HR, 24-03-2009, nr. 07/10759
ECLI:NL:HR:2009:BH5189
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24-03-2009
- Zaaknummer
07/10759
- LJN
BH5189
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2009:BH5189, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑03‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BH5189
ECLI:NL:HR:2009:BH5189, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑03‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BH5189
- Vindplaatsen
Conclusie 24‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. Dat verdachte zich de auto’s wederrechtelijk heeft toegeëigend kan niet zonder meer uit de inhoud van de bewijsmiddelen worden afgeleid.
Nr. S 07/10759
Mr Jörg
Zitting 3 maart 2009
Conclusie inzake:
[Verzoeker = verdachte]
1. Het gerechtshof te Amsterdam heeft verzoeker bij arrest van 8 september 2006 wegens - kort gezegd - valsheid in geschrift, diefstal (middels een valse sleutel) en verduistering, telkens meermalen gepleegd, bij verstek veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf.
2. Namens verzoeker heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingezonden houdende twee middelen van cassatie.
3. Het eerste middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.
4. Voor zover het middel de klacht behelst dat de inzendtermijn in cassatie is overschreden, faalt het. Verzoeker heeft op 27 december 2006 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 16 augustus 2007 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt mee dat de inzendtermijn van maximaal acht maanden niet is overschreden (HR 17 juni 2008, NJ 2008, 358).
5. Voor zover het middel de klacht behelst dat de zaak in cassatie niet binnen de daarvoor gestelde termijn kan worden afgedaan, slaagt het. Het geding in cassatie behoort binnen twee jaren met een einduitspraak te zijn afgerond nadat het rechtsmiddel is ingesteld. Uw Raad zal pas op zijn vroegst in maart 2009 uitspraak kunnen doen, zodat de gestelde termijn met minstens drie maanden zal worden overschreden. Wat nu dient te geschieden volgt na de bespreking van het tweede middel.
6. Het tweede middel klaagt dat het hof tot een bewezenverklaring van het aan verzoeker onder 4 tenlastegelegde is gekomen, terwijl deze bewezenverklaring niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
7. Blijkens het bestreden arrest heeft het hof het aan verzoeker onder 4 tenlastegelegde bewezen verklaard, met dien verstande dat:
"hij op tijdstippen omstreeks de periode van 7 april 2003 tot en met 12 mei 2003 in Nederland telkens opzettelijk twee personenauto's (merk Volkswagen, type Bora en merk Volkswagen, type Golf) toebehorende aan [A] B.V., welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten een huurovereenkomst (die afliep op 7 april 2003 en op 12 mei 2003), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend."
8. Het hof heeft ten aanzien van feit 4 de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
- twee tegenover verbalisanten afgelegde verklaringen van verzoeker:
"Ik heb twee auto's gehuurd bij [A] in Purmerend en Hoorn. Dit waren een Volkswagen Golf 4, zwart en een Volkswagen Bora, blauw. Ik heb enige tijd erin gereden." (bewijsmiddel 14)
"Op de door de verbalisant getoonde huurcontracten van [A] herken ik mijn handtekening." (bewijsmiddel 15)
- een tegenover verbalisant afgelegde verklaring (aangifte) van [betrokkene 1]:
"Ik ben namens de benadeelde [B] B.V. gerechtigd tot het doen van aangifte. Op 7 april 2003 en 12 mei 2003 hadden de navolgende voertuigen terug moeten zijn. In beide gevallen is dit niet gebeurd.
Object: Personenauto
Merk/type: Volkswagen Golf
Kleur: Zwart
Object: Personenauto
Merk/type: Volkswagen Bora
Kleur: Blauw
Genoemde voertuigen zijn eigendom van [A], een verhuurbedrijf.
De voertuigen zijn door [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1979 gehuurd. [A] heeft niemand toestemming gegeven om de voertuigen langer te gebruiken." (bewijsmiddel 16)
9. Volgens de toelichting op het middel blijkt uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen niet dat verzoeker zich de beide auto's opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend.
