HR, 24-03-2009, nr. 08/03110
ECLI:NL:HR:2009:BH1503
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24-03-2009
- Zaaknummer
08/03110
- LJN
BH1503
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2009:BH1503, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑03‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BH1503
ECLI:NL:HR:2009:BH1503, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑03‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BH1503
- Vindplaatsen
Conclusie 24‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. De bewezenverklaringen, vzv. inhoudende dat verdachte een creditcard en bankpassen voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze door diefstal waren verkregen, worden niet door de inhoud van de bewijsmiddelen geschraagd.
Nr. 08/03110
Mr. Knigge
Zitting: 27 januari 2009
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Gravenhage op 24 mei 2007 vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde en voor 1 subsidiair en 2 subsidiair: "Opzetheling, meermalen gepleegd" veroordeeld tot acht weken gevangenisstraf.
2. Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3. Namens verdachte heeft mr. C.M. Peeperkorn, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
4. Steller in cassatie stelt voorafgaand aan het middel dat in het uitsprakenproces-verbaal d.d. 24 mei 2007 ten onrechte staat vermeld dat verdachte ter terechtzitting aanwezig was teneinde de uitspraak aan te horen. Die vermelding berust volgens de steller op een vergissing. Daarvoor vindt hij steun in het feit dat niet is vermeld dat, zoals de wet voorschrijft als de verdachte is verschenen, de verdachte medegedeeld wordt dat hij binnen veertien dagen beroep in cassatie kan instellen. Een en ander gaf mij aanleiding om de rol te doen opvragen waarop pleegt te worden aangetekend wie er bij de uitspraak is verschenen en aan de hand waarvan het uitspraken proces-verbaal wordt opgemaakt. Deze rol bevestigt de vermoedens van de steller in cassatie. Het moet er derhalve voor gehouden worden dat verdachte niet bij de uitspraak aanwezig is geweest. Dat betekent dat hij eerst op 22 juni 2008 bekend is geworden met de uitspraak van het Hof, waartegen vervolgens tijdig beroep in cassatie is ingesteld.
5. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring van feit 1 en 2 niet uit de bewijsmiddelen kan volgen, met name niet dat verdachte de creditcard en de drie bankpassen voorhanden heeft gehad.
6. Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat:
1.
"hij op 08 februari 2005 te Amsterdam een creditcard op naam van [benadeelde partij 1]/[A] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde creditcard wist dat het een door misdrijf verkregen, te weten door diefstal, goed betrof."
2.
"hij op 08 februari 2005 te Amsterdam drie bankpassen voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van de bovengenoemde bankpassen wist dat het door misdrijf verkregen, te weten door diefstal, goederen betrof."
7. Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de creditcard in de nacht van 1 op 2 februari 2005 bij een inbraak was ontvreemd en dat de bankpassen op 7 februari 2005 bij een inbraak waren gestolen. Het Hof heeft voorts de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
"5. Het proces-verbaal van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, nr. 2005034172-1, d.d. 8 februari 2005 (als bijlage AH-1 gevoegd bij proces-verbaal nr. 2005040790), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven als relaas van deze opsporingsambtenaren:
Op 8 februari 2005 zagen wij over de rijbaan van de Sumatrastraat te Amsterdam een auto rijden van het type Golf met het kenteken [AA-00-BB]. In de auto zaten vier personen. Bij navraag bleek de auto op naam te staan van [C] B.V. Ter hoogte van de Smitstraat/Pretoriusstraat te Amsterdam hebben collega's de auto laten stoppen. Ik, verbalisant [verbalisant 5], vroeg de bestuurder naar zijn naam. Hij gaf mij op te zijn genaamd:
[Betrokkene 4], geboren op [geboortedatum] 1976.
Ik, verbalisant [verbalisant 4], vroeg de man rechts achterin naar zijn naam. Hij gaf mij op te zijn genaamd:
[Verdachte], geboren op [geboortedatum] 1980.
Ik, verbalisant [verbalisant 4], heb de auto overgebracht naar het politiebureau Balistraat te Amsterdam.
De passagier die voorin zat gaf bij de voorgeleiding op te zijn genaamd:
[Betrokkene 5], geboren op [geboortedatum] 1972.
Wij hebben vervolgens een onderzoek ingesteld in de auto. Wij troffen vervolgens in een plastic tasje achter de bestuurderstoel onder meer de volgende goederen aan:
- 1 creditcard op naam van [benadeelde partij 1]/[A];
- banking cards ABN AMRO.
