HR, 06-01-2009, nr. 08/02344 Hs
ECLI:NL:PHR:2009:BG8880
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
06-01-2009
- Zaaknummer
08/02344 Hs
- LJN
BG8880
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BG8880, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑01‑2009; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BG8880
ECLI:NL:PHR:2009:BG8880, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑01‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BG8880
- Vindplaatsen
Uitspraak 06‑01‑2009
Inhoudsindicatie
Herziening. Geurproefzaak.
6 januari 2009
Strafkamer
nr. 08/02344 Hs
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 3 september 1999, nummer 21/001252-99, ingediend door mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht, namens:
[aanvrager], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Gerechtshof heeft de aanvrager ter zake van "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming", veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan 136 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat zijn zaak destijds niet tot een veroordeling zou hebben geleid, indien de rechter bekend zou zijn geweest met de omstandigheid dat sprake is van gerede twijfel aan de betrouwbaarheid en wijze van uitvoering van de geuridentificatieproeven.
3. De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren en voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het gewijsde zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof dat nog niet over de zaak heeft geoordeeld, opdat de zaak op voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
4. Achtergrond van de aanvrage
Het is de Hoge Raad ambtshalve bekend dat door het openbaar ministerie aan een groot aantal onherroepelijk veroordeelden bij brief een mededeling is gedaan omtrent mogelijk onjuist uitgevoerde geuridentificatieproeven in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland. In deze periode zou de speurhondengeleider tijdens het afnemen van de geuridentificatieproef regelmatig, in afwijking van het vastgestelde protocol, vooraf op de hoogte zijn geweest van de sorteervolgorde van de geurbuisjes. Volgens het openbaar ministerie zou ook in de zaak van de aanvrager gebruik zijn gemaakt van een dergelijke geuridentificatieproef. De onderhavige aanvrage is kennelijk naar aanleiding van deze mededeling ingediend.
5. Aan de beoordeling van de aanvrage voorafgaande beschouwing
5.1. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat in de gevallen waarin in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 een geuridentificatieproef door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland in de desbetreffende strafzaak is uitgevoerd, dit onderzoek - behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel - moet worden geacht te hebben plaatsgevonden in strijd met het voorschrift dat de hondengeleider de volgorde van de geurdragers niet kent, hetgeen met zich brengt dat ervan moet worden uitgegaan dat het resultaat van die geuridentificatieproef in die gevallen niet als voldoende betrouwbaar kan gelden en dat aldus moet worden aangenomen dat het resultaat van de geuridentificatieproef niet zou zijn gebruikt voor het bewijs indien de rechter met de opgetreden onregelmatigheid bekend was geweest (vgl. HR 22 april 2008, LJN BC 8789).
5.2. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat onder een "minder zware strafbepaling" in de zin van art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. Daaronder wordt niet verstaan de oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie.
5.3. Ingeval het resultaat van een onregelmatige geuridentificatieproef voor het bewijs van het desbetreffende tenlastegelegde feit is gebezigd en het niet aannemelijk is dat zonder deze uitkomst van de geuridentificatieproef de feitenrechter op grond van het beschikbare bewijsmateriaal tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen, levert dat een ernstig vermoeden op dat de rechter de aanvrager terzake zou hebben vrijgesproken. In dat geval is derhalve sprake van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv.
6. Beoordeling van de aanvrage
6.1. Ten laste van de aanvrager is bij het arrest waarvan herziening wordt verzocht bewezenverklaard dat:
"hij op of omstreeks 18 november 1998 te Wijhe tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkel aan de Langstraat heeft weggenomen sigaretten toebehorende aan [benadeelde partij 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming."
6.2. De bewezenverklaring steunt, blijkens de aanvulling op het arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv, op de bewijsmiddelen waarvan de inhoud is weergegeven in de aan dit arrest gehechte conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal onder 4.2.
6.3. Voor het bewijs van het tenlastegelegde feit zijn de resultaten gebezigd van de in bewijsmiddel 7 vermelde geuridentificatieproef, die de aanvrager in verband brengt met - kort gezegd - de diefstal met braak en inklimming op 18 november 1998 te Wijhe.
In het onderhavige geval moet het ervoor worden gehouden dat het Hof zonder de uitkomsten van deze onregelmatige geuridentificatieproef uit het andere bewijsmateriaal niet met voldoende mate van aannemelijkheid zou hebben afgeleid dat de aanvrager een van de personen is geweest die het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Hier doet zich dus het hiervoor in 5.3 bedoelde geval voor, zodat sprake is van een ernstig vermoeden dat het Hof de aanvrager van dat feit zou hebben vrijgesproken.
6.4. Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
7. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 3 september 1999;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 6 januari 2009.
Conclusie 06‑01‑2009
Inhoudsindicatie
Herziening. Geurproefzaak.
