HR, 02-12-2008, nr. S 07/10119 H
ECLI:NL:HR:2008:BF5062
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
02-12-2008
- Zaaknummer
S 07/10119 H
- LJN
BF5062
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BF5062, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑12‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BF5062
ECLI:NL:HR:2008:BF5062, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑12‑2008; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BF5062
- Vindplaatsen
Conclusie 02‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Herziening. Persoonsverwisseling. De inhoud van de aan de aanvrage gevoegde geschriften geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat aanvrager niet degene is geweest die op 10-11-2006 in de tram te Rotterdam is aangehouden en is overgedragen aan de politie en dat sprake is geweest van persoonsverwisseling. E.e.a. levert het ernstig vermoeden op dat de Pr, ware deze met de evenvermelde f&o bekend geweest, aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
Nr. 07/10119 H
Mr. Knigge
Zitting: 30 september 2008
Conclusie inzake:
[aanvrager]
1. Aanvrager van herziening is bij uitspraak van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 7 december 2006 wegens 1. en 2. de voortgezette handeling van: "Valsheid in geschrift" en "Opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst" en 3. "Opzetheling", bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze veroordeling is onherroepelijk geworden, nu de dagvaarding om op die terechtzitting te verschijnen in persoon is uitgereikt op 10 november 2006 om 13.01 uur aan degene die op die dag om 00.23 uur als verdachte is aangehouden en verhoord.
2. De herzieningsaanvrage is namens aanvrager ingediend door mr. P.A.J. Mulders, advocaat te Groningen.
3. Op 10 november 2006 is een persoon in de tram in Rotterdam aangehouden omdat deze persoon gebruik maakte van een vervalste ov-weekkaart. De aangehouden persoon heeft bekend de ov-kaart te hebben gekocht bij een vriend van hem en dat hij zijn eigen pasfoto daarop heeft aangebracht.
4. De identiteit van de aangehouden persoon is niet gecontroleerd, althans daarvan blijkt niet. Wel kan uit het opgemaakte proces-verbaal van verhoor worden opgemaakt dat de RET-controleur van oordeel was dat de adresgegevens die de aangehouden persoon had opgegeven niet klopten. Volgens de RET-controleur (die kennelijk de GBA had geraadpleegd) woonde de aangehouden persoon in [plaats A]. Tegenover de politie verklaarde de aangehoudene dat dit zijn oude adres was. Hij verklaarde thans in [plaats B] te wonen en daar bij een Boekenclub te werken.
5. Het verhoor van de aangehouden persoon vond op 10 november 2006 om 08.35 uur plaats. De inleidende dagvaarding werd hem diezelfde dag om 13.01 uur in persoon uitgereikt.
6. De aanvrage steunt op de stelling dat er sprake is van persoonsverwisseling, nu de aanvrager niet de persoon is geweest die de in het bovengenoemde vonnis bewezenverklaarde feiten heeft begaan.
7. Ter staving van deze stelling zijn bij de aanvrage onder meer de volgende stukken overgelegd:
- een verklaring van de werkgever [A] BV te Delfzijl, inhoudende dat aanvrager op 10 november 2006 werkzaamheden heeft verricht op het kantoor te Delfzijl van 08.30 uur tot 12.30 uur, ondertekend door [betrokkene 1] van Personeel & Organisatie;
- een handgeschreven en ondertekende brief van (kennelijk) de neef van aanvrager, [naam], waarin gelezen zou kunnen worden dat hij bekent dat hij degene is geweest die zich op 10 november 2006 heeft bediend van de naam van zijn neef, aanvrager.
8. De genoemde werkgeversverklaring wordt ondersteund door een zichbij de stukken bevindende arbeidsovereenkomst, die is aangegaan voor bepaalde tijd, ingaande 8 november 2006. Volgens die op 7 december 2006 ondertekende overeenkomst woonde de aanvrager in [plaats A].
9. Daarnaast heeft de aanvrager een verklaring overgelegd van [betrokkene 3], trainer Coach BV [B].(1) Daaruit kan worden opgemaakt dat aanvrager de training heeft bijgewoond die op 9 november 2006 om 17.00 uur is aangevangen. Dat sluit niet uit dat hij in de vroege ochtend van 10 november 2006 in Rotterdam is geweest.(2) Maar het is op grond daarvan wel weinig waarschijnlijk dat hij op die tijd in Rotterdam gebruik maakte van het openbaar vervoer. In elk geval is dit gegeven niet te rijmen met de verklaring die de aangehouden persoon tegenover de politie aflegde, namelijk dat hij de vervalste OV-kaart op donderdagmiddag 9 november 2006 op het station in [plaats B] van een Marokkaanse jongen had gekocht en dat hij daarna naar zijn huis is gegaan om de kaart te vervalsen.