7. Het proces-verbaal van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, nr. 20050404790-20, d.d. 12 februari 2005 (als bijlage AH-3 gevoegd bij proces-verbaal nr. 2005040790), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op 10 februari 2005 heb ik een onderzoek ingesteld naar de personenauto van het merk Volkswagen, type Golf, met het kenteken [AA-00-BB].
Bij navraag is gebleken dat de Volkswagen Golf met het kenteken [AA-00-BB] op naam staat van het autoverhuurbedrijf [C] B.V. te [plaats].
Bij telefonisch contact met het autoverhuurbedrijf [C] B.V. werd mij medegedeeld dat er vanaf 31 januari 2005 tot en met 6 februari 2005 een huurovereenkomst is aangegaan met [betrokkene 6], geboren op [geboortedatum] 1982.
8. Het proces-verbaal van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2005040790-31, d.d. 12 februari 2005 (als bijlage V4-1 gevoegd bij proces-verbaal nr. 2005040790), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als de op 12 februari 2005 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [betrokkene 6]:
Ik woon samen met [verdachte] op het adres de [c-straat 1] te [plaats]. Ik heb een motorvoertuig met het kenteken [AA-00-BB], gehuurd bij het autobedrijf genaamd [C] B.V. te [plaats]. Ik wilde het motorvoertuig huren voor één dag. [Verdachte] vroeg mij of ik de auto langer wilde huren omdat hij nog met vrienden wilde uitgaan. Ik heb dit motorvoertuig gehuurd voor ongeveer zes dagen. Ik kan u verklaren dat de auto schoon was toen ik deze ging ophalen. Er lagen geen spullen in de auto. [Verdachte] heeft geen rijbewijs.
9. Het proces-verbaal van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2005040790-10, d.d. 9 februari 2005 (als bijlage Vl-1 gevoegd bij proces-verbaal nr. 2005040790), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 6]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als de op 9 februari 2005 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
Op 8 februari 2005, omstreeks 19.00 uur, zijn [verdachte], [betrokkene 5], [betrokkene 7] en ik met de auto van [verdachte] ergens naar toe te gaan om wat te eten. We besloten toen met de auto van [verdachte] te gaan. Dit is een Volkswagen Golf. Deze auto is niet van [verdachte] zelf. Ik weet dat [verdachte] regelmatig een auto huurt op naam van zijn vriendin omdat hij zelf geen rijbewijs heeft. Ik heb [verdachte] ongeveer een week geleden in deze auto gezien.
10. Het proces-verbaal van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2005040790-23, d.d. 12 februari 2005 (als bijlage V3-1 gevoegd bij proces-verbaal nr. 2005040790), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 9]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als de op 12 februari 2005 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van verdachte :
Afgelopen dinsdagavond (naar het hof begrijpt: 8 februari 2005) zaten wij met zijn vieren in een auto. Dit was een Volkswagen Golf. Ik was met [betrokkene 4], [betrokkene 5] en [betrokkene 7]. [Betrokkene 4] zat achter het stuur. Die avond zijn wij door de politie aangehouden. Als mijn vriendin en ik een auto nodig hebben dan huren wij er een. Ik heb geen rijbewijs dus als ik de auto wil gebruiken dan bel ik vrienden en die rijden er dan in.
Op 1 februari 2005 heb ik in de Volkswagen Golf gereden."
8. In het verkorte arrest heeft het Hof nog het volgende met betrekking tot het bewijs overwogen:
"Nadere bewijsoverweging
Het is een feit van algemene bekendheid dat creditcards en bankpassen hoogst persoonlijk, uitdrukkelijk op naam gesteld, bezit zijn. De verdachte heeft aldus willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de zich in de door hem - via zijn vriendin met wie hij samenwoonde - gehuurde en door hem gebruikte auto bevindende creditcard en bankpassen, op naam van een ander staand, door misdrijf verkregen goederen betroffen, zodat de verdachte geacht wordt bij het voorhanden krijgen van deze goederen geweten te hebben dat het door enig misdrijf verkregen goederen betrof."
9. De bewijsredenering van het Hof veronderstelt dat verdachte ervan op de hoogte was dat in de auto een tasje met een creditcard en met bankpassen lag en dat hij wist dat deze creditcard en deze bankpassen op naam van een ander stonden. Voorts wordt in de bewijsredenering als vaststaand aangenomen dat het de verdachte was die het tasje met inhoud voorhanden had. Een en ander vindt evenwel geen steun in de gebezigde bewijsmiddelen.
