HR, 28-10-2008, nr. S 00837/07
ECLI:NL:HR:2008:BE9607
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28-10-2008
- Zaaknummer
S 00837/07
- LJN
BE9607
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BE9607, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑10‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BE9607
ECLI:NL:HR:2008:BE9607, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑10‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BE9607
- Wetingang
art. 359 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2008/445
Conclusie 28‑10‑2008
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. Uit de bewijsmiddelen heeft het Hof weliswaar af kunnen leiden dat verdachte en zijn partner samenwoonden, dat hij aldus gebruik maakte van de voorzieningen op dat adres en dat deze voorzieningen geheel of ten dele werden bekostigd met de bijstandsuitkering van zijn partner, maar niet dat verdachte wist dat zijn partner onjuiste gegevens verstrekte en zij o.g.v. die gegevens ten onrechte een uitkering voor een alleenstaande genoot.
Nr. 00837/07
Mr. Knigge
Zitting: 26 augustus 2008
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, op 26 oktober 2006 wegens "opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken, meermalen gepleegd" veroordeeld tot het betalen van een geldboete van € 1.000,-, subsidiair twintig dagen hechtenis.
2. Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3. Namens verdachte hebben mrs. G.P. Hamer en B.P. de Boer, advocaten te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel klaagt erover dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet het opzet kan volgen.
5. Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 7 november 2004 tot 13 juni 2005, te Houten, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit hetgeen werd aangeschaft met door misdrijf verkregen geld, te weten geld van (een) door [getuige 1], met wie hij, verdachte, duurzaam een gezamenlijke huishouding voerde als bedoeld in de Algemene Bijstandswet en/of de Wet Werk en bijstand, door middel van het opzettelijk plegen van valsheid in geschrifte van de (Sociale Dienst van de) gemeente Houten, uit hoofde van de Algemene Bijstandswet en/of de Wet Werk en bijstand verkregen uitkering, welk geld geheel of gedeeltelijk werd besteed aan het huishouden waarvan hij, verdachte, deel uitmaakte."
6. Als bewijsmiddelen heeft het Hof in de aanvulling op het arrest opgenomen:
"1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting bij de meervoudige kamer van het gerechtshof te Arnhem, op 12 oktober 2006, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
In de periode van 7 november 2004 tot 13 juni 2005 te Houten sliep ik wel eens bij [getuige 1]. Ik wist dat zij een bijstandsuitkering had.
2. Een ambtsedig proces-verbaal van de Regionale Sociale Recherche Nieuwegein, nr. RSRN 050004, d.d. 29 juni 2005 met bijlagen, opgemaakt door [verbalisant 1], sociaal rechercheur van de Regionale Sociale Recherche Nieuwegein en buitengewoon opsporingsambtenaar, (blz. 2 t/m 41 van het proces-verbaal nr. RSRN 050004), voor zover -zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas en/of bevindingen van voornoemde verbalisant:
blz. 3
Op 24 december 2002 werd door de gemeente Houten aan [getuige 1] een periodieke uitkering toegekend krachtens de Algemene Bijstandswet naar de norm van een alleenstaande ouder.
3. Een ambtsedig proces-verbaal van de Regionale Sociale Recherche Nieuwegein, ongenummerd, d.d. 13 juni 2005, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] voornoemd en [verbalisant 2], sociaal rechercheur van de Regionale Sociale Recherche Nieuwegein, (bijlage 2 onder 1 van het proces-verbaal nr. RSRN 050004), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
blz. 34
Ik kan zeggen dat [verdachte] (het hof leest: [verdachte]) en ik vanaf november 2004 tot heden 13 juni 2005 samenwonen in mijn woning aan de [a-straat 1] te [woonplaats].
[Verdachte] slaapt nagenoeg dagelijks bij mij.
Natuurlijk eet en douchet [verdachte] nagenoeg dagelijks bij mij.
De kleding van [verdachte] was ik voor hem en ik strijk ook zijn kleding.
Blz. 35
Ik heb onze samenwoning altijd verzwegen, want ik was altijd bang dat ik mijn uitkering kwijt zou raken.
Ik krijg ongeveer € 800,-- aan bijstandsuitkering. Daarvan moet ik de huur, energielasten betalen.
4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 3 Wetboek van Strafvordering, te weten een relaas, opgemaakt door [verbalisant 1] voornoemd, (bijlage 8 onder 1 van het proces-verbaal nr. RSRN 050004), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende een verklaring afgelegd op 18 januari 2005 van de getuige [getuige 2]:
blz. 11
Ik begrijp dat deze getuigenverklaring belastend is voor mijn dochter [getuige 1] en mijn echtgenoot [verdachte] - die ik dus de hele tijd '[verdachte]' noem.
Blz. 6
Dat [verdachte] (het hof leest: [verdachte]) en [getuige 1] samenwonen aan de [a-straat 1] te [woonplaats] is mij gebleken, omdat [verdachte] vaak de twee kinderen van [getuige 1] naar school brengt, iets verderop in de wijk. [Verdachte] heeft zijn kluis in de woning van [getuige 1].
5. Geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten rechtmatigheidsonderzoeksformulieren Abw van de gemeente Houten betreffende [getuige 1], wonende te [woonplaats], [a-straat 1], vanaf november 2004 t/m mei 2005, telkens voorzover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Op de vraag of in deze periode de gezamenlijke huishouding of de situatie als alleenstaande (ouder) gewijzigd is, heeft [getuige 1] telkens het vakje 'nee' aangekruist."
7. In de toelichting op het middel wordt een beroep gedaan op een drietal arresten van de Hoge Raad (HR 21 juni 2005, LJN AT1756; HR 9 mei 2006, NJ 2006, 297 en HR 3 april 2007, LJN AZ8364) waaruit - heel kort gezegd - blijkt dat in gevallen als de onderhavige het vereiste opzet niet voortvloeit uit het feit dat langdurig is samengewoond. Voor het bewijs van dat opzet is meer nodig.
8. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat [getuige 1] door middel van valsheid in geschrifte een uitkering was toegekend naar de norm van een alleenstaande ouder. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat verdachte geruime tijd met deze [getuige 1] heeft samengewoond en dat in ieder geval een deel van de gezamenlijke huishouding (de huur en de energielasten) met de uitkering werd bekostigd. Voorts blijkt daaruit dat verdachte wist dat [getuige 1] een bijstandsuitkering ontving. Wellicht kan daaruit worden afgeleid dat de verdachte er ook van op de hoogte was dat een deel van het gezamenlijk huishouden met die uitkering werd bekostigd. Niet uit de bewijsmiddelen kan echter worden afgeleid dat verdachte wist, ook niet in voorwaardelijke vorm, dat [getuige 1] onjuiste gegevens verstrekte en dat op grond daarvan aan haar een uitkering op de norm van een alleenstaande werd verstrekt. Uit de bewijsmiddelen blijkt bijvoorbeeld niet van enige betrokkenheid van verdachte bij het verstrekken van de gegevens. Als twee personen samenwonen kan een van die personen best een uitkering genieten, maar dan niet naar de norm van een alleenstaande. De bewijsconstructie van het Hof laat dan ook de mogelijkheid ook open dat verdachte ervan uitging dat de uitkering van [getuige 1] was gebaseerd op juiste gegevens.(1)
9. Het middel is gegrond.
10. Gronden waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, zijn door mij niet aangetroffen.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 In de bewijsconstructie van de politierechter stond nog in de verklaring van [getuige 1] opgenomen dat verdachte zich verstopte voor de Sociale Recherche, omdat hij wist dat het samenwonen niet was gemeld. Daaruit zou eventueel wel kunnen worden afgeleid dat verdachte wist dat er ergens iets niet klopte, maar het Hof heeft deze passage niet overgenomen.
Uitspraak 28‑10‑2008
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. Uit de bewijsmiddelen heeft het Hof weliswaar af kunnen leiden dat verdachte en zijn partner samenwoonden, dat hij aldus gebruik maakte van de voorzieningen op dat adres en dat deze voorzieningen geheel of ten dele werden bekostigd met de bijstandsuitkering van zijn partner, maar niet dat verdachte wist dat zijn partner onjuiste gegevens verstrekte en zij o.g.v. die gegevens ten onrechte een uitkering voor een alleenstaande genoot.
