HR, 15-04-2008, nr. 07/11564 H
ECLI:NL:HR:2008:BC9376
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15-04-2008
- Zaaknummer
07/11564 H
- LJN
BC9376
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BC9376, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑04‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BC9376
ECLI:NL:HR:2008:BC9376, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑04‑2008; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC9376
- Vindplaatsen
Conclusie 15‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Herziening. De HR verklaart de aanvrage (strekkende tot herziening van 2 uitspraken) gegrond, onder verwijzing naar de conclusie AG, inhoudend dat het ernstige vermoeden bestaat dat beide PR’s bij bekendheid met de in de conclusie (onder 4) genoemde omstandigheden aanvrager zouden hebben vrijgesproken.
Nr. 11564/07 H
Zitting: 19 februari 2008
Mr. Knigge
Conclusie inzake:
[aanvrager]
1. Aanvrager van herziening is bij uitspraak van de Politierechter te Amsterdam van 16 september 2004 wegens 1. "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel B onder C van de Opiumwet gegeven verbod" en 2. "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod" bij verstek veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 90 uur, subsidiair 45 dagen hechtenis, alsmede bij uitspraak van de Politierechter te Haarlem van 20 december 2005 wegens 1. "een reisdocument op grond van valse gegevens doen verstrekken" en 2. "bezit van een niet op zijn naam gesteld reisdocument" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
2. De herzieningsaanvrage is namens aanvrager ingediend door mr. H.K. Jap-A-joe, advocaat te Utrecht.
3. De aanvrage steunt op de stelling dat er sprake is van een persoonsverwisseling, nu de aanvrager niet de persoon is geweest die de in de bovenstaande vonnissen bewezenverklaarde feiten heeft begaan.
4. Ter staving van deze stelling zijn bij de aanvrage onder meer de volgende stukken overgelegd:
- het proces-verbaal van de terechtzitting van de Politierechter te Haarlem van 20 december 2005. Hieruit blijkt dat ter zitting onduidelijkheid bestond over de identiteit van de verdachte, zich noemend [betrokkene 1]. Uit onderzoek was echter komen vast te staan dat de verdachte niet de echte [betrokkene 1] was. Natrekking van de vingerafdrukken van de verdachte in het systeem leverde op dat daarin identieke vingerafdrukken voorkomen, horend bij [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats]. Het vonnis wordt dan ook gewezen ten aanzien van deze [aanvrager];
- een aantekening mondeling arrest van 18 mei 2006 van het Hof te Amsterdam inhoudende dat aanvrager [aanvrager] niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep van het vonnis van de Politierechter Haarlem van 20 december 2005. In de aanvrage wordt daarover gezegd dat aanvrager een dagvaarding ontving om op 18 mei 2006 in hoger beroep terecht te staan en dat hij door deze dagvaarding er achter kwam dat er een zaak tegen hem liep. Aanvrager is ter terechtzititng verschenen en heeft daar aangevoerd dat er sprake was van persoonsverwisseling. Ter zitting kwam toen vast te staan dat aanvrager niet de persoon was die op 30 april 2005 op Schiphol was aangehouden en wiens foto's in het dossier zaten. Het Hof heeft aanvrager vervolgens niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat de gevolmachtigd raadsman die hoger beroep had ingesteld, dit niet gedaan had voor aanvrager(1);
- een eveneens bij de aanvrage overgelegde brief van 22 mei 2006 van de Advocaat-Generaal bij het Hof Amsterdam mr. M.M. Steinmetz aan de raadsman van aanvrager. De Advocaat-Generaal schrijft daarin dat ter zitting is vastgesteld dat aanvrager geen gelijkenis vertoonde met de twee personen (de persoon zich noemende [betrokkene 1] en de echte [betrokkene 1], GK) van wie foto's in het dossier zitten. De Advocaat-Generaal geeft aan de KMAR te zullen vragen een onderzoek in te stellen naar de identiteit van de persoon waarvan aanvrager had gezegd dat hij deze wel eens gezien had, en of aanvrager kan zeggen waar hij die persoon gezien heeft. Voorts wijst de Advocaat-Generaal op het belang van zo'n onderzoek, omdat het Hof aanvrager niet-ontvankelijk heeft verklaard en het vonnis van de Politierechter nu geëxecuteerd zal gaan worden, terwijl dit bij de juiste persoon "(niet zijnde uw cliënt)" dient te geschieden;
- een brief van de raadsman van aanvrager van 20 juni 2006 aan de Advocaat-Generaal met daarin het antwoord op de vraag waar aanvrager de veroordeelde persoon gezien had, namelijk bij ene [betrokkene 2](2), en dat aanvrager meent dat deze persoon met de naam [betrokkene 3] werd aangesproken. Voorts vermeldt de brief dat [betrokkene 2] ook degene is geweest "die cliënt er van op de hoogte had gebracht dat de betreffende derde zich voor hem had uitgegeven toen die op 6 september 2004 door de politie van het 's-Gravesandeplein was aangehouden ter zake van dealen", welke aanhouding leidde tot het vonnis van de Politierechter te Amsterdam van 16 september 2004;
- een proces-verbaal van wachtmeester 1e klasse der Koninklijke Marechaussee Schiphol [verbalisant 1], van 17 april 2007, inhoudende dat de ter plekke afgenomen vingerafdrukken van aanvrager niet voorkwamen in het systeem, en dat aanvrager "[betrokkene 3]" herkende van een politiefoto, alsmede dat gelet daarop "kan worden aangenomen dat [aanvrager] welke vrijwillig heeft meegewerkt aan het onderzoek en welke op 11 april 2007 is gehoord NIET degene is geweest die is aangehouden op de luchthaven Schiphol op 30 april 2005 terzake artikel 2 ABC van de Opiumwet;
- een proces-verbaal van [verbalisant 2], inspecteur van politie bij wijkteam 's-Gravesandeplein van 8 september 2004 inhoudende dat op 6 september 2004 een verdachte ter zake van drugsverkoop is aangehouden, die opgaf [aanvrager] te zijn, geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats]. Zijn identiteit kon niet gecontroleerd worden, daar hij niet in het bezit was van enig document waaruit zijn identiteit bleek. Wel zijn vingerafdrukken van die [aanvrager] afgenomen, maar die bleken niet bekend in het systeem. Deze vingerafdrukken zijn vervolgens (zie hiervoor ook productie 8 bij de aanvrage) in het systeem opgenomen;
- een Identiteitsvaststelling d.d. 28 juni 2005, inhoudende een Uitslag dactyloscopisch onderzoek van de vingerafdrukken van de persoon zich noemende [betrokkene 1], waaruit blijkt dat identieke vingerafdrukken in het systeem voorkomen op naam van [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1977, te [geboorteplaats]. Deze identieke vingerafdrukken zijn op 7 september 2004 in het systeem opgenomen.