10. Uit de bewijsmiddelen kan slechts worden afgeleid dat in een auto met vier inzittenden achter de bestuurdersstoel een tasje is aangetroffen met daarin een creditcard en drie bankpassen, waarvan is vast komen te staan dat deze van betrekkelijk kort daarvoor gepleegde inbraken afkomstig waren. Dat verdachte weet had van de aanwezigheid van het tasje en wist wat daarin zat, volgt daaruit niet. Dat wordt niet anders door het gegeven dat verdachte rechtsachter in de auto zat. Zo daaruit al kan worden afgeleid dat verdachte het plastic tasje heeft gezien, brengt dat nog niet mee dat de verdachte wist wat de inhoud van het tasje was.
11. Het feit dat verdachte één van de vier inzittenden van de auto was, brengt - even aangenomen dat verdachte wist dat het plastic tasje in de auto lag - voorts nog niet mee dat hij degene was die het tasje voorhanden had. Het enkele feit dat de auto is gehuurd door de vriendin van verdachte (zodat de verdachte van de vier inzittenden degene was die zeggenschap over de auto had), maakt dat nog niet anders. Daarvoor zal toch iets meer moeten vaststaan over de relatie van de verdachte tot het tasje en tot de andere inzittenden. Ik merk daarbij op dat niet bewezen is verklaard dat verdachte het tasje samen met de anderen aanwezig had. Ik merk ook nog op dat het tasje achter de bestuurdersstoel lag. Op de achterbank achter die stoel zat ene [betrokkene 7] of [betrokkene 7].(1)
12. Het middel slaagt.
13. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
14. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Een blik achter de papieren muur leert dat deze persoon kans zag weg te komen voordat zijn identiteit kon worden vastgesteld.
Uitspraak 24‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. De bewezenverklaringen, vzv. inhoudende dat verdachte een creditcard en bankpassen voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze door diefstal waren verkregen, worden niet door de inhoud van de bewijsmiddelen geschraagd.
24 maart 2009
Strafkamer
nr. 08/03110
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 mei 2007, nummer 22/003432-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Amsterdam, locatie Havenstraat" te Amsterdam.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.M. Peeperkorn, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"1. subsidiair,
hij op 08 februari 2005 te Amsterdam een creditcard op naam van [benadeelde partij 1]/[A] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde creditcard wist dat het een door misdrijf verkregen, te weten door diefstal, goed betrof;
2. subsidiair,
hij op 08 februari 2005 te Amsterdam drie bankpassen voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van de bovengenoemde bankpassen wist dat het door misdrijf verkregen, te weten door diefstal, verkregen goederen betrof."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik ben namens de benadeelde, [A] B.V., gerechtigd tot het doen van aangifte. Tussen 1 februari 2005 te 17.30 uur en 2 februari 2005 te 08.15 uur is in het kantoor van [A], gevestigd aan de [a-straat 1] te [plaats], een inbraak gepleegd. Uit het kantoor is weggenomen een creditcard.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Ik ben namens de benadeelde, [A] B.V., gerechtigd tot het doen van aangifte. Hierbij wil ik een aanvulling doen op de eerder gedane aangifte door [betrokkene 1]. Uit het kantoor is weggenomen een creditcard waardepapier nr. [001].
De benadeelde van de creditcard is genaamd is [benadeelde partij 1]."
c. een proces-verbaal van politie opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Ik ben namens de benadeelde [B] B.V. gemachtigd tot het doen van aangifte van diefstal op 7 februari 2005 uit het bedrijf van [B], gevestigd aan de [b-straat 1] te [plaats]. Er was ingebroken. Ik zag in kantoor 1-3 dat uit een lade onder een bureau twee bankpasjes verdwenen waren.
Deze pasjes zijn van de ABN AMRO en staan op naam van het bedrijf. In mijn eigen kanoor, kantoor [...], zag ik dat er een bankpasje uit een van de lade van mijn ladeblok verdwenen was. Dit bankpasje is van de ABN AMRO en staat op naam van het bedrijf."
d. een geschrift, te weten de goederenbijlage gevoegd bij proces-verbaal nr. PL0950/05-044848.
"Benadeelde: [B] B.V.
Bankpas
Merk: ABN AMRO
Nr. goedgemerk: [002]
Op naam van [B] B.V.
Bankpas
Merk: ABN AMRO
Nr. goedgemerk: [003]
Op naam van [B] B.V.
Bankpas
Merk: ABN AMRO
Nr. goedgemerk: [004]
Op naam van [B] B.V."
e. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Op 8 februari 2005 zagen wij over de rijbaan van de Sumatrastraat te Amsterdam een auto rijden van het type Golf met het kenteken [AA-00-BB]. In de auto zaten vier personen. Bij navraag bleek de auto op naam te staan van [C] B.V. Ter hoogte van de Smitstraat/Pretoriusstraat te Amsterdam hebben collega's de auto laten stoppen.
