HR, 25-03-2008, nr. 03601/06
ECLI:NL:HR:2008:BC4290
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25-03-2008
- Zaaknummer
03601/06
- LJN
BC4290
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BC4290, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑03‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BC4290
ECLI:NL:HR:2008:BC4290, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑03‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC4290
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑05‑2007
- Vindplaatsen
Conclusie 25‑03‑2008
Inhoudsindicatie
Strafmotivering. De motivering van de strafoplegging is onbegrijpelijk nu het Hof blijkens de motivering bij de strafoplegging ervan is uitgegaan dat het primair tenlastegelegde is bewezenverklaard, terwijl in het verkorte arrest de bewezenverklaring en kwalificatie zijn gegrond op hetgeen subsidiair is tenlastegelegd.
Nr. 03601/06
Mr. Knigge
Zitting: 29 januari 2008
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Leeuwarden bij arrest van 25 juli 2006 wegens subsidiair "medeplegen van mishandeling" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van vijftig uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
2. Namens verdachte heeft mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel behelst de klacht dat 's Hofs strafmotivering in het licht van de bewezenverklaring en de kwalificatie onbegrijpelijk is. Blijkens de toelichting op het middel komt de klacht er in de kern op neer dat het Hof in de aanvulling op het verkorte arrest verbeteringen in dat verkorte arrest heeft aangebracht die niet zijn toegestaan.
4. Aan verdachte is bij inleidende dagvaarding tenlastegelegd primair: medeplegen van poging tot zware mishandeling en subsidiair: medeplegen van mishandeling. Blijkens de aan het arrest gehechte uitgestreepte tenlastelegging heeft het Hof (met doorhaling van het primair tenlastegelegde) ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 24 september 2004 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk mishandelend een persoon, genaamd [slachtoffer]
- meermalen met een Pvc-buis tegen het lichaam heeft geslagen en
- meermalen met kracht met zijn hand tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden."
Het Hof heeft dit bewezenverklaarde in het verkorte arrest gekwalificeerd als: "subsidiair: medeplegen van mishandeling".
5. De duidelijkheid die aldus lijkt te zijn geschapen, wordt door de overige inhoud van het verkorte arrest goeddeels tenietgedaan. Het begint er al mee dat een uitdrukkelijke beslissing dat het Hof van het primair tenlastegelegde heeft vrijgesproken, ontbreekt. In het dictum (p. 4 van het arrest) valt zelfs te lezen het primair tenlastegelegde wordt bewezenverklaard. Dat strookt met de zowel op p. 3 van het arrest als in het dictum (p. 4) voorkomende zinsnede dat het Hof niet bewezen acht "hetgeen aan verdachte als voormeld primair (curs. van mij, Kn) meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen". Dat strookt ook met het feit dat op p. 4 de artt. 45 en 302 als toepasselijk zijn aangehaald (en niet art. 300 Sr).
6. De steller van het middel is aangeslagen op de strafmotivering, en meer in het bijzonder op de laatste zin daarvan. Ik geef de strafmotivering in haar geheel weer:
"Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft samen met zijn zoon het slachtoffer [slachtoffer] toegetakeld. Hij kreeg klappen. Terwijl de zoon van verdachte het slachtoffer bleef slaan, heeft verdachte een pvc-buis opgehaald. Met die buis heeft hij het slachtoffer meerdere keren tegen het lichaam geslagen. Verdachte en zijn zoon hebben het slachtoffer dusdanig mishandeld, dat hij hierdoor het bewustzijn verloor. Op deze wijze hebben verdachte en zijn zoon de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en hebben zij zijn gezondheid in gevaar gebracht.
Hoewel het hof met de advocaat-generaal van oordeel is dat dit een ernstig feit betreft, zal het hof, anders dan gevorderd, aan verdachte geen vrijheidstraf opleggen, ook niet in voorwaardelijke zin. Gelet op het feit dat verdachte het conflict niet heeft geïnitieerd en gelet op het feit dat uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 23 mei 2006 niet blijkt van recente veroordelingen, is een dergelijke vrijheidsstraf geen passende sanctie. De feiten rechtvaardigen echter wel een onvoorwaardelijke werkstraf. Nu het hof, anders dan de rechtbank, tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde komt, zal het hof aan verdachte een werkstraf opleggen van dezelfde duur als door de advocaat-generaal gevorderd."
7. Dat er iets niet klopte, is het Hof niet ontgaan. Aan het arrest is een "verbeterblad" gehecht dat bestaat uit een verbeterde pagina 4. Het woord primair in het dictum is op de verbeterde pagina vervangen door het woord subsidiair. Ook de laatste zin van de (op p. 4 eindigende) strafmotivering is aangepast en is komen te luiden:
"Het hof zal aan verdachte een werkstraf opleggen van dezelfde duur als door de advocaat-generaal gevorderd."
8. De aanvulling op de bestreden uitspraak als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv bevat voorts de volgende overweging:
"Correctie:
Abusievelijk zijn op bladzijde 4 van het verkorte arrest enige verschrijvingen geslopen. Deze zijn gecorrigeerd met een verbeterblad. De verbeteringen doen geen afbreuk aan de essentie van 's hofs arrest."
9. Een dergelijke wijziging in de aanvulling op het verkorte arrest is volgens de steller van het middel niet toegestaan. Uit jurisprudentie kan worden opgemaakt dat in de aanvulling op het verkorte arrest wijzigingen van de bewezenverklaring, de kwalificatie of de strafmotivering niet zijn toegelaten. Dat laat onverlet dat fouten in het verkorte arrest in bepaalde gevallen als een kennelijke misslag kunnen worden opgevat. Dat er in casu sprake is van een kennelijke misslag wordt in de toelichting op het middel niet aannemelijk geacht, nu het Hof uitdrukkelijk heeft overwogen dat hij "anders dan de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het primair ten laste gelegde".
10. Ook ik zou menen dat de mantel der liefde niet groot genoeg is om de verregaande slordigheden in het verkorte arrest toe te dekken. Ik merk daarbij op dat met het "verbeterblad" niet eens alle misslagen zijn rechtgezet.(1) Belangrijker is dat, als het "verbeterblad" wordt weggedacht, bepaald niet duidelijk of het Hof nu wegens het primair tenlastegelegde danwel wegens het subsidiair tenlastegelegde heeft veroordeeld. Op dat essentiële punt is het arrest van het Hof innerlijk tegenstrijdig. Die tegenstrijdigheid werkt tot in het dictum door, terwijl juist de beslissingen in het dictum ondubbelzinnig dienen te zijn vastgelegd. Het is anders gezegd nog maar de vraag of de voorgestelde verbeteringen geen afbreuk doen aan de "essentie" van 's Hofs arrest omdat onduidelijk is wat die essentie is. Voor een verbeterde lezing van het arrest zie ik daarom geen ruimte.
11. Het middel slaagt.
12. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
13. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gegronde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Nog steeds ontbreekt dan een expliciete vrijspraak van het primair tenlastegelegde, nog steeds wordt op p. 3 met betrekking tot de deelvrijspraken van het primair tenlastegelegde gesproken en nog steeds worden op p. 4 de verkeerde wetsartikelen aangehaald.
Uitspraak 25‑03‑2008
Inhoudsindicatie
Strafmotivering. De motivering van de strafoplegging is onbegrijpelijk nu het Hof blijkens de motivering bij de strafoplegging ervan is uitgegaan dat het primair tenlastegelegde is bewezenverklaard, terwijl in het verkorte arrest de bewezenverklaring en kwalificatie zijn gegrond op hetgeen subsidiair is tenlastegelegd.
25 maart 2008
Strafkamer
nr. 03601/06
SM/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 25 juli 2006, nummer 24/001383-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden van 29 juni 2005 - de verdachte ter zake van subsidiair "medeplegen van mishandeling" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en een zodanige op art. 440 Sv gegronde beslissing zal nemen als aan de Hoge Raad gepast voorkomt.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat "de strafmotivering, in het licht van de bewezenverklaring en de kwalificatie, onbegrijpelijk is".
3.2.1. Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding tenlastegelegd primair het medeplegen van poging tot zware mishandeling en subsidiair het medeplegen van mishandeling.
3.2.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de Advocaat-Generaal bij het Hof aldaar gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van vijftig uren, subsidiair vijfentwintig dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren. Het Hof legde een werkstraf van vijftig uren op.
3.2.3. Het verkorte arrest houdt in dat het Hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte:
"op 24 september 2004 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk mishandelend een persoon, genaamd [slachtoffer]
- meermalen met een Pvc-buis tegen het lichaam heeft geslagen en
- meermalen met kracht met zijn hand tegen het
gezicht/hoofd heeft geslagen waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden."
3.2.4. Het verkorte arrest houdt met betrekking tot de kwalificatie van het bewezenverklaarde het volgende in:
"Subsidiair: medeplegen van mishandeling."
