HR, 15-04-2008, nr. 08/00629 H
ECLI:NL:HR:2008:BC9416
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15-04-2008
- Zaaknummer
08/00629 H
- LJN
BC9416
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BC9416, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑04‑2008; (Herziening)
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Herziening. Van de in de aanvrage aangevoerde tegenstrijdigheid tussen de verklaringen die t.t.z.. van de Rb door als getuigen gehoorde politieambtenaren zijn afgelegd, kan niet worden gezegd dat deze de rechter die de veroordeling heeft uitgesproken niet bekend was. Aanvraag kennelijk ongegrond.
15 april 2008
Strafkamer
nr. 08/00629 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden van 18 juni 2007, nummer 17/880099-07, ingediend door:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Rechtbank heeft de aanvrager vrijgesproken ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en hem ter zake van 1. "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht", 3. "bedreiging met zware mishandeling" en 5. "eenvoudige belediging aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening" veroordeeld tot zeven maanden gevangenisstraf en hem ter zake van 2. "handelen in strijd met artikel 27, eerste lid van de Wet wapens en munitie" veroordeeld tot twee weken hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. De aanvrage steunt op de stelling dat de ter terechtzitting van de Rechtbank als getuigen gehoorde politieambtenaren tegenstrijdige, "en dus meinedige" verklaringen hebben afgelegd.
3.3. Van een mogelijke tegenstrijdigheid als in de aanvrage bedoeld kan niet worden gezegd dat deze de rechter die de veroordeling heeft uitgesproken niet bekend was.
3.4. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 15 april 2008.