Ik, verbalisant [verbalisant 5], vroeg de bestuurder naar zijn naam. Hij gaf mij op te zijn genaamd:
[Betrokkene 4], geboren op [geboortedatum] 1976.
Ik, verbalisant [verbalisant 4], vroeg de man rechts achterin naar zijn naam. Hij gaf mij op te zijn genaamd:
[Verdachte], geboren op [geboortedatum] 1980.
Ik, verbalisant [verbalisant 4], heb de auto overgebracht naar het politiebureau Balistraat te Amsterdam.
De passagier die voorin zat gaf bij de voorgeleiding op te zijn genaamd:
[Betrokkene 5], geboren op [geboortedatum] 1972.
Wij hebben vervolgens een onderzoek ingesteld in de auto. Wij troffen vervolgens in een plastic tasje achter de bestuurderstoel onder meer de volgende goederen aan:
- 1 creditcard op naam van [benadeelde partij 1]/[A];
- banking cards ABN AMRO."
f. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 10 februari 2005 heb ik een onderzoek ingesteld naar de personenauto van het merk Volkswagen, type Golf, met het kenteken [AA-00-BB].
Bij navraag is gebleken dat de Volkswagen Golf met het kenteken [AA-00-BB] op naam staat van het autoverhuurbedrijf [C] B.V. te [plaats].
Bij telefonisch contact met het autoverhuurbedrijf [C] B.V. werd mij medegedeeld dat er vanaf 31 januari 2005 tot en met 6 februari 2005 een huurovereenkomst is aangegaan met [betrokkene 6], geboren op [geboortedatum] 1982."
g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 6]:
"Ik woon samen met [verdachte] op het adres de [c-straat 1] te [plaats].
Ik heb een motorvoertuig met het kenteken [AA-00-BB] gehuurd bij het autobedrijf genaamd [C] B.V. te [plaats].
Ik wilde het motorvoertuig huren voor één dag. [Verdachte] vroeg mij of ik de auto langer wilde huren omdat hij nog met vrienden wilde uitgaan. Ik heb dit motorvoertuig gehuurd voor ongeveer zes dagen. Ik kan u verklaren dat de auto schoon was toen ik deze ging ophalen. Er lagen geen spullen in de auto. [Verdachte] heeft geen rijbewijs."
h. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 4]:
"Op 8 februari 2005, omstreeks 19.00 uur, zijn [verdachte], [betrokkene 5], [betrokkene 7] en ik met de auto van [verdachte] ergens naar toe te gaan om wat te eten. We besloten toen met de auto van [verdachte] te gaan. Dit is een Volkswagen Golf. Deze auto is niet van [verdachte] zelf. Ik weet dat [verdachte] regelmatig een auto huurt op naam van zijn vriendin omdat hij zelf geen rijbewijs heeft. Ik heb [verdachte] ongeveer een week geleden in deze auto gezien."
i. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Afgelopen dinsdagavond (naar het hof begrijpt: 8 februari 2005) zaten wij met zijn vieren in een auto. Dit was een Volkswagen Golf. Ik was met [betrokkene 4], [betrokkene 5] en [betrokkene 7]. [Betrokkene 4] zat achter het stuur. Die avond zijn wij door de politie aangehouden. Als mijn vriendin en ik een auto nodig hebben dan huren wij er een. Ik heb geen rijbewijs dus als ik de auto wil gebruiken dan bel ik vrienden en die rijden er dan in.
Op 1 februari 2005 heb ik in de Volkswagen Golf gereden."
2.4. Het Hof heeft voorts nog het volgende overwogen:
"Nadere bewijsoverweging
Het is een feit van algemene bekendheid dat creditcards en bankpassen hoogst persoonlijk, uitdrukkelijk op naam gesteld, bezit zijn. De verdachte heeft aldus willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de zich in de door hem - via zijn vriendin met wie hij samenwoonde - gehuurde en door hem gebruikte auto bevindende creditcard en bankpassen, op naam van een ander staand, door misdrijf verkregen goederen betroffen, zodat de verdachte geacht wordt bij het voorhanden krijgen van deze goederen geweten te hebben dat het door enig misdrijf verkregen goederen betrof."
2.5. Aangezien deze bewezenverklaringen, voor zover behelzende dat de verdachte een creditcard op naam van [benadeelde partij 1]/[A] respectievelijk drie bankpassen voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat het door diefstal verkregen goederen betrof, niet door de inhoud van enig bewijsmiddel wordt geschraagd, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 24 maart 2009.