3.2.5. Het verkorte arrest houdt als strafmotivering - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft samen met zijn zoon het slachtoffer [slachtoffer] toegetakeld. Hij kreeg klappen. Terwijl de zoon van verdachte het slachtoffer bleef slaan, heeft verdachte een pvc-buis opgehaald. Met die buis heeft hij het slachtoffer meerdere keren tegen het lichaam geslagen. Verdachte en zijn zoon hebben het slachtoffer dusdanig mishandeld, dat hij hierdoor het bewustzijn verloor. Op deze wijze hebben verdachte en zijn zoon de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en hebben zij zijn gezondheid in gevaar gebracht.
Hoewel het hof met de advocaat-generaal van oordeel is dat dit een ernstig feit betreft, zal het hof, anders dan gevorderd, aan verdachte geen vrijheidstraf opleggen, ook niet in voorwaardelijke zin.
Gelet op het feit dat verdachte het conflict niet heeft geïnitieerd en gelet op het feit dat uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 23 mei 2006 niet blijkt van recente veroordelingen, is een dergelijke vrijheidsstraf geen passende sanctie.
De feiten rechtvaardigen echter wel een onvoorwaardelijke werkstraf. Nu het hof, anders dan de rechtbank, tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde komt, zal het hof aan verdachte een werkstraf opleggen van dezelfde duur als door de advocaat-generaal gevorderd."
3.3. Blijkens de strafmotivering is het Hof bij de strafoplegging ervan uitgegaan dat het primair tenlastegelegde is bewezenverklaard, terwijl in het verkorte arrest de bewezenverklaring en de kwalificatie zijn gegrond op hetgeen subsidiair is tenlastegelegd. De motivering van de strafoplegging is dus onbegrijpelijk. Het middel klaagt daarover terecht.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt het vorenoverwogene mee dat als volgt moet worden beslist
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 25 maart 2008.
Beroepschrift 15‑05‑2007
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
te 's Gravenhage
CASSATIESCHRIFTUUR
Griffienummer: 03601/06
Geeft eerbiedig te kennen:
[verdachte], wonende te [woonplaats] aan de [adres]
Dat verzoeker tot cassatie van een hem betreffend arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, uitgesproken op 25 juli 2006, het navolgende middel van cassatie voordraagt:
Middel
Het recht is geschonden en / of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt. De artikelen 359, vijfde lid en 415 Sv zijn geschonden doordat de strafmotivering, in het licht van de bewezenverklaring en de kwalificatie onbegrijpelijk is.
Toelichting:
Het Gerechtshof heeft verzoeker veroordeeld wegens het medeplegen van mishandeling. In de strafmotivering heeft het Gerechtshof daarentegen overwogen:
‘Nu het hof, anders dan de rechtbank, tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde komt, zal het hof aan de verdachte een werkstraf opleggen van dezelfde duur als door de advocaat-generaal gevorderd.’
Het Gerechtshof heeft de straf dus bepaald op grond van een ander feit (medeplegen poging zware mishandeling) dan is bewezenverklaard. Dit maakt de opgelegde straf en de motivering daarvan onbegrijpelijk.
In de aanvulling op het verkorte arrest is een ‘verbeterblad’ opgenomen waarbij het Gerechtshof de strafmotivering als volgt heeft gewijzigd:
‘Het hof zal aan verdachte een werkstraf opleggen van dezelfde duur als door de advocaat-generaal gevorderd.’
Een dergelijke wijziging in de aanvulling op het verkorte arrest is echter niet toegestaan.
Onder een verkort vonnis / arrest in de zin van de artikelen 138b en 365a Sv wordt verstaan een vonnis waarin geen bewijsmiddelen zijn opgenomen, nog een opgave daarvan.
Volgens vaste jurisprudentie kunnen in de aanvulling op het verkorte arrest geen andere wijzigingen worden opgenomen dan degene die betrekking hebben op de bewijsvoering. Wijzigingen van de bewezenverklaring (NJ 2000, 548), de kwalificatie (NJ 2003, 168), of de strafmotivering (NJ 2002, 350) zijn niet toegestaan. Dat is in een enkel geval anders als het om een kennelijk misslag gaat (NJ 2004, 351).
Dat het in deze zaak zou gaan om een kennelijke misslag is niet goed voorstelbaar, nu het Gerechtshof uitdrukkelijk heeft overwogen dat hij anders dan de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het primair ten laste gelegde.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. R.P. Snorn, advocaat te 8441 EN Heerenveen, aldaar kantoor houdende aan de K.R. Poststraat 91, die verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door verzoeker tot cassatie.
[Mr. R.P. Snorn
Advocaat en procureur
Postbus 612
8440 AP Heerenveen]