5. Het komt mij voor dat uit het bovenstaande duidelijk wordt dat de persoon "[betrokkene 3]" zich in 2004 heeft voorgedaan als aanvrager, waardoor diens vingerafdrukken op naam van aanvrager in het politiesysteem zijn opgenomen. Toen "[betrokkene 3]" vervolgens in 2005 op Schiphol werd aangehouden en zich met een vals paspoort wist te indentificeren als [betrokkene 1], werd aan de hand van een vergelijking van zijn toen afgenomen vingerafdrukken met die in 2004 afgenomen vingerafdrukken ten onrechte aangenomen dat hij in werkelijkheid [aanvrager] was.
6. De Politierechter te Haarlem had dus eigenlijk te maken met een dubbele persoonsverwisseling. Hij stelde wel vast aan de hand van foto's dat de verdachte in die zaak niet de echte [betrokkene 1] was, maar had de eerdere persoonsverwisseling niet door. Ironisch genoeg sprak de verdachte in die zaak de waarheid voorzover hij verklaarde dat hij niet [aanvrager] was.
7. Overigens wordt in het als productie 6 overgelegde proces-verbaal van 17 april 2007 vermeld dat aanvrager in 2004 "ook al eens naar de politie is geweest om uit te leggen dat hij de echter [aanvrager] is".(3) Daar is kennelijk nooit iets mee gedaan. Ik ga er in ieder geval van uit dat dit bij geen van beide Politierechters bekend was.
8. Het voorgaande doet derhalve het ernstig vermoeden ontstaan dat beide Politierechters bij bekendheid met de onder 4 weergegeven omstandigheden de aanvrager zou hebben vrijgesproken.
9. Ik concludeer dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de gewijsden zal bevelen en de zaken zal verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam opdat de zaken op de voet van art. 467 Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Het Hof miskende met deze uitspraak dat het rechtsmiddel van hoger beroep ertoe strekt misslagen die zich in eerste aanleg hebben voorgedaan te herstellen; verg. HR 21 juni 1994, LJN: ZC9766. Zie ook HR 13 maart 2007, NJ 2007, 169.
2 Dit is mogelijk een verschrijving. In het na te noemen proces-verbaal van wachtmeester 1e klasse [verbalisant 1] wordt vastgesteld dat het om [betrokkene 2] ging.
3 Op de vraag van de verbalisant of aanvrager ooit heeft gemerkt dat in 2004 al iemand opgepakt was die zich voor hem heeft uitgegeven, antwoordt aanvrager: "Ja dat klopt ik ben toen naar de politie in de Bijlmer geweest en die verwezen mij naar de politie bij de Albert Cuyp. Hier hebben ze het nagegaan en daar zagen [ze] dat ik de echte [aanvrager] was. Ik heb daar toen een papiertje ondertekend en toen zagen ze dat degene die toen vastzat op mijn naam niet [aanvrager] was".
Uitspraak 15‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Herziening. De HR verklaart de aanvrage (strekkende tot herziening van 2 uitspraken) gegrond, onder verwijzing naar de conclusie AG, inhoudend dat het ernstige vermoeden bestaat dat beide PR’s bij bekendheid met de in de conclusie (onder 4) genoemde omstandigheden aanvrager zouden hebben vrijgesproken.
15 april 2008
Strafkamer
nr. 07/11564 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van in kracht van gewijsde gegane vonnissen van a) de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 16 september 2004, nummer 13/037807-04 en b) de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 20 december 2005, nummer 15/656569-05, ingediend door mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman.
1. De uitspraken waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam heeft de aanvrager ter zake van 1. "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel B (de Hoge Raad leest: artikel 2) onder C van de Opiumwet gegeven verbod" en 2. "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod" bij verstek veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 90 uur, subsidiair 45 dagen hechtenis. De Politierechter in de Rechtbank te Haarlem heeft de aanvrager ter zake van 1. "een reisdocument op grond van valse gegevens doen verstrekken" en 2. "bezit van een niet op zijn naam gesteld reisdocument" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. In de aanvrage wordt daartoe aangevoerd dat sprake is van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de gewijsden zal bevelen en de zaken zal verwijzen naar het
Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaken op de voet van art. 467 Sv opnieuw zullen worden behandeld en afgedaan. De conclusie is aan dit arrest gehecht.
4. Beoordeling van de aanvrage
Gelet op hetgeen in de conclusie van de Advocaat-Generaal is weergegeven, is de aanvrage gegrond.
5. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van:
a) het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 16 september 2004;
b) het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 20 december 2005;
verwijst de zaken naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaken op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zullen worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 15 april 2008.