HR, 17-02-2009, nr. 07/13241 B
ECLI:NL:HR:2009:BG8968
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17-02-2009
- Zaaknummer
07/13241 B
- LJN
BG8968
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2009:BG8968, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑02‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BG8968
ECLI:NL:HR:2009:BG8968, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑02‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BG8968
- Vindplaatsen
Conclusie 17‑02‑2009
Inhoudsindicatie
Beklag. De Rb heeft bij beschikking van 12-12-2006 het klaagschrift van klager strekkende tot teruggave van twee onder klager inbeslaggenomen honden, ongegrond verklaard. Bij de stukken bevindt zich een vonnis van 24-7-2007 van de Pr in de Rb te ’s-Gravenhage in de strafzaak tegen klager. De Pr heeft bij dat vonnis de in het klaagschrift bedoelde honden onttrokken aan het verkeer. Dat vonnis is blijkens de door de Rb aan de HR verstrekte inlichtingen inmiddels onherroepelijk geworden. Dat brengt mee dat klager bij gebrek aan belang in het cassatieberoep niet kan worden ontvangen.
Nr. 07/13241B
Mr. Schipper
Zitting: 23 december 2008
Conclusie inzake:
[Klager]
1. Het cassatieberoep richt zich tegen de beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 12 december 2006 waarbij het beklag strekkende tot teruggave van twee inbeslaggenomen honden aan klager ongegrond is verklaard.
2. Namens de verdachte heeft mr. R.Th.R.F. Carli, advocaat te 's-Gravenhage, cassatie ingesteld en tevens een schriftuur ingezonden houdende twee middelen van cassatie.
3. De middelen komen voor wat betreft bedoelde twee honden op tegen de motivering van de ongegrondverklaring van het beklag en tegen het feit dat de Rechtbank de Regeling Agressieve Dieren ten onrechte verbindend zou hebben geacht. De middelen kunnen echter om de volgende reden buiten bespreking blijven.
4. Klager in deze zaak is [klager]. Het gaat om zijn twee honden van het pittbull-terriër-type, die inbeslaggenomen zijn in de strafzaak tegen klagers moeder, [betrokkene 1]. Laatstgenoemde is vervolgd voor het bezitten van verboden honden van het pittbull-terriër-type. Bij de stukken bevindt zich een onherroepelijk veroordelend vonnis van 24 juli 2007 tegen [betrokkene 1]. De Politierechter te 's-Gravenhage heeft daarin ten aanzien van de inbeslaggenomen honden beslist dat zij moeten worden onttrokken aan het verkeer. Vervolgens heeft de officier van justitie bij brief van 26 juli 2007 de Dienst Regelingen verzocht uitvoering te geven aan zijn beslissing inhoudende dat de inbeslaggenomen honden dienen te worden vernietigd en daartoe is een machtiging ex art. 117 Sv verleend. Hieraan is gevolg gegeven. Blijkens een bericht van de Dienst Regelingen aan de officier van justitie van 12 september 2007 heeft men op 2 augustus 2007 de honden laten inslapen. De Dienst Regelingen heeft bij telefonische navraag bevestigd dat de honden sinds voornoemde datum niet meer leven.
5. Dit betekent dat klager geen belang meer heeft bij zijn cassatieberoep tegen de beschikking van de Rechtbank, zodat hij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van klager in zijn cassatieberoep.(1)
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Vgl. bijv. HR 1 april 2008, LJN BC8157.
Uitspraak 17‑02‑2009
Inhoudsindicatie
Beklag. De Rb heeft bij beschikking van 12-12-2006 het klaagschrift van klager strekkende tot teruggave van twee onder klager inbeslaggenomen honden, ongegrond verklaard. Bij de stukken bevindt zich een vonnis van 24-7-2007 van de Pr in de Rb te ’s-Gravenhage in de strafzaak tegen klager. De Pr heeft bij dat vonnis de in het klaagschrift bedoelde honden onttrokken aan het verkeer. Dat vonnis is blijkens de door de Rb aan de HR verstrekte inlichtingen inmiddels onherroepelijk geworden. Dat brengt mee dat klager bij gebrek aan belang in het cassatieberoep niet kan worden ontvangen.
17 februari 2009
Strafkamer
nr. 07/13241 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 12 december 2006, nummer RK 06/2272, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. R.T.R.F. Carli, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Schipper heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in zijn cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Rechtbank heeft bij beschikking van 12 december 2006 het klaagschrift van de klager strekkende tot teruggave van twee onder [betrokkene 1] inbeslaggenomen honden, ongegrond verklaard. Bij de stukken bevindt zich een vonnis van 24 juli 2007 van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage in de strafzaak tegen [betrokkene 1]. De Politierechter heeft bij dat vonnis de in het klaagschrift bedoelde honden onttrokken aan het verkeer. Dat vonnis is blijkens de door de Rechtbank te 's-Gravenhage aan de Hoge Raad verstrekte inlichtingen inmiddels onherroepelijk geworden. Dat brengt mee dat de klager bij gebrek aan belang in het cassatieberoep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2009.