HR, 16-12-2008, nr. 07/10881
ECLI:NL:PHR:2008:BG2189
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16-12-2008
- Zaaknummer
07/10881
- LJN
BG2189
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BG2189, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑12‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BG2189
ECLI:NL:PHR:2008:BG2189, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑12‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BG2189
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Conclusie AG over opzet m.b.t. inrijden op persoon. HR: 81 RO.
16 december 2008
Strafkamer
nr. 07/10881
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 februari 2007, nummer 22/002604-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 16 december 2008.
Conclusie 16‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Conclusie AG over opzet m.b.t. inrijden op persoon. HR: 81 RO.
Nr. 07/10881
Mr. Vellinga
Zitting: 28 oktober 2008
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Gravenhage wegens "poging tot zware mishandeling" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een werkstraf voor de duur van 214 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 107 dagen hechtenis, en een leerstraf voor de duur van 26 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 13 dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
2. Namens verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel behelst de klacht dat het bewezenverklaarde opzet niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
4. Het Hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 02 januari 2006 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met een door hem, verdachte, bestuurde auto, met snelheid, en met loeiende motor en met piepende banden in de richting van [slachtoffer] is gereden en
- vervolgens tegen de bromfiets waarop [slachtoffer] zat en tegen het lichaam van [slachtoffer] is aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid".
5. De bewezenverklaring berust op de navolgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 21 februari 2007 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Op 2 januari 2006 reed ik in de auto van mijn werkgever. Ik zag mijn ex-vriendin [betrokkene 1] staan op een parkeerplaats. Die reed ik op om naar haar en de jongen te gaan. Ik heb gas gegeven en ben toen gaan remmen. Toen reed ik tegen de jongen aan.
2. Het proces-verbaal van verhoor van de politie Zuid-Holland-Zuid, nr. PL1810-06-000907, d.d. 6 januari 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], agent, en [verbalisant 2], agent. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
als de op 6 januari 2006 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik zag iemand achter de bosjes wegduiken en ben vervolgens de parkeerplaats opgereden. Ik had op dat moment een kutgevoel, omdat ik dacht dat ik [betrokkene 1] zag wegduiken. Ik kwam daarom een beetje stoer aanrijden: ik gaf meer gas dan normaal. Ik draaide de auto naar links en zag aan het einde van de parkeerplaats [betrokkene 1] en iemand met een helm op bij de bankjes staan. Na de bocht gaf ik wat gas en reed richting [betrokkene 1] en die persoon. Op een gegeven moment remde ik. Toen ik uitstapte, heb ik tegen [betrokkene 1] gezegd: "Ik maak je kapot".
3. Het proces-verbaal van de Regiopolitie Zuid-Holland-Zuid, nr. PL1810/06-000907, d.d. 2 januari 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3], brigadier. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
als de op 2 januari 2006 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van de aangever [slachtoffer]:
Op 2 januari 2006 zat ik op een bankje op het Dudokplein in Dordrecht te praten met een meisje: [betrokkene 1]. Ik wilde naar huis gaan en ik liep naar de bromfiets toe en stapte er op. Toen ik op de bromfiets zat, zag ik dat [verdachte] met de auto de parkeerplaats van het Dudokplein opreed. Ik zag dat hij met de auto naar ons toe kwam rijden. Ik hoorde de motor steeds harder brullen en ik hoorde de banden van die auto hard piepen. Ik zag hoe die auto recht op mij afkwam en mijn bromfiets met mij erop vol in de flank raakte. Ik voelde hoe mijn linkerarm de motorkop van die auto raakte en hoe de voorzijde van de auto mijn heup raakte en mijn linkerbeen. Door de klap voelde ik hoe de bromfiets onder het bankje schoof en ik als het ware over de rugleuning van het bankje vloog. Ik kwam terecht achter het bankje in het gras. Ik voelde pijn aan mijn rug, linkerheup, linkerknie, linkerhand en linkervoet. Ik hoorde hoe [verdachte] tegen mij zei: "Wat doe je met mijn wijf, mafkees, ik maak je dood." De brommer zat klem tussen de auto en de bank. Ik had absoluut geen tijd om weg te komen, toen [verdachte] met zijn auto kwam aanscheuren. Het ging allemaal heel snel en [verdachte] reed hard op mij in. Ik moest de bromfiets helemaal onder het bankje vandaan halen. Hij zat helemaal vast, want ik moest er behoorlijk aan sjorren.
