NJ 2008, 330
HR, 03-06-2008, nr. 00902/07 E
HR 03-06-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC8658
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 juni 2008
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, A.J.A. van Dorst, J.W. Ilsink
- Zaaknummer
00902/07 E
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BC8658
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC8658, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑06‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC8658, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑06‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑07‑2007
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1; WED art. 28, 29; Sv art. 359a
Essentie
Ook als een voorlopige maatregel ex art. 28 en art. 29 WED is opgelegd, geldt als uitgangspunt dat de redelijke termijn niet is overschreden als binnen 2 jaar na aanvang van de in ogenschouw te nemen periode eindvonnis is gewezen en als in hoger beroep binnen 2 jaar na het instellen van het appel eindarrest is gewezen.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage, Economische Kamer, van 27 september 2006, nummer 22/003047-06, in de strafzaak tegen B.
Voorgaande uitspraak
Hof:
De uitspraak
Het Hof ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.