Nr. S 08/02344 HS
Mr. Bleichrodt
Zitting 11 november 2008
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1. Het Gerechtshof te Arnhem heeft aanvrager bij onherroepelijk arrest van 3 september 1999(1) wegens "Diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming" veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan 136 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft het Hof de teruggave gelast van een inbeslaggenomen flesje parfum en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
2. Aanvrager heeft herziening gevraagd van dat arrest. Die aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2° Sv. Wat de aanvrager daartoe aanvoert komt erop neer dat zijn zaak destijds niet zou hebben geleid tot een veroordeling, indien de rechter bekend zou zijn geweest met de omstandigheid dat sprake is van gerede twijfel aan de betrouwbaarheid en wijze van uitvoering van de geuridentificatieproef.
3. Voor wat betreft de aanleiding van het verzoek verwijs ik naar wat in HR 22 april 2008, LJN BC9637 in rubriek 4 ten aanzien van soortgelijke zaken is vermeld. In die uitspraak heeft de Hoge Raad verder overwogen dat hij tegen de achtergrond van wat in zijn arrest eerder was vastgesteld aanneemt:
"dat in de gevallen waarin in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 een geuridentificatieproef door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland in de desbetreffende strafzaak is uitgevoerd, dit onderzoek - behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel - heeft plaatsgevonden in strijd met het voorschrift dat de hondengeleider de volgorde van de geurdragers niet kent. Dat brengt mee dat ervan moet worden uitgegaan dat het resultaat van die geuridentificatieproef in die gevallen niet als voldoende betrouwbaar kan gelden".
Kennelijk refereert de aanvrage aan wat in voormeld arrest onder 4 onder het hoofd "Achtergrond van de aanvrage" is overwogen met betrekking tot geuridentificatieproeven van de geurhondendienst van Noord en Oost Gelderland in de desbetreffende periode. In deze zaak zijn op 12 en 13 januari 1999 geuridentificatie-proeven gehouden.
4.1 Ten laste van aanvrager is bij het arrest waarvan herziening wordt verzocht onder 3 bewezen verklaard dat:
'hij op of omstreeks 18 november 1998 te Wijhe tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkel aan de Langstraat heeft weggenomen sigaretten toebehorende aan [benadeelde partij 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, en inklimming;'
4.2 De bewezenverklaring berust op de navolgende bewijsmiddelen. Ik wijs er op dat het verloop van de geurproef en de resultaten daarvan met betrekking tot aanvrager zijn opgenomen in bewijsmiddel 7. Bij de andere geurproeven zijn andere verdachten, onder wie twee aan de verdachte bekende personen, aangewezen.
'1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof op 20 augustus 1999, voorzover inhoudend - zakelijk weergegeven -:
Ik ken [betrokkene 1] en [betrokkene 2] wel. Ik ga wel eens met hen op stap.
2. Het in de wettelijke vorm onder nummer PLO4ZU/98-127274 door [verbalisant 1], brigadier van regiopolitie IJsselland, opgemaakt proces-verbaal, gesloten op 19 november 1998, voorzover inhoudend - zakelijk weergegeven - als aangifte door [benadeelde partij 1] (dossier-paragraaf 2.9.1):
Ik doe aangifte van inbraak. De weggenomen goederen behoren mij geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming deze goederen weg te nemen met het oogmerk zich die goederen toe te eigenen.
Ik ben eigenaar van [A] in Wijhe. Op 18 november 1998 omstreeks 22.15 uur is de winkel afgesloten en het alarm werd in werking gesteld. Op 19 november 1998 te 06.30 uur ontdekte de oud eigenaar [getuige 1] dat er was ingebroken. De daders zijn de winkel binnen gekomen via het platte dak. Men heeft met een blikschaar de dakbedekking open geknipt en de isolatie verwijderd. Er werden sigaretten weggenomen.
3. Het in de wettelijke vorm onder nummer PLO4ZU/98-127374 door [verbalisant 2], brigadier van regiopolitie IJsselland opgemaakt proces-verbaal, gesloten op 19 november 1998, voorzover inhoudend - zakelijk weergegeven - als verklaring van [getuige 2] (dossier-paragraaf 2.9.8):
Ik ben werkzaam in [A] te Wijhe. op 19 november 1998 zag ik dat er in de winkel was ingebroken.
Eind oktober 1998 zag ik drie vreemde mannen. Wat die drie mannen zo opvallend maakte was dat zij verspreid door de winkel alles observeerden. Een week later heb ik die drie mannen weer bij en in de winkel gezien. Ik zag dat het dezelfde drie mannen waren. Ik zag een grijze personenauto staan met een man achter het stuur. Ik herkende die man als een van de drie mannen die zich tevoren verdacht in de winkel gedroegen. Ik zag in de winkel twee mannen die ik ook herkende als twee van de drie mannen die zich de week tevoren verdacht in de winkel gedroegen. Ik heb gezien dat die mannen in die grijze auto zijn gestapt en weggereden.
