HR, 02-12-2008, nr. 07/11001 P
ECLI:NL:PHR:2008:BG3522
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
02-12-2008
- Zaaknummer
07/11001 P
- LJN
BG3522
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BG3522, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑12‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BG3522
ECLI:NL:PHR:2008:BG3522, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑12‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BG3522
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Overschrijding redelijke termijn a.b.i. art. 6.1 EVRM. Het Hof heeft betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.470,-. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan betrokkene opgelegde betalingsverplichting.
2 december 2008
Strafkamer
nr. 07/11001 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 maart 2007, nummer 23/000097-07, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch alleen wat betreft de hoogte van het te ontnemen bedrag en tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.
2.2. Het Hof heeft de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.470,-.
2.3. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de betrokkene opgelegde betalingsverplichting.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
vermindert het te betalen bedrag in die zin dat de hoogte daarvan € 7.096,- bedraagt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 2 december 2008.
Conclusie 02‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Overschrijding redelijke termijn a.b.i. art. 6.1 EVRM. Het Hof heeft betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.470,-. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan betrokkene opgelegde betalingsverplichting.
Nr. 07/11001 P
Mr. Knigge
Zitting: 4 november 2008
Conclusie inzake:
[Betrokkene]
1. Betrokkene is door het Gerechtshof te Amsterdam op 30 maart 2007 de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.470,-.
2. Tegen deze uitspraak is namens betrokkene cassatieberoep ingesteld.
3. Namens betrokkene hebben mrs. G.P. Hamer en B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel klaagt over de schending van de inzendtermijn. Op 11 april 2007 is namens veroordeelde cassatieberoep ingesteld. Blijkens een op de inventaris van de stukken geplaatst stempel zijn de stukken op 27 december 2007 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt mee dat de inzendtermijn van acht maanden is overschreden. Reparatie van deze schending door een voortvarende behandeling behoort niet meer tot de mogelijkheden. Dit verzuim dient te leiden tot vermindering van het ontnemingsbedrag.
5. Het middel slaagt. Andere gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch alleen wat de hoogte betreft van het te ontnemen bedrag. De Hoge Raad kan het bedrag met de gebruikelijke maatstaf verminderen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG