgeen tussen haakjes is opgenomen als een facultatieve omstandigheid worden opgevat. Indien voormelde zinsneden niet bewezen kunnen worden kan — zonder grondslagverlating — partiële vrijspraak van die zinsneden volgen. Indien van beide gedachtestreepjes de tussen haakjes gezette woorden niet bewezen zouden worden geacht, behelst de tenlastelegging weliswaar tweemaal eenzelfde verwijt aan de verdachte doch dat is geen grondslag om de verdachte integraal vrij te moeten spreken.
Het verweer in deze wordt mitsdien verworpen.
Standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, maar dat de verdachte, aangezien er sprake is van een rechtvaardigingsgrond nu hij heeft voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit in de zin van artikel 8 van de Politiewet 1993, niet strafbaar is en mitsdien dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman van de verdachte heeft subsidiair aangevoerd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het feit niet strafbaar is op de voet van artikel 42 van het Wetboek van Strafrecht en de materiële wederrechtelijkheid ontbreekt.
Het hof gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden
Na afloop van een feest te Pijnacker hebben er in de vroege ochtend van 7 mei 2006 in de nabijheid van de feesttent aldaar een aantal ongeregeldheden plaatsgevonden. Daarbij hebben politiemensen enkele charges uitgevoerd waarbij bijstand is verleend door surveillancehondengeleiders onder wie de verdachte. Rond 02.00 uur zijn door de meldkamer te Pijnacker mensen gevraagd in verband met ongeregeldheden op de Acacialaan, waarna is gemeld dat alles zich heeft verplaatst naar de Oostlaan. Zowel de verdachte met zijn collega [verbalisant 1] als de collega's [verbalisant 2] en [verbalisant 3] zijn naar aanleiding van deze oproep ter plaatse gegaan en hebben hun auto geparkeerd in de nabijheid van een aldaar op de Oostlaan gevestigd shoarmarestaurant. Inmiddels hadden de politiefunctionarissen [verbalisant 4] en [verbalisant 5] een verdachte aangehouden ter zake van belediging, waarop een grote groep personen zich tegen hen keerde hetgeen de verdachte en [verbalisant 1] vanuit hun auto waarnamen. Vervolgens heeft [verbalisant 1] middels de megafoon gevorderd dat men zich verwijderde en hebben zowel de verdachte als [verbalisant 1] de lange wapenstok ter hand genomen, zijn uit de auto gestapt en zijn naar de groep toegegaan om [verbalisant 4] en [verbalisant 5] te helpen. [Slachtoffer] bevond zich toen eveneens op de Oostlaan te Pijnacker. [Slachtoffer], onder invloed van alcohol, stond aan de overzijde van het shoarmarestaurant te schreeuwen en had een fles in zijn handen. [Verbalisant 2] heeft [slachtoffer] gevorderd weg te gaan, aan welke vordering [slachtoffer] niet voldeed. Hierop heeft [verbalisant 2] hem met de lange wapenstok een klap tegen zijn been gegeven, en omdat [slachtoffer] de fles nog steeds vasthield, heeft [verbalisant 3] met zijn lange wapenstok een klap op de rechterbovenarm van [slachtoffer] gegeven, waardoor de fles op de straat kapot viel. [Verbalisant 2] heeft [slachtoffer] nogmaals gevorderd weg te gaan, waaraan [slachtoffer] opnieuw geen gehoor gaf. Zowel [verbalisant 3] als [verbalisant 2] hebben [slachtoffer] vervolgens nog een klap op zijn been gegeven. [Slachtoffer] is daarna gevallen, opgestaan en weggelopen in de richting van het Raadhuisplein. Vervolgens bleef [slachtoffer] staan ter hoogte van de winkels en begon hij opnieuw te schreeuwen en te schelden en maakte provocerende bewegingen in de richting van de politiefunctionarissen. Hij liep vervolgens op de verdachte af. De verdachte die dit zag, is op [slachtoffer] toegelopen en heeft hem gevorderd zich te verwijderen. [Slachtoffer] gaf hieraan geen gevolg, waarop de verdachte hem een klap gaf met de lange wapenstok. [Slachtoffer] verwijderde zich daarop niet. De verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens een aantal klappen op zijn armen gegeven met de lange wapenstok, elke keer na —tevergeefs— van [slachtoffer] te hebben gevorderd zich te verwijderen. [Slachtoffer] stapte telkens wel iets naar achteren maar kwam terstond