RvdW 2009, 55
HR, 09-12-2008, nr. 00491/07
HR 09-12-2008, ECLI:NL:HR:2008:BF3196
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 december 2008
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
00491/07
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BF3196
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BF3196, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑12‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BF3196, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑12‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑06‑2008
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1; Sv art. 359a
Essentie
Gevolgen overschrijding redelijke termijn. Ten tijde van het arrest van het hof golden de regels die zijn geformuleerd in HR 3 oktober 2000, NJ 2000, 721. In cassatie zal de uitspraak niettemin moeten worden getoetst aan het door de HR gewezen arrest van 17 juni 2008, NJ 2008, 358. In die uitspraak ligt besloten dat aan de regel dat aan termijnoverschrijding niet de niet-ontvankelijkheid van het OM kan worden verbonden, onmiddellijke toepassing dient te worden gegeven. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het hof het OM ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.