HR, 01-04-2008, nr. 01199/07 P
ECLI:NL:HR:2008:BC8581
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
01-04-2008
- Zaaknummer
01199/07 P
- LJN
BC8581
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BC8581, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑04‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BC8581
ECLI:NL:HR:2008:BC8581, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑04‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC8581
- Vindplaatsen
Conclusie 01‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Conclusie AG over de gemiddelde opbrengst per plant van 28.2 gram, ontleend aan het rapport "Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, uitgave van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie" van april 2005. HR: 81 RO.
Nr. 01199/07 P
Mr. Vellinga
Zitting: 4 maart 2008 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
[Betrokkene]
1. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft bij arrest van 10 april 2006 het door de veroordeelde uit "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder B (oud), van de Opiumwet gegeven verbod, medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet Milieubeheer", verkregen voordeel vastgesteld op € 31.475,40 en aan de veroordeelde ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
2. Namens de veroordeelde heeft mr. H.P. Ruysink, advocaat te Maastricht, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel begrijp ik aldus dat het er over klaagt dat het Hof bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel had moeten uitgaan van een gemiddelde opbrengst van 22 gram per plant in plaats van 28,2 gram per plant.
4. Het Hof heeft in een nadere bewijsoverweging - voor zover hier van belang - het volgende overwogen:
"Anders dan kennelijk in het hierboven vermelde bewijsmiddel vermeld, heeft het hof als uitgangspunt voor haar berekeningen de inhoud van de notitie "Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht" van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie van april 2005 gehanteerd."
5. Het middel dat zich, bezien in combinatie met de toelichting, kennelijk niet keert tegen het gebruik van genoemd rapport als zodanig, stelt dat "[n]u in casu niet meer te achterhalen is (...) hoeveel planten per vierkante meter hebben gestaan er uitgegaan [moest] worden van een gemiddelde van 22 gram per plant."
6. Met de opmerking "een gemiddelde opbrengst van 22 gram per plant" verwijst de steller van het middel kennelijk naar de gemiddelde opbrengst, zoals berekend in het rapport van het Gerechtelijk Laboratorium (thans NFI) van 16 maart 1995.(1) Omdat de vraag gesteld kon worden bij de actualiteit van de in dat rapport geformuleerde normen, en teneinde meer uniformiteit in de berekeningen van wederrechtelijk verkregen voordeel te bewerkstelligen en meer duidelijkheid te verschaffen, is in 2003 het project "Standaardberekening wederrechtelijk verkregen voordeel bij hennepkwekerijen" gestart. Het door het Hof hiervoor onder 4 genoemde rapport van april 2005 is de uitkomst van dat project.(2)
7. Het Hof is bij de schatting van de omvang van het wederrechtelijk verkregen uitgegaan van laatstgenoemd rapport. In dat rapport is voor de opbrengst wanneer - zoals het middel overeenkomstig kennelijk het Hof tot uitgangspunt neemt - het aantal planten per vierkante meter niet bekend is, een hoeveelheid van 28,2 gram per plant berekend."(3) De keuze van het Hof voor het hanteren van de berekening uit dat rapport is niet onbegrijpelijk nu genoemd rapport is gebaseerd op onderzoek van recenter datum en dus geacht kan zijn beter te zijn toegesneden op het onderhavige geval dan het rapport van 16 maart 1995, dat immers is uitgebracht ongeveer tien jaar voor de gedragingen waarvan het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt ontnomen.
8. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 bedoelde motivering.
9. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 H. Huizer en A.I. Poortman-van der Meer, Rapport inzake de opbrengst van hennepplanten bij "binnenkweek", 16 maart 1995.
2 Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, uitgave van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie, april 2005, p. 1.
3 Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, uitgave van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie, april 2005, p. 22.
Uitspraak 01‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Conclusie AG over de gemiddelde opbrengst per plant van 28.2 gram, ontleend aan het rapport "Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, uitgave van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie" van april 2005. HR: 81 RO.
1 april 2008
Strafkamer
nr. 01199/07 P
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 10 april 2006, nummer 20/008427-05, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Geerhorst" te Sittard.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. H.P. Ruysink, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 1 april 2008.