4. Het in de wettelijke vorm onder nummer PLO4ZU/98-127374 door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], resp.brigadier en hoofdagent van regiopolitie IJsselland opgemaakt proces-verbaal, gesloten op 24 november 1998, voorzover inhoudend - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten of een hunner (dossier-paragraaf 2.9.4):
Wij toonden aan [getuige 2] foto's van personen, voorzien van de nummers PL1800-94 300 82, Twente ESC97 265, Twente HGLO98-1 35, Gron-96 1004, Gron-96 1051, 94Pol.ASSEN 07957, Twente ALL096-082.
De door de getuige herkende persoon is genaamd: ESC97-265, [aanvrager] (het hof leest: [aanvrager]), geboren [geboortedatum].
5. Het in de wettelijke vorm onder nummer PLO4ZU/98-1 27374 door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] voornoemd opgemaakt proces-verbaal, gesloten op 24 november 1998, voorzover inhoudend - zakelijk weergegeven - als verklaring van [getuige 2] (dossier-paragraaf 2.9.4):
De persoon op de foto, voorzien van het nummer ESC97-265, herken ik als een van de personen waarover ik in mijn verklaring sprak.
6. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5], inspecteur regiopolitie IJsselland, technische recherche, opgemaakt proces-verbaal, gesloten op 19 november 1998, voorzover inhoudend - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant (dossierparagraaf 2.9.6):
Op 19 november 1998 heb ik een onderzoek ingesteld in/nabij perceel [a-straat 1] te Wijhe in verband met diefstal op/tussen 18 november 1998 22.30 uur en 19 november 1998 te 06.30 uur. Tijdens dit onderzoek heb ik de volgende goederen op de voorgeschreven wijze veiliggesteld in glas/plastic:
Voorwerp 1: een goudbruin kleurige koevoet; Plaats aantreffen: op muurtje bij magazijnruimte (buiten); Tijdstip: 08.30 uur; Reden van veiligstellen: door de dader(s) achter gelaten.
Voorwerp 2: een roodkleurige zaklamp; Plaats aantreffen: bij kassaruimte waar sigaretten werden weggenomen; Tijdstip: 08.30 uur; Reden van veiligstellen: door de dader(s) achter gelaten.
De veiliggestelde materialen worden bewaard in het bureau van de Technische recherche te Raalte.
7. Het in de wettelijke vorm onder nummer 011120008 door [verbalisant 6] en [verbalisant 7], respectievelijk brigadier speurhondgeleider behorende tot de technische recherche van de politie Twente en inspecteur van politie, speurhondgeleider, behorende tot de technische recherche van de politie Utrecht, opgemaakt proces-verbaal, gesloten op 22 januari 1999, voorzover inhoudend - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten of een hunner (dossier-paragraaf 2.9.17):
Op dinsdag 12 januari 1999 te 13.10 uur bevonden wij ons in de daarvoor bestemde ruimte te Apeldoorn voor het uitvoeren van een geuridentificatieproef. De geuridentificatieproef is uitgevoerd door [verbalisant 7] met de speurhond Lex. Lex is gecertificeerd als bedoeld in artikel 9 van de Regeling Politiespeurhonden, conform de eisen gesteld in het Keuringsreglement Politiespeurhonden Menselijke Geur, Geuridentificatietaak. Certificaat nummer 01/97 d.d. 8 oktober 1997.
De geuren worden Lex aangeboden op geurdoeken in ronde open pvc potten. Deze potten staan in twee rijen van elk zeven potten. De onderlinge afstand tussen de potten in de rij is ongeveer vijftig centimeter. Nadat Lex geur is aangeboden loopt hij in de lengterichting over de rij als hij in de potten ruikt. Als Lex zijn keuze maakt blijft hij bij de betreffende pot en blaft deze pot aan. Door mij, [verbalisant 7], wordt dan middels handopsteken aan de helper kenbaar gemaakt dat Lex een duidelijke keuze heeft gemaakt en wordt door mij, [verbalisant 7], na het afgesproken teken van de helper, de hond beloond en teruggeroepen van de rij. Door mij, [verbalisant 6], werd als helper middels loting bepaald welke combinatie uit het Volgorde Schema moest worden gebruikt. Dit bleek nummer 42 te zijn. Daarna werden door mij, [verbalisant 6], de geurdoeken met behulp van een tang in de potten geplaatst. De afstand tussen de potten bedroeg ongeveer 50 centimeter. Bij de loting en het vullen van de potten met de geurdoeken waren de geleider [verbalisant 7] en de speurhond Lex niet aanwezig. De uitslag van de loting was bij hun ook niet bekend. Tijdens de uitvoering van de proef waren alleen de geleider met zijn hond en de helper in de ruimte aanwezig.
Uitvoering proef: Uitgevoerd door [verbalisant 7] met de speurhond Lex. Helper [verbalisant 6]. Verdachte (X): [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]. Uitgangsvoorwerp: Zaklamp, BPS 98-127374. Controlepersoon A:
Geurdoek. Plaatsbepaling: Combinatie 42 van het volgorde schema.
1e rij: Verdachte X op de 7e positie en controlepersoon A op de 5e positie.
2e rij: Verdachte X op de 1 e positie en controlepersoon A op de 2e positie.
Stap 1, 1e rij: Ik, [verbalisant 7] liet de speurhond Lex luchtnemen van de geurdoek die was belucht door de controlepersoon A. Daarna liet ik Lex vrij zoeken op de eerste rij. Gekomen bij de pot op positie 5 zag ik dat Lex zijn keuze maakte en deze pot aanblafte. Dit maakte ik door handopsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, Lex zijn beloning en riep hem terug van de rij.
Stap 2, 2e rij: Daarna gaf ik Lex weer lucht van de geurdoek die was belucht door de controlepersoon A en liet Lex vrij zoeken op de tweede rij. Gekomen bij de pot op positie 2 zag ik dat Lex zijn keuze maakte en deze pot aanblafte. Dit maakte ik door handopsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, Lex zijn beloning en riep hem terug van de rij. De door Lex in stap 1 en 2 aangewezen potten waren de potten met daarin de geurdoeken die door de controlepersoon A waren vastgehouden.
Stap 3: Tijdens de eerste twee proeven heb ik, [verbalisant 7], gezien dat de speurhond Lex goed en attent werkte en op geen enkel ander buisje dan de buisjes van de controlepersoon A reageerde.
Stap 4, 1e rij: Ik, [verbalisant 7], liet de speurhond Lex luchtnemen van de zaklamp. Daarna liet ik Lex vrij zoeken op de eerste rij. Gekomen bij de pot op positie 7, zag ik dat Lex zijn keus maakte en deze pot aanblafte. Dit maakte ik door handopsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, Lex zijn beloning en riep hem terug van de rij.
Stap 5, 2e rij: Daarna gaf ik Lex weer lucht van de zaklamp en liet Lex vrij zoeken op de tweede rij. Gekomen bij de pot op positie 1 zag ik dat Lex zijn keuze maakte en deze pot aanblafte. Dit maakte ik door handopsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, Lex zijn beloning en riep hem terug van de rij.
De door Lex in stap 4 en 5 aangeblafte potten, waren de potten met daarin de geurdoeken die door de verdachte [aanvrager] waren vastgehouden.
Gezien het gedrag en de werkwijze van Lex bleek mij, [verbalisant 7], dat Lex geurovereenkomst waarnam tussen de veiliggestelde zaklamp en de buisjes met daaraan de menselijke geur van de verdachte [aanvrager].
De geuridentificatieproef is uitgevoerd volgens de voorschriften, genoemd in supplement 2 van het Keuringsreglement Politiespeurhond Menselijke Geur.
Er is in de twee weken voorafgaand aan deze geuridentiteitsproef met Lex geen andere positieve geuridentiteitsproef op de verdachte uitgevoerd.
8. Het in de wettelijke vorm onder nummer 011120008/1999 door [verbalisant 8] en [verbalisant 9], respectievelijk brigadier van politie, speurhondgeleider, behorende tot de technische recherche van de politie lJsselland en speurhondgeleider, buitengewoon opsporingsambtenaar, behorende tot de afdeling speurhonden van de Dienst Levende Have te Nunspeet, opgemaakt proces-verbaal, gesloten op 23 januari 1999, voorzover inhoudend - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten of een hunner (dossier-paragraaf 2.9.1 3):
Op dinsdag 12 januari 1999 te 08.50 uur, bevonden wij ons in de daarvoor bestemde ruimte te Nunspeet, voor het uitvoeren van een geuridentificatieproef, welke op 11 januari 1999 door [verbalisant 6] en [verbalisant 10] was voorbereid.
De geuridentificatieproef is uitgevoerd door [verbalisant 9] met de speurhond Spike. Spike is gecertificeerd als bedoeld in artikel 9 van de Regeling Politiespeurhonden, conform de eisen, gesteld in het Keuringsreglement Politiespeurhonden Menselijke Geur, Geuridentificatietaak, Certificaat nummer 03/98 d.d. 31 maart 1998.
De geuren worden Spike aangeboden op vierkante roestvrij stalen buisjes.