10. Voorts bevindt zich in het aan de Hoge Raad toegezonden dossier nog een arbeidsovereenkomst tussen de hiervoor genoemde werkgever en aanvrager, met daarop een handtekening van aanvrager. Die handtekening komt ook voor op de bij de aanvrage gevoegde kopie van de identiteitskaart van aanvrager. Die handtekeningen vertonen enige gelijkenis met de handtekeningen die onder en in de kantlijn van het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 10 november 2006 te 08.35 uur en op de akte van uitreiking van de inleidende dagvaarding staan, met name omdat de voornaam "[naam]" leesbaar en voluit wordt weergegeven. Dat zegt echter niet veel omdat de aangehouden persoon getracht kan hebben de handtekening van aanvrager na te maken of althans een handtekening te produceren die voor die van de verzoeker zou kunnen doorgaan.(3) Identiek zijn de handtekeningen niet.
11. De overgelegde bewijsstukken, meer in het bijzonder de verklaring van de werkgever dat aanvrager ten tijde van het uitreiken van de dagvaarding in Rotterdam in Delfzijl aan het werk was, doen het ernstige vermoeden ontstaan dat een andere persoon zich heeft bediend van de personalia van aanvrager en dat de Politierechter, bij bekendheid daarmee, aanvrager zou hebben vrijgesproken.
12. Ik concludeer dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Volgens de website van de BV [B] kwam aanvrager in het seizoen 2007-2008 (kort) uit voor Jong BV [B].
2 Volgens de aanvrage werd de aangehouden persoon op 10 november om 00.23 uur door de RET-controleur gesnapt. Vgl. ook het proces-verbaal van aanhouding. Diens verhoor als verdachte vond die dag om 08.35 uur plaats.
3 Om dezelfde reden zegt weinig dat de handtekening onder het briefje met de bekentenis van de neef verschilt van de handtekeningen die de aangehouden persoon op het politiebureau produceerde. Dat past ook bij de mogelijkheid dat de neef heeft geprobeerd aanvragers handtekening na te maken.
Uitspraak 02‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Herziening. Persoonsverwisseling. De inhoud van de aan de aanvrage gevoegde geschriften geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat aanvrager niet degene is geweest die op 10-11-2006 in de tram te Rotterdam is aangehouden en is overgedragen aan de politie en dat sprake is geweest van persoonsverwisseling. E.e.a. levert het ernstig vermoeden op dat de Pr, ware deze met de evenvermelde f&o bekend geweest, aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
2 december 2008
Strafkamer
S 07/10119 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 7 december 2006, nummer 10/643624-06, ingediend door mr. P.A.J. Mulders, advocaat te Groningen namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], te dezen domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van 1. en 2. "voortgezette handeling van: valsheid in geschrift, en opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst" en 3. "opzetheling", gepleegd op respectievelijk 9 en 10 november 2006 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De bewezenverklaarde gedragingen betreffen - kort gezegd - het vervalsen van een ov-studentenkaart, het gebruik maken van dat valse geschrift en het voorhanden hebben van dat geschrift, terwijl de aanvrager bij het voorhanden krijgen daarvan wist dat het van diefstal afkomstig was.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager beroept zich op persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. De aantekening van het mondeling vonnis houdt onder meer in dat het onder 2 bewezenverklaarde feit is gepleegd op 10 november 2006. De Politierechter heeft recht gedaan op processen-verbaal van de politie die, voor zover hier van belang, inhouden dat op 10 november 2006 omstreeks 00.23 uur in de tram te Rotterdam een persoon is aangehouden die gebruik maakte van een vervalst vervoerbewijs en dat die persoon is overgedragen aan de politie. Uit het proces-verbaal van verhoor blijkt dat de aangehouden persoon op 10 november 2006 te 08.35 uur als verdachte op het politiebureau, Doelwater 5 te Rotterdam is gehoord.
4.2.1. Als bijlagen zijn bij de aanvrage gevoegd, voor zover hier van belang:
(i) een verklaring van [A] BV, ondertekend door [betrokkene 1], Personeel & Organisatie, inhoudende dat de aanvrager op 9 en 10 november 2006 werkzaamheden heeft verricht op het kantoor te Delfzijl van 08.30 uur tot 12.30 uur;
(ii) een handgeschreven en ondertekende brief van 29 maart 2007 inhoudende, voor zover hier van belang:
"Mijn naam: is [naam] [geboortedatum] ik heb gedaan bij de trem in Roffa in ik heb gezeg bij de poeittie zeg dit naan van mij neef in toen ben ik vrij gekomen 1 dag geslaap daar hij is mij famiel".
4.2.2. Bij de stukken bevindt zich, voor zover hier van belang, een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, van 8 november 2006 tot 1 maart 2007, die is ondertekend door de aanvrager en door [betrokkene 2], directeur van werkgever [A] BV.
4.3. De inhoud van de hiervoor onder 4.2 genoemde geschriften geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat de aanvrager niet degene is geweest die op 10 november 2006 in de tram te Rotterdam is aangehouden en is overgedragen aan de politie en dat sprake is geweest van persoonsverwisseling.
4.4. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze met de evenvermelde feiten en omstandigheden bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 7 december 2006;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 2 december 2008.