4. Het proces-verbaal van de politie Zuid-Holland-Zuid, nr. PL1810/06-000907, d.d. 2 januari 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
als de op 2 januari 2006 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Vandaag zat ik met [slachtoffer] op een bankje aan het Dudokplein op een parkeerplaats te kletsen. Op een gegeven moment zag ik dat [verdachte] aan kwam rijden vanaf de Groene Zoom, richting het Dudokplein. Ik zag wat later dat [verdachte] op de parkeerplaats reed en ik hoorde aan het oplopende geluid van de motor dat hij gas gaf. Ik zag dat hij recht op [slachtoffer] af kwam rijden. Op dat moment zag ik dat [verdachte] [slachtoffer] frontaal aanreed."
6. 's Hofs arrest bevat de navolgende bewijsoverweging:
"Door zo imponerend gas gevend en remmend op het slachtoffer af te rijden dat hij de auto niet meer tijdig tot stilstand kon brengen, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer zou aanrijden met, gelet op de positie van het slachtoffer tussen bumper en bankje, een grote kans op, bij toeval niet ingetreden, zeer zware verwondingen."
7. De toelichting op het middel bevat de klacht dat 's Hofs vaststelling in de gebezigde bewijsmiddelen dat verdachte heeft geremd zich niet verhoudt met het bewezenverklaarde voorwaardelijk opzet. Daartoe wordt onder meer aangevoerd dat het rijden met een te grote snelheid waardoor een voertuig niet meer tot stilstand kan worden gebracht in verkeerszaken "schuld" oplevert.
8. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan het navolgende worden afgeleid:
- verdachte is met zijn auto het parkeerterrein opgereden, omdat hij daar zijn ex-vriendin met het slachtoffer zag staan;
- verdachte gaf daarbij meer gas dan normaal;
- verdachte heeft een bocht naar links gemaakt en is vervolgens terwijl hij gas gaf met brullende motor en piepende banden recht op het slachtoffer afgereden;
- verdachte heeft geremd, en heeft het slachtoffer en diens bromfiets frontaal aangereden;
- verdachte heeft het slachtoffer vervolgens de woorden "wat doe je met mijn wijf, mafkees, ik maak je dood" toegevoegd.
9. Het Hof heeft vastgesteld dat verdachte door "zo" imponerend gas gevend en remmend op het slachtoffer af te rijden een situatie heeft gecreëerd waarin hij de auto niet meer tijdig tot stilstand kon brengen, en heeft geoordeeld dat verdachte door aldus te handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij tegen het slachtoffer zou aanrijden en dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
10. Het Hof heeft klaarblijkelijk in het juist te laat remmen mede een aanwijzing gezien dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij tegen het slachtoffer zou aanrijden met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. De verdachte reed desbewust en al gas gevend met zijn auto op het slachtoffer af. Daaruit spreekt, naar het Hof kennelijk en allesbehalve onbegrijpelijk heeft geoordeeld, bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer tengevolge van aanraking met verdachtes auto. Dat oordeel wordt, naar het Hof kennelijk en - mede in het licht van verdachtes uitlating na de aanrijding dat hij het slachtoffer dood zou maken - niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld, nog eens versterkt doordat de verdachte te laat in plaats van tijdig heeft geremd. Anders dan het middel wil kan het niet tijdig remmen dus bijdragen aan het bewijs van het bewezenverklaarde opzet.
11. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
12. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG