HR, 28-10-2008, nr. S 00810/07
ECLI:NL:HR:2008:BE9606
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28-10-2008
- Zaaknummer
S 00810/07
- LJN
BE9606
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BE9606, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑10‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BE9606
ECLI:NL:HR:2008:BE9606, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑10‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BE9606
- Vindplaatsen
Conclusie 28‑10‑2008
Inhoudsindicatie
HR ambtshalve. Strafoplegging. Art 425.2 (oud) Sv. Bij het vonnis in EA is verdachte veroordeeld tot een geldboete. Met de veroordeling van verdachte tot hechtenis is de enkelvoudige kamer van het Hof gelet op het hier nog van toepassing zijnde art. 425.2 (oud) Sv buiten haar bevoegdheid getreden.
Nr. 00810/07
Mr. Knigge
Zitting: 26 augustus 2008
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Verdachte is door de Enkelvoudige Kamer van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 22 november 2006 voor 1: "overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994", 2: "overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994" en 3: "als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden" veroordeeld tot hechtenisstraffen van onderscheidenlijk drie weken, twee weken en drie weken. Voorts heeft het Hof bij feit 2 de auto en een sleutelbos verbeurd verklaard.
2. Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3. Namens verdachte heeft mr. R.C.C.M. Nadaud, advocaat te Vaals, één middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel beoogt kennelijk te klagen over schending van art. 359 lid 2 laatste volzin Sv (en niet over lid 3 zoals in de cassatieschriftuur staat vermeld), omdat het Hof niet expliciet heeft gereageerd op het verweer over de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant 1].
5. Wil een beroep in cassatie op schending van art. 359 lid 2 Sv slagen dan zal de verdediging een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt moeten hebben ingenomen. Voor zover in cassatie wordt geciteerd uit hetgeen bij de Kantonrechter is aangedragen, kan daarop geen acht worden geslagen. De steller in cassatie citeert daarnaast ook uit zijn aan het Hof overgelegde en aan de aantekening mondeling arrest gehechte pleitnota:
"Het is niet uitgesloten dat [verbalisant 1] zich in de persoon van cliënt heeft vergist. Het was donker, een afstand van 20 meter, de bestuurder zat in een auto waardoor je moeilijker te herkennen bent, de getuige weet niet meer of hij de bestuurder van voren of van opzij heeft gezien, de getuige kan de bestuurder niet verder beschrijven door de zitpositie in de auto van de getuige."
6. Aan het slot van de pleitnota wordt dan nog gesteld dat er "nogal wat vraagtekens" zijn te zetten bij de verklaring van getuige [verbalisant 1] en dat dit meebrengt dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De vraag is of het Hof het aangevoerde had moeten opvatten als een standpunt dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van het Hof naar voren is gebracht. Eigenlijk heeft de verdediging niet meer gedaan dan twijfel geuit over de waarnemingen van [verbalisant 1], hetgeen in het algemeen onvoldoende is om van een onderbouwd standpunt te kunnen spreken.(1)
7. Belangrijker nog is het volgende. Het motiveringsgebrek waarover het middel klaagt, zou bestaan in het feit dat het Hof zich niet heeft uitgelaten over het standpunt van de raadsman. Die klacht mist feitelijke grondslag. Het Hof heeft niet alleen het proces-verbaal van de verbalisant voor het bewijs gebezigd, maar ook diens ter terechtzitting van de Kantonrechter aflegde verklaring met betrekking tot de betrouwbaarheid van zijn waarnemingen. Bovendien heeft het Hof in de aantekening mondeling arrest het volgende opgenomen:
"Bewijsoverweging:
Blijkens voornoemd proces-verbaal van bevindingen van 4 september 2003 hing de contactsleutel van de volkswagen Golf aan een sleutelbos met daaraan een ring en een sleutelhanger die volgens de verklaring van verdachte aan hem toebehoren. Dit levert - met de verklaringen van verbalisant [verbalisant 1] - het wettig en overtuigende bewijs dat het de verdachte is geweest die in de personenauto heeft gereden. Het Hof acht de verklaring van verdachte dat hij, na twee dagen de Volkswagen Golf te hebben gehad, deze heeft doorverkocht aan een zekere [betrokkene 2] niet geloofwaardig. Hetzelfde geldt voor de verklaring dienaangaande van [betrokkene 1]."
8. Over de begrijpelijkheid van deze overweging wordt in het middel niet geklaagd.
9. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering.
10. Ambtshalve vraag ik aandacht voor het volgende. De Enkelvoudige Kamer van het Hof heeft voor feit 2 een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf opgelegd van twee weken hechtenis (en de auto met sleutelbos verbeurd verklaard). De Kantonrechter had echter voor dit feit volstaan met een geldboete. Dat brengt met zich dat de strafoplegging in zoverre in strijd is met art. 425 lid 2 (oud) Sv. Art. 425 lid 2 Sv, dat gold ten tijde van het wijzen van het arrest, verbood de unus in appèl een onvoorwaardelijke straf of maatregel op te leggen die vrijheidsbeneming van langere duur meebrengt dan bij vonnis in eerste aanleg is opgelegd.(2) Gelet evenwel op het feit dat (1) de opgelegde straf binnen het wettelijke strafmaximum is gebleven, (2) het gaat om de schending van een - inmiddels vervallen - processueel voorschrift (het Hof had de zaak naar de meervoudige kamer kunnen verwijzen als het zich van de beperking van art. 425 lid 2 (oud) Sv bewust was geweest) en (3) in cassatie niet over de strafoplegging wordt geklaagd, meen ik dat er geen reden is voor ambtshalve cassatie.
11. Indien de Hoge Raad daarover anders zou oordelen kan hij ermee volstaan het arrest te vernietigen ten aanzien van de opgelegde hechtenis voor feit 2 en de zaak zelf af te doen door verdachte voor feit 2 een andere hoofdstraf op te leggen met inachtneming van art. 425 lid 2 (oud) Sv.
12. Andere gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
13. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Vgl. HR 16 mei 2006, LJN AU8266.
2 Bij het vervallen van art. 425 lid 2 Sv vat de Minister dit artikellid wel heel ruim op. In de Memorie van Toelichting lijkt het alsof het tweede lid voorschreef dat de enkelvoudige kamer in appel niet boven de straf opgelegd in eerste aanleg mocht uitkomen (Kamerstukken II, 30320, nr 3, par. 3.5., (stroomlijnen hoger beroep)), maar bedoeld lid 2 was beperkt tot onvoorwaardelijke, vrijheidsbenemende straffen.
Uitspraak 28‑10‑2008
Inhoudsindicatie
HR ambtshalve. Strafoplegging. Art 425.2 (oud) Sv. Bij het vonnis in EA is verdachte veroordeeld tot een geldboete. Met de veroordeling van verdachte tot hechtenis is de enkelvoudige kamer van het Hof gelet op het hier nog van toepassing zijnde art. 425.2 (oud) Sv buiten haar bevoegdheid getreden.
28 oktober 2008
Strafkamer
nr. S 00810/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 november 2006, nummer 20/001564-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring "Roermond" te Roermond.
1. De bestreden uitspraak
De verdachte is door de enkelvoudige kamer van het Hof, met vernietiging van het vonnis van de Rechtbank te Maastricht, sector kanton, van 7 april 2006, ter zake van drie overtredingen veroordeeld tot hechtenis van drie weken voor feit 1, van twee weken voor feit 2 en van drie weken voor feit 3. Voorts heeft het Hof ter zake van feit 2 een auto en een sleutelbos verbeurd verklaard.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.C.C.M. Nadaud, advocaat te Vaals, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.1. Ingevolge art. IV van de Wet van 5 oktober 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen en het wijzigen van de telastlegging (stroomlijnen hoger beroep), (Stb. 470), is artikel I, onderdeel T, niet van toepassing in zaken waarin in eerste aanleg vonnis is gewezen vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. Ingevolge art. I, onderdeel T, is art. 425, tweede lid, Sv vervallen. De wet is op 1 maart 2007 in werking getreden.
4.2. In de onderhavige zaak is in eerste aanleg op 7 april 2006 vonnis gewezen. Dat brengt mee dat het tweede lid van art. 425 Sv nog van toepassing is. Dat artikellid luidt als volgt:
"De enkelvoudige kamer is niet bevoegd tot onvoorwaardelijke oplegging van een straf of maatregel die vrijheidsbeneming van langere duur meebrengt dan de verdachte bij het vonnis in eerste aanleg is opgelegd."
4.3. Bij het vonnis in eerste aanleg is de verdachte ter zake van feit 2 veroordeeld tot een geldboete van € 200,?, subsidiair vier dagen hechtenis. Met de veroordeling van de verdachte tot hechtenis van twee weken is de enkelvoudige kamer van het Hof dan ook buiten haar bevoegdheid getreden.
De Hoge Raad zal daarom de bestreden uitspraak vernietigen, doch uitsluitend ten aanzien van de strafoplegging ter zake van feit 2.
5. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging ter zake van hetgeen onder 2 is bewezenverklaard;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, teneinde de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 28 oktober 2008.