28 oktober 2008
Strafkamer
nr. S 00837/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 26 oktober 2006, nummer 21/001796-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het bewezenverklaarde opzet niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 7 november 2004 tot 13 juni 2005, te Houten, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit hetgeen werd aangeschaft met door misdrijf verkregen geld, te weten geld van (een) door [getuige 1], met wie hij, verdachte, duurzaam een gezamenlijke huishouding voerde als bedoeld in de Algemene Bijstandswet en/of de Wet Werk en bijstand, door middel van het opzettelijk plegen van valsheid in geschrifte van de (Sociale Dienst van de) gemeente Houten, uit hoofde van de Algemene Bijstandswet en/of de Wet Werk en bijstand verkregen uitkering, welk geld geheel of gedeeltelijk werd besteed aan het huishouden waarvan hij, verdachte, deel uitmaakte."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"In de periode van 7 november 2004 tot 13 juni 2005 te Houten sliep ik wel eens bij [getuige 1]. Ik wist dat zij een bijstandsuitkering had."
b. een proces-verbaal van de Regionale Sociale Recherche Nieuwegein, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 24 december 2002 werd door de gemeente Houten aan [getuige 1] een periodieke uitkering toegekend krachtens de Algemene Bijstandswet naar de norm van alleenstaande ouder."
c. een proces-verbaal van de Regionale Sociale Recherche Nieuwegein, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
"Ik kan zeggen dat [verdachte] (het hof leest: [verdachte]) en ik vanaf november 2004 tot heden 13 juni 2005 samenwonen in mijn woning aan de [a-straat 1] te [woonplaats].
[Verdachte] slaapt nagenoeg dagelijks bij mij.
Natuurlijk eet en douchet [verdachte] nagenoeg dagelijks bij mij.
De kleding van [verdachte] was ik voor hem en ik strijk ook zijn kleding.
Ik heb onze samenwoning altijd verzwegen, want ik was altijd bang dat ik mijn uitkering kwijt zou raken.
Ik krijg ongeveer € 800,-- aan bijstandsuitkering. Daarvan moet ik de huur, energielasten betalen."
d. een geschrift, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 2]:
"Ik begrijp dat deze getuigenverklaring belastend is voor mijn dochter [getuige 1] en mijn echtgenoot [verdachte] - die ik dus de hele tijd '[verdachte]' noem.
Dat [verdachte] (het hof leest: [verdachte]) en [verdachte] samenwonen aan de [a-straat 1] te [woonplaats] is mij gebleken, omdat [verdachte] vaak de twee kinderen van [verdachte] naar school brengt, iets verderop in de wijk. [Verdachte] heeft zijn kluis in de woning van [verdachte]."
e. rechtmatigheidsonderzoeksformulieren Abw van de gemeente Houten betreffende [getuige 1], telkens voor zover inhoudende:
"Op de vraag of in deze periode de gezamenlijke huishouding of de situatie als alleenstaande (ouder) gewijzigd is, heeft [getuige 1] telkens het vakje 'nee' aangekruist."
2.3. Het Hof heeft voorts het volgende overwogen:
"Uit het aandeel dat [getuige 1] in hun gezamenlijke huishouding heeft gehad, heeft verdachte voordeel getrokken. Onder dit voordeel kan in ieder geval worden verstaan het hebben van onderdak, het gebruik van gas, water, licht en voeding.
Dat verdachte zelf ook een bijdrage aan de huishouding leverde, doet hier niet aan af."
2.4. Uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit het door misdrijf verkregen geld.
Uit de bewijsmiddelen heeft het Hof weliswaar kunnen afleiden dat de verdachte en [getuige 1] van 7 november 2004 tot 13 juni 2005 samenwoonden op het adres [a-straat 1] te [woonplaats], dat de verdachte aldus gebruik maakte van de voorzieningen op dat adres en dat die voorzieningen geheel of ten dele werden bekostigd met de bijstandsuitkering van [getuige 1], maar de bewijsmiddelen houden niets in waaruit kan volgen dat, zoals is bewezenverklaard, de verdachte wist dat [getuige 1] onjuiste gegevens verstrekte en zij op grond van die gegevens ten onrechte een uitkering voor een alleenstaande genoot.
2.5. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 28 oktober 2008.
Mr. Thomassen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.