HR, 17-03-2009, nr. 01878/07 B
ECLI:NL:HR:2009:BH0508
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17-03-2009
- Zaaknummer
01878/07 B
- LJN
BH0508
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2009:BH0508, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑03‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BH0508
ECLI:NL:HR:2009:BH0508, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑03‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BH0508
- Vindplaatsen
Conclusie 17‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Beschikking. N.o. in beklag op gronden als vermeld in conclusie AG.
Nr. 01878/07 B
Mr Jörg
Zitting 20 januari 2009
Conclusie inzake:
[Klager]
1. Het gerechtshof te Amsterdam heeft bij beschikking van 24 mei 2007 het door verzoeker ingediende klaagschrift strekkende tot opheffing van het beslag met last tot teruggave overeenkomstig art. 119, tweede lid, Sv aan hem van de in
bestreden beschikking omschreven assimilatielampen, koolstoffilter, afzuiger en afblazer ongegrond verklaard.
2. Namens verzoeker heeft mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3. Ambtshalve vestig ik de aandacht op het volgende. De stukken van het geding houden, voor zover hier van belang, het volgende in:
(i) De politie heeft op 8 december 2004(1), nadat in de woning van verzoeker een hennepkwekerij was aangetroffen, onder verzoeker assimilatielampen, een koolstoffilter, een afzuiger en een afblazer inbeslaggenomen.
(ii) Voornoemde voorwerpen zijn op 8 december 2004(2) met toestemming van de officier van justitie vernietigd.(3)
(iii) Een aantekening mondeling arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 19 mei 2006 houdt in dat het openbaar ministerie in hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard in zijn strafvervolging ter zake van het aan verzoeker tenlastegelegde opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten.
(iv) Een namens verzoeker ingediend klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, dat op 28 juni 2006 bij het gerechtshof te Amsterdam is ingekomen, strekt ertoe dat het hof het beslag opheft en overeenkomstig art. 119, tweede lid, Sv de teruggave gelast aan verzoeker van de op 8 december 2004 inbeslaggenomen voorwerpen.
(v) De beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007 vermeldt dat het beklag ongegrond is verklaard.
4. Het proces-verbaal van de behandeling van het klaagschrift van 10 mei 2007 houdt onder meer het volgende in:
"De raadsheer stelt met de advocaat-generaal vast dat de inbeslaggenomen goederen waarop het klaagschrift betrekking heeft inmiddels zijn vernietigd."
5. Uit het hiervoor onder 4 weergegeven proces-verbaal van de behandeling van het klaagschrift van 10 mei 2007 volgt dat het hof heeft vastgesteld dat de inbeslaggenomen assimilatielampen, koolstoffilter, afzuiger en afblazer inmiddels waren vernietigd. Daarbij doelt het hof kennelijk op een vernietiging ingevolge art. 117 Sv in verbinding met art. 10 Besluit inbeslaggenomen voorwerpen, in aanmerking genomen dat het namens verzoeker ingediende klaagschrift en het advies van de advocaat-generaal bij het hof onder meer inhouden dat de desbetreffende voorwerpen met machtiging van de officier van justitie als bedoeld in art. 117, tweede lid onder c, Sv zijn vernietigd.
6. Art. 134, tweede lid, Sv luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"Het beslag wordt beëindigd doordat hetzij
(...)
c. de machtiging als bedoeld in art. 117 is verleend en het voorwerp niet om baat is vervreemd;
(...)".
7. Gelet op het voorgaande was het beslag reeds beëindigd ten tijde van de behandeling van en de beslissing op het klaagschrift. Dat brengt mee dat het hof verzoeker in zijn klaagschrift niet-ontvankelijk had behoren te verklaren.(4)
8. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden beschikking vernietigt en verzoeker alsnog niet-ontvankelijk verklaart in zijn beklag.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
1 De kennisgeving van inbeslagneming, op 16 april 2007 opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], houdt in dat de voorwerpen reeds op 7 december 2004 in beslag zouden zijn genomen. Het klaagschrift en de beschikking van het hof spreken evenwel van 8 december 2004, terwijl uit het proces-verbaal van politie, op 14 januari 2005 opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], eveneens volgt dat de woning pas op 8 december 2004 is binnengetreden.
2 Het proces-verbaal van bevindingen van de politie, op 16 april 2007 opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], vermeldt dat de voorwerpen reeds op 7 december 2004 zouden zijn vernietigd. Ervan uitgaande dat de woning van verzoeker pas op 8 december 2004 is binnengetreden, zal ook hier 8 december 2004 bedoeld zijn.
3 Het feit dat voorwerpen zijn vernietigd volgt niet alleen uit voornoemd proces-verbaal van bevindingen maar ook uit het namens verzoeker ingediende klaagschrift en uit het advies van de advocaat-generaal bij het hof van 5 december 2006.
4 Vgl. HR 27 november 2001, LJN AD5210.
Uitspraak 17‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Beschikking. N.o. in beklag op gronden als vermeld in conclusie AG.
17 maart 2009
Strafkamer
nr. 01878/07 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007, nummer R 2932/06, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking vernietigt en verzoeker alsnog niet-ontvankelijk verklaart in zijn beklag.
1.2. De raadsman van de klager heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Ambtshalve beoordeling van de bestreden beschikking
Op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal behoeft het middel geen bespreking en moet als volgt worden beslist.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verklaart de klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheer J.P. Balkema als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 maart 2009.