NJ 2009, 119
HR, 16-12-2008, nr. 07/13180
HR 16-12-2008, ECLI:NL:PHR:2008:BF3803, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 december 2008
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink, J. de Hullu
- Zaaknummer
07/13180
- Conclusie
A-G Vellinga
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
BF3803
- JCDI
JCDI:ADS126027:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2008:BF3803, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑12‑2008
ECLI:NL:PHR:2008:BF3803, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑12‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑01‑2008
- Wetingang
Essentie
In eerste aanleg is verdachte vrijgesproken. Wat de raadsvrouwe ter zitting in appel heeft aangevoerd over de bewijsbaarheid van het tenlastegelegde feit levert een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt op, waarvan het hof kon afwijken door in het bijzonder de redenen op te geven die daartoe hebben geleid. Door dit na te laten is sprake van schending van art. 359 lid 2 Sv.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage van 31 januari 2007, nummer 22/004135-05, in de strafzaak tegen T.W.C. v.N. Adv. mr. R.J. Baumgardt, te Spijkenisse. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.