Deze buisjes worden vastgelegd op twee zogenaamde geuridentificatiebanken met elk zeven posities. De buisjes kunnen door de geleider worden vrijgegeven. Nadat Spike geur is aangeboden, loopt hij in de lengterichting over de rij als hij de buisjes beruikt. Als Spike zijn keuze maakt wil hij het betreffende buisje apporteren. Door mij, [verbalisant 9], wordt dan middels handopsteken aan de helper kenbaar gemaakt dat Spike een duidelijke keuze heeft gemaakt en wordt door mij, [verbalisant 9], na het afgesproken teken van de helper, het buisje vrijgegeven. Spike kan en zal het buisje dan apporteren.
Door mij, [verbalisant 8], werd als helper middels loting bepaald welke combinatie uit het Volgorde Schema moest worden gebruikt. Dit bleek nummer 21 te zijn. Daarna werden de buisjes met behulp van een tang geplaatst op de geschoonde roestvrijstalen elementen, vrij van de ondergrond, op de beide banken. Daarna werden de buisjes allemaal vergrendeld. De afstand tussen de buisjes bedroeg ongeveer 50 centimeter. Bij de loting en het uitleggen van de buisjes waren de geleider [verbalisant 9] en de speurhond Spike niet aanwezig. De uitslag van de loting was bij hun ook niet bekend. Tijdens de uitvoering van de proef waren alleen de geleider met zijn hond en de helper in de ruimte aanwezig.
Uitvoering proef: Uitgevoerd door [verbalisant 9] met de speurhond Spike.
Helper: [verbalisant 8]. Verdachte (X): [betrokkene 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]. Uitgangsvoorwerp: Koevoet, BPS98-127374. Controlepersoon A: Zakmes. Plaatsbepaling: Combinatie 21 van het volgorde schema.
1e rij: Verdachte X op de 4e positie en controlepersoon A op de 6e positie.
2e rij: Verdachte X op de 7e positie en controlepersoon A op de 3e positie. Stap 1, 1e rij: Ik, [verbalisant 9], liet de speurhond Spike luchtnemen van het zakmes dat was belucht door de controlepersoon A. Daarna liet ik Spike vrij zoeken op de eerste rij. Gekomen bij het buisje op positie 6 zag ik dat Spike dat buisje zonder twijfel wilde apporteren. Dit maakte ik door handopsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, het buisje vrij voor Spike, waarna Spike het buisje apporteerde.
Stap 2, 2e rij: Daarna gaf ik Spike weer lucht van het zakmes dat was belucht door de controlepersoon A en liet Spike vrij zoeken op de tweede rij. Gekomen bij het buisje op positie 3 zag ik dat Spike dat zonder twijfel wilde apporteren. Dit maakte ik door handopsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, het buisje vrij voor Spike, waarna Spike het buisje apporteerde.
De door Spike in stap 1 en 2 geapporteerde buisjes waren de buisjes die door de controlepersoon A waren vastgehouden.
Stap 3: Tijdens de eerste twee proeven heb ik, [verbalisant 9], gezien dat de speurhond Spike goed en attent werkte en op geen enkel ander buisje dan de buisjes van de controlepersoon A reageerde.
Stap 4, 1e rij: Ik, [verbalisant 9], liet de speurhond Spike luchtnemen van de koevoet. Daarna liet ik Spike vrij zoeken op de eerste rij. Gekomen bij het buisje op positie 4 zag ik dat Spike dat buisje zonder twijfel wilde apporteren. Dit maakte ik door handopsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, het buisje vrij voor Spike, waarna Spike het buisje apporteerde.
Stap 5, 2e rij: Ik, [verbalisant 9], liet de speurhond Spike weer luchtnemen van de koevoet en liet hem vrij zoeken op de tweede rij. Gekomen bij het buisje op positie 7 zag ik dat Spike dat buisje zonder twijfel wilde apporteren. Dit maakte ik door hand opsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, het buisje vrij voor Spike, waarna Spike het buisje apporteerde. De door Spike in stap 4 en 5 geapporteerde buisjes die door de verdachte [betrokkene 1] waren vastgehouden.
Gezien het gedrag en de werkwijze van Spike, bleek mij, [verbalisant 9], dat Spike geurovereenkomst waarnam tussen de veiliggestelde koevoet en de buisjes met daaraan de menselijke geur van de verdachte [betrokkene 1].
De geuridentificatieproef is uitgevoerd volgens de voorschriften, genoemd in supplement 2 van het Keuringsreglement Politiespeurhond Menselijke Geur.
Er is in de twee weken voorafgaand aan deze geuridentiteitsproef met Spike geen andere positieve geuridentiteitsproef op de verdachte uitgevoerd.
9. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5], inspecteur Regiopolitie IJsselland, technische recherche, opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 25 november 1998, voorzover inhoudend - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant (dossier-paragraaf 2.9.6):
Op 19 november 1998 heb ik een onderzoek ingesteld in/nabij perceel [a-straat 1] te Wijhe. Tijdens dit onderzoek heb ik de volgende goederen op de voorgeschreven wijze veiliggesteld in glas/plastic:
Voorwerp 1: twee boorden van een paar aangetroffen sokken. Plaats aantreffen: op het platte dak (op dakpannen).
