Einde inhoudsopgave
Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
06-06-2024, Stcrt. 2024, 18926 (uitgifte: 13-06-2024, regelingnummer: 3839824-1066735-WJZ)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stcrt. 2024, 18926 (uitgifte: 13-06-2024, regelingnummer: 3839824-1066735-WJZ)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Bijzondere onderwerpen
1.
Indien aanspraak bestaat op een periodieke uitkering, wordt de grondslag vastgesteld, waarnaar de uitkering wordt berekend.
2
a.
Indien het burger-oorlogsslachtoffer voldoet aan het bepaalde in artikel 7, onder a, wordt de grondslag vastgesteld naar het inkomen uit arbeid, dat het burger-oorlogsslachtoffer ten tijde van de aanvraag, bedoeld in artikel 35, in Nederland, ware hij niet invalide geweest, zou hebben genoten uit het door hem uitgeoefende beroep of bedrijf, waarin hij voor het eerst ten gevolge van zijn invaliditeit zijn werkzaamheden moest beëindigen of blijvend verminderen;
b.
indien het burger-oorlogsslachtoffer, bedoeld onder a, na het tot uiting komen van de invaliditeit ten gevolge waarvan hij zijn werkzaamheden in beroep of bedrijf heeft moeten beëindigen of blijvend verminderen, arbeid heeft aanvaard in een ander beroep of bedrijf, kan, indien dat voor hem gunstiger is, de grondslag worden vastgesteld naar het inkomen, dat het burger-oorlogsslachtoffer ten tijde van de aanvraag, bedoeld in artikel 35, in Nederland uit arbeid in laatstbedoeld beroep of bedrijf zou hebben genoten, indien hij zijn werkzaamheden door of in verband met zijn invaliditeit niet had moeten beëindigen of blijvend verminderen;
c.
onder arbeid in een ander beroep of bedrijf, bedoeld onder b, wordt verstaan: arbeid, welke gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren in de voor dat beroep of bedrijf gebruikelijke arbeidstijd is verricht;
d.
de Raad kan, bij beschikking, van het bepaalde onder c afwijken indien naar zijn oordeel de onverkorte toepassing daarvan, gelet op alle omstandigheden, in een individueel geval onredelijk zou zijn.
3.
Indien het in het tweede lid bedoelde beroep of bedrijf buiten Nederland werd uitgeoefend, wordt bij de vaststelling van de grondslag, waarnaar de uitkering wordt berekend, rekening gehouden met het meest vergelijkbare beroep of bedrijf in Nederland, alsmede met (vak)opleiding, bekwaamheid en andere factoren, welke ter zake van belang kunnen zijn.
4.
Bij de vaststelling van de grondslag, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt geen rekening gehouden met de mogelijkheid van inkomstenvermeerdering ten gevolge van bevordering of verhoging van de vakbekwaamheid, uitbreiding van het bedrijf of andere dergelijke factoren.
5.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen uit arbeid in beroep of bedrijf, als bedoeld in het tweede lid, moet worden verstaan.
6.
Indien het burger-oorlogsslachtoffer voldoet aan het bepaalde in artikel 7, onder b, wordt de grondslag vastgesteld met inachtneming van door Onze Minister te stellen regelen.
7.
Indien het burger-oorlogsslachtoffer voldoet aan het bepaalde in artikel 7, onder c, wordt de grondslag vastgesteld op het bedrag, bedoeld in het achtste lid, onder a, tenzij de Raad, rekening houdende met alle omstandigheden, in een individueel geval van oordeel is, dat een hogere grondslag gerechtvaardigd is. Deze grondslag kan niet op een hoger bedrag worden vastgesteld dan de grondslag die zou zijn vastgesteld, indien het burger-oorlogsslachtoffer zou voldoen aan het bepaalde in het tweede lid, onder a of b.
8.
De grondslag wordt bepaald op:
- a.
ten minste een bedrag van € 2.937,94 per maand per 1 januari 1983;
- b.
ten hoogste een bedrag van € 6.099,18 per maand per 1 januari 1983.
9.
De grondslag, waarnaar de uitkering aan de weduwe of weduwnaar bedoeld in artikel 7, onder d tot en met f, wordt berekend, wordt vastgesteld op hetzelfde bedrag als waarop de grondslag voor het burger-oorlogsslachtoffer zou zijn vastgesteld, indien hij op de datum van de aanvraag, bedoeld in artikel 35, nog in leven zou zijn geweest en op die datum voldaan zou hebben aan het bepaalde in artikel 7, onder a of b.