weer naar de verdachte toe. Tevens heeft de verdachte [slachtoffer] tussentijds een keer beetgepakt en hem een duw naar achteren gegeven. [Slachtoffer] bleef ook toen staan en schelden. Uiteindelijk liep [slachtoffer] na een laatste klap, deze keer op zijn been, weg. [Verbalisant 3] zag even later de wederom teruggekeerde [slachtoffer] nabij zijn voertuig en hoorde hem ‘kankerlijers’ roepen. [Verbalisant 3] heeft vervolgens [slachtoffer] aangehouden voor het niet voldoen aan het bevel tot verwijdering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 mei 2006 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, opzettelijk een persoon te weten [slachtoffer],
meermalen met een lange wapenstok, tegen het been en het(boven)lichaam heeft geslagen waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden, zulks terwijl hij, verdachte, gebruik maakte van macht en gelegenheid door zijn ambt geschonken, immers was hij, verdachte, toen en daar in zijn hoedanigheid van surveillancehondengeleider/brigadier in dienst van politie Haaglanden;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De verdachte is bij het thans bewezenverklaarde feit opgetreden ter daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde als bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 1993. De vraag die het hof heeft te beantwoorden is of de verdachte bij de uitoefening van de bevoegdheden die hem daartoe ten dienst stonden, en mitsdien bij het door hem uitgeoefende geweld met betrekking tot [slachtoffer], heeft gehandeld conform de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit als bedoeld in artikel 8 van de Politiewet 1993.
Naar het oordeel van het hof was er ter plaatse op de Oostlaan toen sprake van een grimmige sfeer in welke situatie de verdachte zich gesteld zag tegenover een onder invloed van alcohol zijnde [slachtoffer], die weigerde en bleef weigeren om zich van die plek te verwijderen, terwijl hij gedurende de hele tijd bleef schelden en schreeuwen. De verdachte heeft verklaard dat hij bij de vordering tot verwijdering heeft gewaarschuwd dat anders geweld zou worden gebruikt en dat hij voorafgaand aan het uitoefenen van het geweld telkens opnieuw heeft gevorderd dat [slachtoffer] zich zou verwijderen.
De verdachte was gerechtigd in zijn functie de lange wapenstok te gebruiken. Een ander — lichter — geweldsmiddel stond hem toen aldaar naar zijn oordeel niet ten dienste. Het hof acht het aannemelijk geworden dat de aanhouding van [slachtoffer] voor de verdachte — die ten gevolge van eerdere schermutselingen die nacht, zich niet topfit voelde zoals hij bij het hof heeft verklaard — geen reële mogelijkheid was, omdat hij zich gezien de situatie ter plekke niet of onvoldoende van (tijdige) steun dan wel rugdekking van collega's aldaar verzekerd kon achten. Geenszins is aannemelijk geworden dat de verdachte meer geweld dan wel krachtiger of harder geweld heeft toegepast dan in de omstandigheden aanvaardbaar was.
Voorts is naar het oordeel van het hof vaststaand dat de verdachte — nadat [slachtoffer] zich tenslotte had verwijderd na een klap op zijn been — zijn wapenstok niet meer tegen [slachtoffer] heeft gebruikt, noch anderszins geweld heeft toegepast.
Uit het vorenstaande volgt dat de verdachte naar het oordeel van het hof bij het bewezenverklaarde feit heeft gehandeld ter rechtmatige uitvoering van een wettelijke taak en dat de uitoefening daarvan in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd was zoals vereist in artikel 8 van de Politiewet 1993. Gelet daarop ontbreekt aan het bewezenverklaarde feit de materiële wederrechtelijkheid en kan dit mitsdien niet worden gekwalificeerd als een strafbaar feit zoals bedoeld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte moet derhalve worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep — voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen — en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. C.M.P. Flint-Van Noort, mr. C.M. le Clercq-Meijer en mr. P.H. Holthuis, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 juli 2009.
mr. P.H. Holthuis is buiten staat dit arrest te ondertekenen.