Reden van veiligstellen: door de dader achtergelaten.
De sokken waren nat en vervuild. De sokken laten drogen en de schone boorden van de sokken eraf geknipt. Deze als sorteermateriaal veiliggesteld.
10. Het in de wettelijke vorm onder nummer 011120008/1999 door de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] voornoemd opgemaakt proces-verbaal, gesloten op 22 januari 1999, voorzover inhoudend - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten of een hunner (dossier-paragraaf 2.9.15):
Op woensdag 13 januari 1999 te 09.35 uur bevonden wij ons in de daarvoor bestemde ruimte te Apeldoorn voor het uitvoeren van een geuridentificatieproef welke op 11 januari 1999 door [verbalisant 6] en [verbalisant 10] was voorbereid. De geuridentificatieproef is uitgevoerd door [verbalisant 7] met de speurhond Lex. Lex is gecertificeerd als bedoeld in artikel 9 van de Regeling Politiespeurhonden, conform de eisen, gesteld in het Keuringsreglement Politiespeurhonden Menselijke Geur, Geuridentificatietaak, Certificaat nummer 01/97, d.d. 8 oktober 1997.
De geuren worden Lex aangeboden op geurdoeken in ronde, open pvc potten. Deze potten staan in twee rijen van elk zeven potten. De onderlinge afstand tussen de potten in de rij is ongeveer vijftig centimeter. Nadat Lex geur is aangeboden, loopt hij in de lengterichting over de rij als hij in de potten ruikt. Als Lex zijn keuze maakt blijft hij bij de betreffende pot en blaft deze pot aan. Door mij, [verbalisant 7], wordt dan middels handopsteken aan de helper kenbaar gemaakt dat Lex een duidelijke keuze heeft gemaakt en wordt door mij, [verbalisant 7], na het afgesproken teken van de helper, de hond beloond en teruggeroepen van de rij.
Door mij, [verbalisant 6], werd als helper, middels loting bepaald welke combinatie uit het Volgorde Schema moest worden gebruikt. Dit bleek nummer 36 te zijn. Daarna werden door mij, [verbalisant 6], de geurdoeken met behulp van een tang in de potten geplaatst. De afstand tussen de potten bedroeg ongeveer 50 centimeter. Bij de loting en het vullen van de potten met de geurdoeken waren de geleider [verbalisant 7] en de speurhond Lex niet aanwezig. De uitslag van de loting was bij hun ook niet bekend. Tijdens de uitvoering van de proef waren alleen de geleider met zijn hond en de helper in de ruimte aanwezig.
Uitvoering proef: Uitgevoerd door [verbalisant 7] met de speurhond Lex. Helper [verbalisant 6]. Verdachte (X): [betrokkene 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]. Uitgangsvoorwerp: twee manchetten van witte sokken, BPS98-127374. Controlepersoon A: Geurdoek.
1e rij: Verdachte X op de 6e positie en controlepersoon A op de 7e positie.
2e rij: Verdachte X op de 4e positie en controlepersoon A op de 1 e positie.
Stap 1, 1e rij: Ik, [verbalisant 7], liet de speurhond Lex luchtnemen van de geurdoek die was belucht door de controlepersoon A. Daarna liet ik Lex vrij zoeken op de eerste rij. Gekomen bij de pot op positie 7 zag ik dat Lex zijn keuze maakte en deze pot aanblafte. Dit maakte ik door handopsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, Lex zijn beloning en riep hem terug van de rij.
Stap 2, 2e rij: Daarna gaf ik Lex weer lucht van de geurdoek die was belucht door de controlepersoon A en liet Lex vrij zoeken op de tweede rij. Gekomen bij de pot op positie 1 zag ik dat Lex zijn keuze maakte en deze pot aanblafte. Dit maakte ik door handopsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, Lex zijn beloning en riep hem terug van de rij.
De door Lex in stap 1 en 2 aangewezen potten waren de potten met daarin de geurdoeken die door de controlepersoon A waren vastgehouden.
Stap 3: Tijdens de eerste twee proeven heb ik, [verbalisant 7], gezien dat de speurhond Lex goed en attent werkte en op geen enkel ander buisje dan de buisjes van de controlepersoon A reageerde.
Stap 4, 1e rij: Ik, [verbalisant 7], liet de speurhond Lex luchtnemen van de manchetten van de sokken. Daarna liet ik Lex vrij zoeken op de eerste rij. Gekomen bij de pot op positie 6, zag ik dat Lex zijn keuze maakte en deze pot aanblafte. Dit maakte ik door handopsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, Lex zijn beloning en riep hem terug van de rij.