10. Gelet op de strafmotivering, inhoudende
"Verdachte heeft zich door twee auto's na afloop van een huurperiode niet terug te brengen en die auto's aan een ander ter beschikking te stellen () schuldig gemaakt aan verduistering van die auto's"
heeft het hof klaarblijkelijk meer bewijsmateriaal onder ogen gehad dan het onder de bewijsmiddelen heeft verantwoord. Indien verzoeker de auto's inderdaad aan anderen ter beschikking heeft gesteld zonder zeker te stellen dat dezen de auto's op tijd zouden terug brengen heeft hij als heer en meester over die auto's beschikt (HR 18 november 2008, BF1214, 81 RO). Dat hij zulks heeft gedaan mag echter niet op grond van de strafoverweging worden aangenomen. Het enkele feit dat iemand een auto huurt en niet op het afgesproken tijdstip terugbrengt levert niet zonder meer verduistering op (cf. HR 23 januari 2007, NJ 2007, 84). Daar is meer voor nodig (bijvoorbeeld: langdurig niet reageren op oproepen van en onbereikbaar worden voor de rechthebbende maar intussen wel bekeuringen en schade oplopen: HR 3 december 2002, NJ 2003, 622; goederen zonder betaling meekrijgen tegen achterlating van een borg, maar niet terug komen voor de betaling: HR 13 september 2005, NJ 2005, 471). Er zij nog eens op gewezen dat (civielrechtelijke) wanprestatie in beginsel niet is strafbaar gesteld.
11. De bewezenverklaring is dus op dit punt niet naar de eis der wet met redenen omkleed, zodat ook dit middel slaagt.
12. Ambtshalve gronden waarop Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
13. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde, tot terugwijzing van de zaak om dienaangaande opnieuw te worden berecht en afgedaan. De overschrijding van de redelijke termijn dient bij de nieuwe behandeling van de zaak door het hof aan de orde te worden gesteld.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Uitspraak 24‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. Dat verdachte zich de auto’s wederrechtelijk heeft toegeëigend kan niet zonder meer uit de inhoud van de bewijsmiddelen worden afgeleid.
24 maart 2009
Strafkamer
nr. 07/10759
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 8 september 2006, nummer 23/005311-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde, tot terugwijzing van de zaak om dienaangaande opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde feit het wederrechtelijk toe-eigenen niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
2.2. Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen omstreeks de periode van 7 april 2003 tot en met 12 mei 2003 in Nederland telkens opzettelijk twee personenauto's (merk Volkswagen, type Bora en merk Volkswagen, type Golf) toebehorende aan [A] B.V., welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten een huurovereenkomst (die afliep op 7 april 2003 en op 12 mei 2003), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik heb twee auto's gehuurd bij [A] in Purmerend en Hoorn. Dit waren een Volkswagen Golf 4, zwart en een Volkswagen Bora, blauw. Ik heb enige tijd erin gereden."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Op de door de verbalisant getoonde huurcontracten van [A] herken ik mijn handtekening."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik ben namens de benadeelde [B] B.V. gerechtigd tot het doen van aangifte. Op 7 april 2003 en 12 mei 2003 hadden de navolgende voertuigen terug moeten zijn. In beide gevallen is dit niet gebeurd.
Object : Personenauto
Merk/type : Volkswagen Golf
Kleur : zwart
Object : Personenauto
Merk/type : Volkswagen Bora
Kleur : Blauw
Genoemde voertuigen zijn eigendom van [A], een verhuurbedrijf. De voertuigen zijn door [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1979, gehuurd. [A] heeft niemand toestemming gegeven om de voertuigen langer te gebruiken."
2.4. Aangezien deze bewezenverklaring, voor zover behelzende dat de verdachte de personenauto's "wederrechtelijk zich heeft toegeëigend" niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.5. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 24 maart 2009.