Stap 5, 2e rij: Daarna gaf ik Lex weer lucht van de manchetten en liet Lex vrij zoeken op de tweede rij. Gekomen bij de pot op positie 4 zag ik dat Lex zijn keuze maakte en deze pot aanblafte. Dit maakte ik door handopsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, Lex zijn beloning en riep hem terug van de rij.
De door Lex in stap 4 en 5 aangeblafte potten, waren de potten met daarin de geurdoeken die door de verdachte [betrokkene 3] waren vastgehouden.
Gezien het gedrag en de werkwijze van Lex bleek mij, [verbalisant 7], dat Lex geurovereenkomst waarnam tussen de veiliggestelde manchetten van de witte sokken en de buisjes met daaraan de menselijke geur van de verdachte [betrokkene 3].
De geuridentificatieproef is uitgevoerd volgens de voorschriften, genoemd in supplement 2 van het Keuringsreglement Politiespeurhond Menselijke Geur.
Er is in de twee weken voorafgaand aan deze geuridentiteitsproef met Lex geen andere positieve geuridentiteitsproef op de verdachte uitgevoerd.
11. Het in de wettelijke vorm onder nummer 01112008/1999 door de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] voornoemd opgemaakt proces-verbaal, gesloten op 21 januari 1999, voorzover inhoudend - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten of een hunner (dossier-paragraaf 2.9.19):
Op dinsdag 12 januari 1999 te 12.50 uur bevonden wij ons in de daarvoor bestemde ruimte te Apeldoorn voor het uitvoeren van een geuridentificatieproef welke op 11 januari 1999 door [verbalisant 8] en Beers was voorbereid.
De geuridentificatieproef is uitgevoerd door [verbalisant 6] met de speurhond Rex. Rex is gecertificeerd als bedoeld in artikel 9 van de Regeling Politiespeurhonden Menselijke Geur, Geuridentificatietaak. Certificaat nummer 01/98 d.d. 21 januari 1998.
De geuren worden Rex aangeboden op vierkante roestvrij stalen buisjes. Deze buisjes worden vastgelegd op twee zogenaamde geuridentificatiebanken met elk zeven posities. De buisjes kunnen door de geleider worden vrijgegeven. Nadat Rex geur is aangeboden, loopt hij in de lengterichting over de rij als hij de buisjes beruikt. Als Rex zijn keuze maakt wil hij het betreffende buisje apporteren. Door mij, [verbalisant 6], wordt dan middels handopsteken aan de helper kenbaar gemaakt dat Rex een duidelijke keuze heeft gemaakt en wordt door mij, [verbalisant 6], na het afgesproken teken van de helper, het buisje vrijgegeven. Rex kan en zal het buisje dan apporteren.
Door mij, [verbalisant 7], werd als helper middels loting bepaald welke combinatie uit het Volgorde Schema moest worden gebruikt. Daarna werden de buisjes met behulp van een tang geplaatst op de geschoonde roestvrijstalen elementen, vrij van de ondergrond, op de beide banken. Daarna werden de buisjes allemaal vergrendeld. De afstand tussen de buisjes bedroeg ongeveer 50 centimeter. Bij de loting en het uitleggen van de buisjes waren de geleider [verbalisant 6] en de speurhond Rex niet aanwezig. De uitslag van de loting was bij hun ook niet bekend. Tijdens de uitvoering van de proef waren alleen de geleider met zijn hond en de helper in de ruimte aanwezig.
Uitvoering proef: Uitgevoerd door [verbalisant 6] en de speurhond Rex. Helper: [verbalisant 7]. Verdachte (X): [betrokkene 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]. Uitgangsvoorwerp: Zaklamp BPS98-127374. Controlepersoon A: Geurdoek.
1e rij: Verdachte X op de 3e positie en controlepersoon A op de 4e positie.
2e rij: Verdachte X op de 5e positie en controlepersoon A op de 1 e positie. Stap 1, 1e rij: Ik, [verbalisant 6], liet de speurhond Rex Iuchtnemen van de geurdoek die was belucht door de controlepersoon A. Daarna liet ik Rex vrij zoeken op de eerste rij. Gekomen bij het buisje op positie 4 zag ik dat Rex dat buisje zonder twijfel wilde apporteren. Dit maakte ik door handopsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, het buisje vrij voor Rex, waarna Rex het buisje apporteerde.
Stap 2, 2e rij: Daarna gaf ik Rex weer lucht van de geurdoek die was belucht door de controlepersoon A en liet Rex vrij zoeken op de tweede rij. Gekomen bij het buisje op positie 1 zag ik dat Rex dat buisje zonder twijfel wilde apporteren. Dit maakte ik door handopsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, het buisje vrij voor Rex, waarna Rex het buisje apporteerde.
De door Rex in stap 1 en 2 geapporteerde buisjes waren de buisjes die door de controlepersoon A waren vastgehouden.
Stap 3: Tijdens de eerste twee proeven heb ik, [verbalisant 6], gezien dat de speurhond Rex goed en attent werkte en op geen enkel ander buisje dan de buisjes van de controlepersoon A reageerde.
Stap 4, 1e rij: Ik, [verbalisant 6], liet de speurhond Rex luchtnemen van de zaklamp. Daarna liet ik Rex vrij zoeken op de eerste rij. Gekomen bij het buisje op positie 3 zag ik dat Rex dat buisje zonder twijfel wilde apporteren. Dit maakte ik door handopsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, het buisje vrij voor Rex, waarna Rex het buisje apporteerde.
Stap 5, 2e rij: Ik, [verbalisant 6], liet de speurhond Rex weer luchtnemen van de zaklamp en let hem vrij zoeken op de tweede rij. Gekomen bij het buisje op positie 5 zag ik dat Rex dat buisje zonder twijfel wilde apporteren. Dit maakte ik door handopsteken kenbaar aan de helper en gaf, na het afgesproken teken van de helper, het buisje vrij voor Rex, waarna Rex het buisje apporteerde.
De door Rex in stap 4 en 5 geapporteerde buisjes waren de buisjes die door de verdachte [betrokkene 2] waren vastgehouden.
Gezien het gedrag en de werkwijze van Rex bleek mij, [verbalisant 6], dat Rex geurovereenkomst waarnam tussen de veiliggestelde zaklamp en de buisjes met daaraan de menselijke geur van de verdachte [betrokkene 2].
De geuridentificatieproef is uitgevoerd volgens de voorschriften, genoemd in supplement 2 van het Keuringsreglement Politiespeurhond Menselijke Geur.
Er is in de twee weken voorafgaand aan deze geuridentiteitsproef met Rex geen andere positieve geuridentiteitsproef op de verdachte uitgevoerd.'
5. Samengevat komt de hierboven onder 4.2 weergegeven bewijsconstructie van het Hof er op neer dat een getuige, [getuige 2], eind oktober 1998 en een week nadien drie 'vreemde mannen' zag in de winkel waarin zij werkzaam was, te weten [A] te Wijhe. Die 'vreemdheid' was kennelijk daarin gelegen dat deze personen verspreid in de winkel alles observeerden. Uit de bewijsmiddelen 4 en 5 vloeit vervolgens voort dat de getuige de aanvrager als een van die mannen heeft herkend op één van de door de politie aan haar getoonde foto's. In en nabij het winkelperceel zijn door de politie voorts enkele (kennelijk) door de daders achtergelaten goederen in beslag genomen, te weten: een koevoet, een zaklamp en twee boorden van een paar sokken (bewijsmiddelen 6 en 9). Van deze goederen is gebruik gemaakt bij een viertal geuridentificatieproeven. Bewijsmiddel 7 houdt in dat de speurhond een geurovereenkomst waarneemt tussen de buisjes met daaraan de menselijke geur van aanvrager en de veiliggestelde zaklamp. Bewijsmiddelen 8, 10 en 11 houden een door de speurhond waargenomen geurovereenkomst in tussen de buisjes met daaraan de menselijke geur van [betrokkene 1], [betrokkene 3] en [betrokkene 2] en respectievelijk de veiliggestelde koevoet, de witte sokken en de zaklamp. Bewijsmiddel 1 houdt de verklaring in van aanvrager inhoudende dat hij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] wel kent en wel eens met hen op stap gaat en bewijsmiddel 2 ten slotte nog de door de eigenaar van [A] gedane aangifte.
6. Behoudens de als bewijsmiddel 7 gebezigde positieve geuridentificatieproef houden de bewijsmiddelen niets in, waaruit kan volgen dat aanvrager daadwerkelijk bij de (gekwalificeerde) diefstal betrokken is geweest.
Uit het voorgaande volgt dat niet aannemelijk is dat het Hof zonder de uitkomst van de positieve geuridentificatieproef op grond van het beschikbare materiaal tot een bewezenverklaring van feit 3 zou zijn gekomen.
Daarom is sprake van het ernstige vermoeden dat het Hof, ware het op de hoogte geweest van de omstandigheid dat ten aanzien van de geurproef ervan moet worden uitgegaan dat deze niet op deugdelijke wijze was uitgevoerd, tot een vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde zou zijn gekomen (vgl. HR 22 april 2008, LJN BC9637, r.o.v. 5.3.2).
7. Het voorgaande brengt mee dat de aanvrage gegrond is.
8. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de aanvraag tot herziening in voege als voormeld gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van het Hof zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar een Gerechtshof dat daarvan nog geen kennis heeft genomen, opdat de zaak op de voet van het bepaalde in art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Tegen 's Hofs arrest is beroep in cassatie ingesteld door aanvrager, welk beroep de Hoge Raad bij arrest van 23 januari 2001 (nr. 01648/00) heeft verworpen.